Commissie ABZM 6 mei 2014 (19.45 uur)
- Datum:
- 06-05-2014
- Tijd:
- 19:45 - 22:00
- Zaal:
- raadzaal
- Openbaarheid:
- Openbaar
- Voorzitter:
- J.W. Reterink
- Notulist:
- E.J.H. Linssen-Nijland
Aanwezig | Naam |
---|---|
Voorzitter | J.W. Reterink |
SGP | Andre Scheppink, Ewart Bosma en Richard Jansen |
CDA | Dieger ten Berge, Erik Wessels, Henk Nijkamp en Isa Kahraman |
ChristenUnie | Bert Tijhof en Willemien Riezebos-Tessemaker |
Gemeentebelang | Jan Beunk, Patrick Kroeze en Willem ter Schure |
PvdA | Hans ter Keurst en Sabahittin Kök |
VVD | Frans Noordam en Elsbeth Deijk |
Lokaal Liberaal | Rob de Koe en Dini Heuver-Harbers |
D66 | Herman Klein Velderman en Casper Polman |
Griffier | |
Wethouders | R.J. Cornelissen, A.C. Hofland, B. Beens |
Pers | 1 |
Publiek | 11 |
1 Opening
De VOORZITTER opent de vergadering en heet allen van harte welkom, in het bijzonder de heer Wolters en mw. Duvivier van de Rekenkamer West Twente. De griffier is verhinderd, zijn plaatsvervanger voor deze vergadering is mw. Van der Wal.
2 Inventarisatie spreekrecht
Er hebben zich geen sprekers gemeld.
3 Vaststellen definitieve agenda
De agenda wordt ongewijzigd vastgesteld.
4 Verslag vergadering 7 april 2014
Het verslag wordt ongewijzigd goedgekeurd.
5. Mededelingen vanuit samenwerkingsverbanden en over strategische projecten
Er zijn geen mededelingen.
6 Presentatie rekenkamerrapport Digitale Dienstverlening
De heer WOLTERS stelt zichzelf voor en zegt dat de Rekenkamer een onafhankelijk instituut is, speciaal voor de raad. Ze agenderen zelf maar betrekken er de raad bij.
Hij geeft aan dat de centrale vraag voor dit rapport is welke bijdrage digitale dienstverlening levert aan de bezuinigingsdoelstelling die de raad heeft t.a.v. bedrijfsvoering en een efficiënt contact tussen de gemeente, de burgers en de ondernemers.
Mevrouw DUVIVIER laat weten dat ze onderzoeker is en kennis heeft van digitale dienstverlening. Ze houdt een presentatie die als bijlage 1 is toegevoegd aan dit verslag.
De heer WOLTERS geeft een toelichting op de essentie en de boodschap die de Rekenkamer aan de raad meegeeft. Er zijn aanbevelingen gedaan maar het is aan de raad om hier iets van te vinden en om vragen aan het college te stellen over de inhoud van het rapport.
Ze denkt dat sturingsinformatie van belang is, waarbij de vraag gesteld moet worden of de raad moet sturen op digitale dienstverlening of op dienstverlening in het algemeen, met digitale dienstverlening daarop als een variant. Op dit moment heeft de raad informatie over klanttevredenheid in algemene zin, hierover wordt ook gerapporteerd in de begroting.
Hij geeft aan dat hier ook anders naar gekeken kan worden, waarbij de vraag gesteld wordt of de raad zich schaart achter de ambitie van kanaalsturing (burgers proberen te bewegen om internet te gebruiken). Als dat zo is dan is het zinvol daarover informatie te genereren, door het college of in samenspraak met het college.
Hij gaat in op de onderzoeksvraag over efficiency en het realiseren van een bezuinigingsdoelstelling, waarbij het beeld bij de raad bestond dat digitale dienstverlening hieraan zou kunnen bijdragen.
Uit de sturingsinformatie is echter niet op te maken dat dat ook het geval is. De raad moet dus nog bepalen of er aan efficiency bijgedragen moet worden of niet, wat dat betekent voor de informatie die gevraagd wordt en wat het betekent voor de manier waarop de bedrijfsvoering is ingericht. Op dit moment is het niet zo georganiseerd dat je deze informatie ook makkelijk kunt verkrijgen.
Hij gaat in op de realisatie van PiP (Persoonlijke Internet Pagina) voor burgers. Er is inmiddels veel geïnvesteerd aan de achterkant en spreker kan zich voorstellen dat de raad wil weten wat dit oplevert op het gebied van dienstverlening, waarbij PiP als een voorbeeld kan worden gezien.
Mevrouw HEUVER vraagt of er al gemeenten zijn die PiP gebruiken.
Mevrouw DUVIVIER bevestigt dit en zegt dat de persoonlijke internetpagina onderdeel is van een nationaal programma over digitale dienstverlening. Het einddoel is dat alle gemeenten gebruik gaan maken van een dergelijk digitaal platform, echter wel voor iedere gemeente in een wat andere vorm.
De heer KROEZE refereert aan de woorden in het rapport dat digitale dienstverlening wordt gedragen door een beperkte groep enthousiaste mensen, waarbij de risico’s daarvan worden beschreven. Hij vraagt of er voorbeelden zijn die niet voorgekomen waren als de gemeente een visie had gehad. Mevrouw DUVIVIER geeft aan dat er 2 constateringen zijn: de visie is beknopt beschreven in beleid en dat betekent dat de visie voornamelijk in de hoofden van mensen zit. Dit wil echter niet zeggen dat er geen visie is. Er komt wel een duidelijke lijn naar voren, waarbij de gemeente de burgers wil verleiden gebruik te maken van het digitale platform en ze de gelegenheid wil bieden zaken te doen met de gemeente op het moment dat het hen uitkomt. Dit is echter niet uitputtend in beleid beschre-ven en op dit moment geven medewerkers hier zelf invulling aan.
De heer WOLTERS zegt dat de investeringen eerst in onderbouw en daarna naar buiten toe ook niet strikt op papier zijn vastgelegd. De vraag die daarbij gesteld kan worden is wanneer dit zichtbaar moet worden in de dienstverlening die gepleegd wordt.
De heer POLMAN wijst op de aanbevelingen van de Rekenkamer waarin gezegd wordt dat voor-komen moet worden dat digitale dienstverlening alleen in de hoofden van mensen zit, gelet op de ‘we doen het’ mentaliteit in Rijssen-Holten. Hij vraagt naar concrete acties om dit te voorkomen.
Hij vraagt of er sprake is van een desinvestering op het moment dat besloten wordt niet over te gaan op PiP en zo ja, hoe groot deze dan is.
In de aanbevelingen wordt aangegeven dat het zaak is dat er vaart gemaakt wordt met de implemen-taties en spreker vraagt op welke termijn ze geïmplementeerd kunnen worden, danwel hoe lang de doorlooptijd is.
Mevrouw DUVIVIER zegt dat de vraag is wanneer je naar buiten wilt treden wanneer de onderbouw danwel de basis infrastructuur op orde is. Wellicht dat de raad hier ook iets van wil vinden.
Ze geeft aan dat PiP een onderdeel is van een breder nationaal programma op het gebied van digitale dienstverlening. Een onderdeel van het programma is dat de basisregistraties, zoals de BAG, GBA en voertuigenregistratie, dezelfde taal gaan spreken. In het verleden had iedere overheidsorganisatie zijn eigen systemen en die sloten niet op elkaar aan. Het doel van het programma NUB is om ervoor te zorgen dat dit wel gebeurt. Als je dit goed ingericht hebt betekent dit dat er gemakkelijker informatie kan worden ontsloten. Als je PiP niet introduceert, dan moet er wel geïnvesteerd worden in de basisregistraties om die op elkaar aan te laten sluiten. De investeringen die zijn gedaan dragen bij aan de realisatie van PiP, maar hebben wel een breder doel dan dat.
Wat de visie betreft zou de raad vanavond al een begin kunnen maken door er een uitspraak over te doen en kaders mee te geven. Wat de realisatie van PiP betreft zegt spreekster dat ze geen priori-teiten voor de gemeente kan bepalen. Het grootste deel van de technische investering die ervoor nodig is is inmiddels gedaan.
De heer NOORDAM merkt op dat niet gemeten wordt wat mensen doen op de website van Rijssen-Holten en vraagt of dit een bewuste keuze is of dat dit nog in een later stadium gebeurt.
Wethouder CORNELISSEN zegt dat ervoor gekozen is eerst te zorgen dat de gemeente aan wettelijke verplichtingen voldoet, waarbij er bewust voor gekozen is geen metingen te doen of te sturen.
De heer DE KOE vraagt hoe het college in de toekomst wel inzichtelijk kan maken wat er bespaard wordt met digitale dienstverlening en hoe dit in de begroting kan worden vertaald.
Wethouder CORNELISSEN zegt dat er nog geen traject is ingezet om hier werk van te maken. De introductie van PiP was voorzien in 2012, maar door de vele wettelijke verplichtingen die op de gemeente afkwamen was dit niet haalbaar. Het is aan de commissie en de raad hier actie op te ondernemen.
De heer TER SCHURE vraagt of de raad inzicht kan krijgen in de inspanning die geleverd moet worden om PiP in te voeren en hoe het college dit kan waarmaken.
Mevrouw DUVIVIER wijst erop dat de technische infrastructuur op orde moet zijn. Het vergt veel van de organisatie, omdat te allen tijde up-to-date informatie beschikbaar moet zijn. Daarbij spelen kennis en kunde op ICT-gebied ook een belangrijke rol. Het onderzoek dat de Rekenkamer heeft gedaan was hier niet op gericht.
De heer WOLTERS zegt dat er al wel met een PiP voor bedrijven is begonnen, maar dat komt omdat hierbij een kleiner deel van de organisatie is betrokken waardoor dit sneller kon worden gerealiseerd.
De vraag is of eerst de achterkant helemaal op orde moet zijn of dat er alvast mee kan worden begonnen, waarbij men er gaandeweg mee leert omgaan. Deze keuze moeten college en raad samen maken.
De heer SCHEPPINK gaat in op de sturingsinformatie en zegt hoe meer tijd er in monitoren moet worden gestopt hoe minder tijd er in het systeem zelf kan worden gestopt.
Hij gaat in op de klanttevredenheid, waaruit blijkt dat de gemeente goed presteert.
Spreker vindt de reactie van het college op het rekenkamerrapport summier en geeft aan dat opvalt dat er veel tijd en aandacht wordt besteed aan wettelijke taken in het kader van decentralisaties, waardoor de digitalisering blijft liggen. Het beeld dat hierdoor ontstaat is niet erg positief vindt spreker.
Het blijkt dat Rijssen-Holten vrij kwetsbaar is wanneer het gaat om de samenwerking in WT-4 verband. Als er een medewerker van het digitaliseringsbedrijf ziek is dan kan een probleem intern niet worden opgelost. Hij vraagt of dit een bewuste keuze is en welke de voordelen zijn die dit zou opleveren.
Spreker vindt dat hier kritisch naar gekeken moet worden en vraagt zich af of er wél efficiency-voordelen te behalen zijn wanneer de gemeente zich kan aansluiten bij de WT4 gemeenten. Wethouder CORNELISSEN zegt dat de beeldvorming die de heer Scheppink schetst klopt en dat het in het huidige systeem veel werk is om zaken vast te leggen. Wat de decentralisaties betreft heeft het feit dat digitalisering blijft liggen niet te maken met het feit dat medewerkers op andere afdelingen te werk worden gesteld, maar met het feit dat de hierbij voorkomende vraagstukken veel extra werkdruk opleveren.
De heer SCHEPPINK denkt dat investeringen in digitalisering en decentralisaties elkaar kunnen versterken in plaats van dat dit losgelaten wordt.
Wethouder CORNELISSEN zegt dat het niet losgelaten wordt, dat de gemeente meedoet aan een pilot en dat dit betekent dat het een het ander niet uitsluit.
Werken met de fa. Brein is volgens spreker een bewuste keuze geweest. Om aan te kunnen sluiten bij WT4 zou er een groot bedrag geïnvesteerd moeten worden. De raad heeft er in een eerder stadium al voor gekozen dit niet te doen.
De heer TER KEURST merkt op dat de werkgroep prestatiesturing advies kan geven aan de raad wat wel en niet gemonitord moet worden. Wat de prioriteiten betreft is ervoor gekozen eerst PiP voor ondernemers te realiseren en daarna voor burgers.
Wethouder CORNELISSEN zegt dat het slechts gaat om het verleggen van de prioriteiten, dat niet betekent dat PiP voor burgers uit beeld is.
De heer TEN BERGE zegt dat het college de bevindingen onderschrijft maar ze wel naast zich neerlegt. Hij vraagt op welke termijn het college komt met doelstellingen rondom ICT, die gekoppeld zijn aan te realiseren bezuinigingen.
Hij merkt op dat wat PiP betreft het college stelt dat dit een ambitie is, die gepland is in 2014, maar waarvan het college op dit moment niet kan aangeven wanneer dit wordt gerealiseerd. Hij vraagt meer duidelijkheid over de realisatie, omdat het een mogelijkheid is om de besparingen rondom de decentralisaties op te kunnen vangen.
Wethouder CORNELISSEN zegt dat de doelstellingen binnen ICT voor een deel gaan over de keuzes die worden gemaakt. Deze zijn tot nu toe met name gericht op het doen en niet op het sturen en dergelijke. Op dit moment kan hij geen toezeggingen doen over PIP, want daarvoor beheert hij de portefeuille te kort. Hij zal hier op termijn naar kijken en er dan meer informatie over verstrekken.
De heer TIJHOF is enigszins verbaasd over het feit dat het college gevraagd wordt naar de doel-stellingen omdat hij van mening is dat de raad bepaalt welke doelstellingen er zijn. Hij vindt dat in de werkgroep prestatiesturing moet worden overlegd welke doelstelling richting het college moet worden geformuleerd.
Hij is er blij mee dat het college de uitgangspunten onderschrijft, zodat er gewerkt kan worden aan het toch realiseren van efficiencyvoordelen.
De heer TEN BERGE bedankt de heren Tijhof en Ter Keurst voor de suggesties dat de werkgroep prestatiesturing hiermee aan de slag gaat. Daarmee kan de raad vervolgens de regie op zich nemen.
De VOORZITTER bedankt de heer Wolters en mevrouw Duvivier voor de presentatie.
7 Raadsvoorstel uitwerking alternatief voor rioolheffing
De heer TER KEURST vraagt of het klopt dat de burgers in de kernen meebetalen aan de nivellering van de kosten van het drukriool en of het klopt dat de burgers nu gaan meebetalen aan de nivellering ten gunste van de bungalowparken.
De heer NIJKAMP zegt uit het bestuursvoorstel te begrijpen dat het college moeite heeft met de voorgestelde tariefsverhoging. Er is destijds gevraagd om een nadere uitwerking van variant 5 en hij vraagt of het voorliggende voorstel de gevraagde uitwerking is of dat het college nog andere alternatieven ziet.
De heer BEUNK vraagt of het mogelijk is de grootverbruikers bij een verhoging te betrekken en merkt op dat uitvoeringstechnisch de combinatie met de OZB-koppeling eenvoudiger is dan de huidige. Hij vraagt of dit kostenbesparend werkt voor het ambtelijk apparaat.
Hij wijst op de 1,5% die wordt toegepast en vraagt of dit ook op de grootverbruikers van toepassing kan worden, zodat de verhoging € 3.00 i.p.v. € 3.15 wordt.
Wethouder BEENS zegt dat het de keuze van de raad zelf is of ze burgers willen laten meebetalen aan de tarieven voor bungalowparken. Er is gevraagd om uitwerking van scenario 5. Hierin betalen de grootverbruikers minder en moeten de burgers het verschil betalen. Er zijn destijds 5 scenario’s voorgelegd, verdere alternatieven ziet het college niet. Ze stelt voor de rioolheffing bij het oude te laten.
Spreker merkt op dat toepassing van de 1,5% op grootverbruikers een variant op scenario 5 zou zijn, waarbij de grootverbruikers het grootste gedeelte betalen en de burgers iets minder. Het college adviseert dit niet te doen.
Tweede termijn
De heer TER KEURST zegt dat in het collegevoorstel staat in te stemmen met het voorstel zoals het nu voorligt, met een verhoging voor de burger van ruim € 3.00. Hij is blij te horen dat het college dit toch niet wil volgen en vraagt opnieuw of het klopt dat de burgers in de kernen meebetalen aan de kosten van het drukriool.
De heer BEUNK refereert aan zijn vraag over de uitvoeringstechnische bezuiniging in combinatie met de OZB-koppeling.
De heer NIJKAMP zegt dat het in de eerdere behandeling van dit onderwerp ging om billijkheid. Het gaat hierbij ook om de verdeling van lasten. Het CDA zou graag een alternatief 6 en 7 zien, zodat er meer keuzemogelijkheden zijn. Aan het ene kant vindt ze dat in het kader van het billijkheidsprincipe er een verandering mag komen, maar ze heeft moeite met het feit dat de lasten dan bij een groot gedeelte van de burgers worden neergelegd. Ze zien mogelijkheden om door een bezuiniging door te voeren tot algehele lastenverlichting te komen op dit onderdeel, dan wel voor recreatiebedrijven een apart tarief door te voeren.
De heer NOORDAM begrijpt dat de heer Nijkamp opnieuw een aantal varianten wil inbrengen en dat ook de heer Beunk een nieuwe variant voorstelt. Spreker vraagt zich af waar dit eindigt. Hij wijst erop dat het van belang is dat er een besluit wordt genomen.
De heer NIJKAMP zegt dat het college een uitwerking van variant 5 heeft gegeven. Daaruit komt niet meer informatie naar voren dan al bekend was. Als besloten wordt de 2 recreatiebedrijven onder te brengen bij de grootverbruikers dan betekent dit automatisch dat de andere gebruikers de rekening moeten betalen. Het CDA vraagt zich af of er, door creatiever te zijn, een oplossing kan worden gevonden die voor alle partijen bevredigend is. Ze zijn ervoor de stijging van ruim € 3.00 voor de burger niet door te voeren en vraagt zich af of er toch alternatieven zijn waarbij de burger niet meer gaat betalen.
De heer TIJHOF begrijpt dat het CDA er voorstander van is dat de burger niet meer gaat betalen en vraagt hoe het dan zit met de recreatiebedrijven. Hij wijst op de inspraak die ertoe geleid heeft dat alternatief 5 is uitgewerkt en vraagt wat het CDA zelf nog als alternatieven ziet of dat ze terug wil naar de oude situatie.
De heer NIJKAMP wijst op de mogelijkheden die hij benoemd heeft en zegt dat een ruime meerder-heid van de raad, naar aanleiding van de inspraak van de heer Van Lindenberg, heeft gezegd dat er gekeken moet worden of er een andere oplossing denkbaar is. De conclusie van deze uitwerking is echter dat door herverdeling in feite alle gebruikers ruim € 3.00 meer gaan betalen, terwijl het principe is dat lastenverlichting voor burgers en bedrijven wordt gerealiseerd.
De heer JANSEN vraagt waarom het college moeite heeft met scenario 5, omdat het hierin gaat om herverdeling, terwijl de totale lasten niet stijgen.
Wethouder BEENS gaat in op het beleidsakkoord waarin is aangegeven dat het uitgangspunt voor de komende periode is om geen lastenverzwaring voor de inwoners en de bedrijven door te voeren. Als scenario 5 wordt doorgevoerd dan is er sprake van lastenverzwaring voor de burgers, voor de bedrijven betekent dit geen lastenverzwaring, omdat er al een aantal jaren sprake is van lastenver-zwaring. Er moet echter wel sprake zijn van kostendekking en de vraag is dus wie de kosten moet gaan betalen.
Hij gaat in op de 5 scenario’s, waarbij alternatief 6 de situatie is zoals deze nu is. Hij ziet de noodzaak voor het bedenken van meerdere scenario’s op dit moment niet.
Spreker zegt dat er sprake is van een kostendekkend tarief, dus dat betekent dat de burgers uit de kernen inderdaad meebetalen aan de drukriolering.
Hij bevestigt dat het innen op de langere termijn eenvoudiger is, omdat er hierbij van een punt wordt uitgegaan, zowel voor de OZB als voor deze leges.
De heer DE KOE refereert aan de vraag van de heer Nijkamp en vraagt of het verlagen van de totale
lasten tot de mogelijkheden behoort.
Wethouder BEENS zegt dat dat op dit moment geen mogelijkheid is.
De heer JANSEN wijst erop dat de inning goedkoper is en als dat € 3,15 scheelt is het probleem opgelost.
Wethouder BEENS zegt dat dit bedrag niet reëel is, omdat het aantal huishoudens hierbij een rol speelt.
Opinies
De heer JANSEN zegt dat de SGP het als een bespreekstuk in de raad wil behandelen.
De heer NIJKAMP stelt voor dat het college kijkt of het mogelijk is de totale lasten, wellicht op een boekhoudkundige manier, naar beneden te brengen.
De heer TIJHOF refereert aan de bespreking van een aantal maanden geleden, waarbij het signaal is afgegeven dat de raad een koerswijziging ten opzichte van het huidige beleid voorstelt. Dit is inmiddels uitgewerkt in scenario 5. Op zich staat de ChristenUnie achter scenario 5, met de opdracht aan het college dit zo efficiënt mogelijk uit te voeren. Als er daarmee efficiencyvoordelen te behalen zijn dan brengt dat de lasten, ook voor de burger, weer naar beneden.
Ook hij is benieuwd naar de mogelijkheden om de totale lasten naar beneden te brengen.
De heer De KOE is ook benieuwd naar de mogelijkheden die het CDA ziet om de totale lasten te verlagen. De achterliggende gedachte is in elk geval te komen tot een eerlijkere verdeling van de totale lasten en bijkomend voordeel daarbij is dat er een kostenreductie mogelijk is.
De heren VAN VELDHUIZEN en PAS verlaten de vergadering om 21.45 uur.
De heer POLMAM zegt dat D66 zich aansluit bij de woorden van de heer Tijhof.
De heer BEUNK zegt dat Gemeentebelang ook voor totale lastenverlichting is. Helder is dat de totale lasten gelijk blijven. Bij scenario 5 is de inning eenvoudiger en de evenredigheid beter. De kans bestaat echter dat er bezwaren worden ingediend. Daarom staat Gemeentebelang er dubbel in. Ze neigen naar scenario 5, maar zijn ook erg benieuwd naar een eventuele totale lastenverlichting, waardoor het standpunt nog kan wijzigen.
De heer TER KEURST zegt dat de PvdA het college steunt om alles bij het oude te laten. Hij refereert aan de woorden van wethouder Beens, dat het college geen lastenverlaging voor de burger voorstaat.
De heer NOORDAM wil het opnieuw bespreken in de fractie, waarbij hij nog zal nalezen wat er precies is gezegd toen de heer Van Lindenberg insprak. Er is toen namelijk wel een signaal afgegeven.
De heer TIJHOF wijst erop dat de genomen raadsbesluiten onderdeel uitmaken van het beleids-akkoord dat er ligt. Dit onderwerp is besproken en scenario 5 is hier de uitwerking van, waarbij de totale lasten niet worden verzwaard.
De heer TER KEURST wil het feit dat de totale lasten niet worden verzwaard vetgedrukt in de notulen zien.
De heer JANSEN wijst op behandeling in de vergadering van 2 december 2013, waarbij de PvdA alternatief 4 aandraagt. Hierover is in deze vergadering niets gezegd.
De voorzitter concludeert dat de commissie adviseert het raadsvoorstel uitwerking alternatief voor rioolheffing als bespreekstuk te behandelen in de raad
8 Raadsvoorstel preventie- en handhavingsplan alcohol Rijssen-Holten (Hofland)
De heer BOSMA gaat in op de grote hoeveelheid stukken, vraagt zich af hoever de gemeente wil gaan t.a.v. de regierol en vindt het voorstel van het college realistisch maar weinig ambitieus. De SGP wil het alcoholgebruik onder jongeren onder Twents niveau brengen.
Hij gaat in op de openingstijden van de sportkantines, door de week vanaf 16.00 uur en in het weekend vanaf 12.00 uur en zegt dat de SGP dit te vroeg vindt. Hierop zou ze meer ambitie geformu-leerd willen zien.
Spreker refereert aan de teleurstellende rol van de kerken en vraagt zich af of het wellicht een idee is de jeugdverenigingen erbij te betrekken.
De heer WESSELS zegt dat het CDA de drankproblematiek een maatschappelijke uitdaging blijft vinden, waarbij de vraag is wat de gemeente kan doen gelet op de regierol.
Hij gaat in op de rol van de ouders en vraagt hoe het college deze rol ziet.
Het CDA vraagt zich af of de 3 uur per week voor de ambulante medewerker wel voldoende is.
Mevrouw RIEZEBOS zegt dat de ChristenUnie ook van mening is dat de gemeente Rijssen-Holten qua alcoholgebruik onder jongeren onder het Twentse niveau moet uitkomen.
Ze refereert aan de ‘oude’ stukken en vraagt om een actuele evaluatie van keten en hokken. Spreekster gaat in op het actiepunt dat staat in de nota bevindingen alcoholgebruik van jongeren waarin gesteld wordt dat ook de ouders de sluitingstijden binnen de horeca omlaag willen hebben.
De ChristenUnie wil dit graag onder de aandacht brengen. Wellicht dat hier iets aan gedaan kan worden in samenspraak met ouders, kerken en horeca.
Zij refereert aan de kaderstellende vergadering van 22 juni 2012 waarin de ChristenUnie een motie over sluitingstijden binnen de horeca heeft ingediend die is ingetrokken. Daarin werd het college opgeroepen bij wijkavonden aandacht te besteden aan alcoholpreventie, veiligheid en jeugdbeleid. Het college heeft aangegeven dat de suggestie om het onderwerp te bespreken in de wijkavond hen aanspreekt. Daarmee is geconcludeerd dat dat deel uit de motie is overgenomen door de portefeuillehouder en zij is benieuwd of hier al concreet uitwerking aan gegeven wordt.
De heer DE KOE zegt dat Lokaal Liberaal de doelstellingen wel realistisch vindt en refereert daarbij aan het pakket van maatregelen dat genomen wordt om die doelstellingen te bereiken. Dit zijn maatregelen die moeilijke meetbaar zijn en hij vraagt of het mogelijk is met harde cijfers te komen.
De heer POLMAN laat weten dat D66 zich afvraagt of de 750 uur voldoende is om zaken echt goed aan te pakken en vraagt zich af wanneer dit gemeten wordt en eventueel wordt herzien, zoals bijvoorbeeld de 3 uur voor de ambulante medewerker. Ze vindt de rol van de ouders erg belangrijk maar onderbelicht in het voorstel.
De heer BEUNK zegt dat het aantal keten in 2011 17 bedroeg en vraagt naar het aantal op dit moment.
Hij vraagt of het college heeft gekeken naar de gezamenlijk inzet van BOA’s in WT4 verband en of er enig inzicht is in illegale horeca-activiteiten op jaarbasis, zoals feesten in schuren.
Er wordt verwezen naar de Drank en Horecawet, art. 43a en hij vraagt of de uitwerking die daar gevraagd wordt en de doelstellingen die daar vereist worden zijn verwoord in hoofdstuk 5.2 van het preventie- en handhavingsplan en zo niet, waar deze uitwerking dan wel staat.
De heer NOORDAM laat weten dat de VVD de doelstellingen binnen de sport in het voorstel mist.
Ook zijn ze van mening dat de sportkantines te vroeg open zijn en dat de rol van de ouders onderbelicht is, terwijl zij wel de basis voor de opvoeding vormen.
Burgemeester HOFLAND gaat in op de hoeveelheid stukken en zegt dat alle stukken over dit onderwerp verzameld zijn. In het kader van de Drank- en horecawet liggen bevoegdheden en verantwoordelijkheden bij hem en wordt geëist dat er een handhavingsplan, in samenspraak met de raad, wordt opgesteld. Dit ligt nu voor, met elementen rondom preventie en proactie.
Hij geeft aan dat Rijssen-Holten boven het gemiddelde Twentse niveau zit qua alcoholgebruik onder jongeren en dat het al een zware ambitie is om op het gemiddelde te komen, maar het college zal er alles aan doen toch lager uit te komen.
Het is lastig om ouders te betrekken, omdat je als gemeente de ouders vaak niet treft van de jongeren die niet op het goede spoor zitten. Wellicht dat hier de ambulante werker ook meer bij betrokken kan worden.
Wat de openingstijden van de sportkantines betreft zegt spreker dat onlangs de discussie over de illegale feestjes is gevoerd, daardoor hebben de sportkantines niet een hoge prioriteit gehad. Wellicht dat in overleg met de Sportraad en de sportverenigingen kan worden bekeken wat hieraan verbeterd kan worden, al dan niet gekoppeld aan de jeugdledensubsidie of maatschappelijk verantwoord verenigen. Wellicht kan het verstrekken van alcohol achterwege gelaten worden totdat de trainingen van de jeugdleden zijn afgelopen.
Wat de rol van de kerken betreft refereert spreker aan het jeugd- en jongerenwerk, waarbij de jeugdwerkers een coördinerende rol krijgen.
Over het aantal beschikbare uren zegt hij dat dit past binnen de begroting en de middelen die er zijn. Er zal geëvalueerd worden, waarbij hij eind 2015 een korte en in 2016 een grote evaluatie voorstelt.
De BOA’s werken al in WT4 verband, maar dit wordt nog verder uitgewerkt. Er wordt gestreefd naar poolvorming.
Hij gaat in op de bezoekers van de wijkavonden en zegt dat dit grotendeels burgers zijn die geen kinderen meer hebben die nog thuis wonen. Dit is dus een andere doelgroep.
Ten aanzien van de sluitingstijden in de horeca is spreker van mening dat er een niet weten-schappelijk aangetoond verband gelegd wordt tussen de sluitingstijd en veel drinken. In Twents verband is hier nadrukkelijk aandacht voor gevraagd, maar het draagvlak onder de burgemeesters is nihil. Eenzijdige acties vanuit Rijssen-Holten lijken hem in dit kader niet gewenst. Overigens blijkt dat de horeca in Enschede de langste openingstijden heeft.
Spreker geeft ten slotte aan dat er op dit moment minder dan 17 keten zijn en dat het voorliggende handhavingsplan een uitwerking is van de eisen zoals gesteld in art. 43a van de Drank- en horecawet.
Uit de evaluaties zal naar voren komen of de ambulante medewerker over voldoende uren beschikt. Mocht uit een tussentijdse evaluatie blijken dat er te weinig uren zijn, dan wordt er een voorstel voor extra middelen aan de raad voorgelegd.
Wat de keten en hokken betreft zegt hij dat dit steeds zorgvuldig wordt gemonitord. Ze zien dat het aantal keten minder wordt, maar dit kan tijdelijk zijn, en hij vindt dat te gemakkelijk wordt gesteld dat keten zuipketen zijn. Er vinden namelijk ook veel goede zaken plaats, die de cohesie in buurt-schappen bevordert. Er zijn keten waar met ouders goede afspraken zijn over alcoholgebruik en ook toezicht door eigenaren van percelen wordt toegepast. Er zijn daarnaast ook keten waar wel veel gedronken wordt. Als deze in beeld zijn wordt hier gericht actie op genomen door jeugd- en jongenwerkers en de politie. Van het eenzijdige beeld dat de ChristenUnie stelt neemt hij afstand.
De heer Ter Keurst verlaat de vergadering.
Tweede termijn
Mevrouw RIEZEBOS zegt dat het haar spijt dat ze een eenzijdig negatief beeld heeft geschetst over keten en hokken. Dit was zeker niet haar bedoeling en ze weet ook dat er leuke dingen gebeuren.
In het Handhavings- en preventieplan staat dat 2015 als spiegeljaar wordt gezien en dat er in 2016 wordt geëvalueerd. Zij vindt het belangrijk dat goed gekeken wordt wat er vanaf 1 juli 2014 heeft gespeeld en dat bepaald wordt welke inzichten en middelen er nodig zijn om goed in te zetten op handhaving en preventie.
De heer BOSMA is er blij mee dat het gevoel van urgentie breed leeft en dat het college toezegt met de sportverenigingen te zullen overleggen over de openingstijden van sportkantines. Hij vraagt zich daarbij af of de openingstijden expliciet opgenomen moeten worden in het plan. Spreker stelt voor dit anders te formuleren.
De SGP kan leven met het voorliggende stuk en begrijpt dat het ambitieniveau hoog ligt.
De heer WESSELS zegt dat de praktijk vaak weerbarstiger is. Het CDA gaat voor het Twents gemiddelde, waarbij ernaar gestreefd wordt hieronder te komen. Het is goed om met de Sportraad in gesprek te gaan, zodat er in de toekomst naar de openingstijden van sportkantines kan worden gekeken. Hij stelt voor d.m.v. huiskamergesprekken met de ouders in gesprek te gaan.
De heer Kök wijst erop dat jeugd tussen 14 en 16 jaar ’s avonds traint, dus het zal lastig zijn de openingstijden van de sportkantine qua drankverstrekking hierop aan te passen.
Burgemeester HOFLAND zegt dat het college zal proberen de doelstellingen te realiseren en zegt toe eind 2015 met een korte notitie te komen, zodat duidelijk is waar de gemeente Rijssen-Holten staat, wat er is gedaan en wellicht dat daarbij ook kan worden bekeken of de ambulante uren voldoende zijn. Wat de huiskamergesprekken met ouders betreft zegt hij dat hij iedere drie weken overlegt met de portefeuillehouder jeugd en jongerenwerk. Daarbij is al voorgesteld dat hij, indien nodig, een brief stuurt of in gesprek gaat met ouders.
Ten aanzien van de sportkantines geeft spreker aan dat hij zich wel zou kunnen vinden in een verzoek van de raad aan het het college om in gesprek te gaan met de sportverenigingen om hen ook actief deel te laten nemen aan alcoholpreventie en alcoholmatiging.
Mevrouw HEUVER verlaat de vergadering om 21.30 uur.
De heer BOSMA kondigt een amendement aan om de expliciete vermelding van de openingstijden van sportkantines te wijzigen in een verzoek aan het college om in gesprek te gaan met de sportverenigingen.
De voorzitter concludeert dat de commissie adviseert het raadsvoorstel preventie- en handhavingsplan alcohol als bespreekstuk te behandelen in de raad.
9 Actiepuntenlijst
De VOORZITTER concludeert dat er nog een actiepunt openstaat: evaluatie jaarwisseling 2013-2014 en dat de SGP hiervan bepaalt wanneer ze dat geagendeerd wil hebben.
10 Rondvraag
De heer SCHEPPINK gaat in op het informatieve stuk over interbestuurlijk toezicht met de opmerking dat de administratieve lastenverlichting nog niet voelbaar is op de afdelingen. Hij vraagt hoe dit komt, omdat hierover geen uitleg wordt gegeven.
Burgemeester HOFLAND zegt dat de provincie Overijssel een gewijzigd stelsel interbestuurlijk toezicht hanteert, met kleuren en codes. Soms worden er over bepaalde terreinen meer vragen gesteld door de provincie, maar ook door de rijksoverheid. Dit leidt tot toename van administratieve drukte. Hij geeft als voorbeeld de cijfers die aan het CBS moeten worden verstrekt.
11 Sluiting
De VOORZITTER sluit de vergadering om 21.30 uur.
Aldus vastgesteld in de vergadering van de Commissie ABZM van Rijssen-Holten op 16 juni 2014.