Commissie MDV 15 juni 2015
- Datum:
- 15-06-2015
- Tijd:
- 20:00 - 22:50
- Zaal:
- Raadzaal
- Openbaarheid:
- Openbaar
- Voorzitter:
- dr. E.G. Bosma
- Griffier:
- H.A.J. van de Vliert
- Notulist:
- E.J.H. Linssen-Nijland
Aanwezig | Naam |
---|---|
Voorzitter | dr. E.G. Bosma |
SGP | dr. J. Noeverman, J.W. Reterink en J.A. Baan |
CDA | G.D. ten Berge, F.J. Wessels en G. Smelt |
ChristenUnie | J. van Veldhuizen en G. Pas |
Gemeentebelang | W.J.M. Muller, J. Beunk en J. Kuiper-Ruitenberg |
PvdA | J.J.A. ter Keurst, R.W. Meijerink en G. Pluimers-Kremer |
VVD | F.W. Noordam en E.J.W. Deijk |
Lokaal Liberaal | R.A. de Koe en E. Heuver-Harbers |
D66 | ir. H. Klein Velderman |
Griffier | H.A.J. van de Vliert |
Wethouders | B. Beens, R.J. Cornelissen, B.D. Tijhof |
Pers | 1 |
Publiek | 28 |
1 Opening
De VOORZITTER opent de vergadering en heet alle aanwezigen van harte welkom.
2 Inventarisatie spreekrecht
Over agendapunt 6: realisatie bezuinigingstaakstelling MW3047A, € 100.000 op sport (o.v.v. CU, D66 en LL) hebben zich de volgende sprekers gemeld:
- De heer Haan, voorzitter van DOS Rijssen
- De heer Ter Harmsel, penningmeester van RZ&PC De Mors
- De heer Roosink, ex-voorzitter van RZ&PC De Mors
- De heer Dangremond van VEK
- De heer Hagedoorn, voorzitter van Sportraad Rijssen-Holten
3 Vaststellen definitieve agenda
De agenda wordt ongewijzigd vastgesteld.
4 Verslag van de vergadering van 18 mei 2015
Het verslag wordt ongewijzigd vastgesteld.
5 Mededelingen vanuit samenwerkingsverbanden en over strategische projecten
Er zijn geen mededelingen
6 Realisatie bezuinigingstaakstelling MW3047A, € 100.000 op sport (o.v.v. CU, D66 en LL)
De heer HAAN spreekt in. Hij geeft aan dat DOS Rijssen een vereniging is van 300 leden. De vereniging bestaat 94 jaar en rond 2010 had ze 480 leden. Door allerlei omstandigheden is de verenging veel leden kwijtgeraakt. Van de 300 leden zijn er 122 tussen de 2 en 8 jaar, 83 leden zijn tussen de 9 en 16 jaar en 95 leden zijn 17 jaar of ouder. In de huidige exploitatie, van € 65.000, ontvangt de verenging € 50.000 aan contributies, € 8.500 aan subsidies voor jeugdleden en € 6.500 aan bondscontributie.
Op dit moment betaalt de vereniging € 25.000 aan zaalhuur, € 24.000 aan leiders, € 9.000 aan bondscontributie en € 3.000 aan deelnamegelden voor de leden en € 5.000 aan overige kosten.
De zaalhuur is aldus spreker het meest van belang.
Daarvan wordt € 15.000 aan de gemeente betaald en € 10.000 aan de turnschool. Door het niveau van veel turners, moet worden uitgeweken naar een professionele accommodatie. 4 jaar geleden betaalde de vereniging nog € 10.000 zaalhuur aan de gemeente.
Tijdens de bijeenkomsten met de fractieleden is gevraagd hoe hoog de zaalhuur is bij omliggende gemeenten. Dit heeft spreker onderzocht en hij geeft aan dat het in Rijssen-Holten € 33,35 kost, terwijl Wierden € 30,85 en Hellendoorn € 35,84 vraagt.
De zaalhuur is in de afgelopen jaren flink gestegen en daarom is de contributie ook hoger geworden.
In 2012 betaalden de jeugdleden € 6,85 contributie, daarmee kon een goede exploitatie worden gerealiseerd. Op dit moment bedraagt de contributie € 11, waarbij er sprake was van een verhoging van 20% in het laatste jaar, omdat de vereniging in financiële problemen kwam ten gevolge van de stijgende kosten. In de afgelopen 3 jaar heeft de vereniging dan ook een negatief resultaat gedraaid. Toen helder werd dat de subsidie van de gemeente met € 7.000 zou afnemen is spreker gaan berekenen wat de consequenties daarvan zouden zijn. Hij is er daarbij vanuit gegaan dat in het komende jaar de zaalhuur ook met 10% stijgt, omdat de dekkingsgraad nog steeds niet erg hoog is.
Bovenop de € 11 zou dan € 3 van de niet toegekende jeugdledensubsidie komen en de stijging van de zaalhuur zou ook nog verwerkt moeten worden. Dit betekent dat de contributie voor jeugdleden tot ca. € 18 moet stijgen.
Dit heeft volgens spreker vergaande consequenties voor de jeugdleden en het zal de vereniging veel moeite gaan kosten om ze vast te houden.
Hij hoopt dat de raadsleden er rekening mee houden dat de contributie voor de jeugdleden de afgelopen jaren laag is gebleven door de jeugdledensubsidie.
De heer DE KOE vraagt waardoor de vereniging de afgelopen jaren 180 leden is kwijtgeraakt en vraagt waar het probleem zit.
De heer HAAN geeft aan dat door de opening van de turnhal een aantal oudere leden is overgestapt en door de opening van dansschool Fernanda is de vereniging een groot deel van oudere jazzleden kwijtgeraakt. Vooral de jeugdleden onder de 12 jaar zijn gebleven, waarbij de contributie een belangrijk argument is om bij DOS te blijven en niet naar de professionele organisaties te gaan.
DOS heeft ten opzichte van andere verenigingen veel jeugdleden, die goed begeleid moeten worden door professionele mensen die daarvoor een vergoeding krijgen. Dit valt binnen de regelgeving van het vrijwilligerswerk en daarbij speelt de concurrentie van omliggende gemeenten ook een rol.
De heer MULLER zegt dat de raad zich vooral focust op de accommodatiesubsidie en niet op de andere kosten die stijgen. Spreker merkt op dat ‘jeugdledensubsidie’ ook vaak als accommodatietege-moetkoming wordt gezien. Hij vraagt naar de kosten per leerling (per lesuur), zowel bij de gemeente als de turnschool met betrekking tot de accommodatie.
De heer HAAN geeft aan dat de 40/45 leden die gebruikmaken van de turnschool een afwijkende contributie betalen: € 55 per maand voor 6 uur trainen. Zij dragen vanuit hun contributie € 10.000 bij aan de vereniging. De overige € 15.000 wordt door de overige ca. 250 leden betaald.
De heer TER HARMSEL spreekt in en refereert aan de brief die aan de fracties is gestuurd en de mondelinge toelichting op deze brief bij de fracties van de ChristenUnie, het CDA en Lokaal Liberaal.
Spreker refereert aan het bestuursvoorstel, gaat in op de bijlagen waarin de gevolgen voor de gedupeerde verenigingen zijn becijferd en merkt op dat de Zwem- en Poloclub De Mors niet betrokken is geweest bij de aanlevering van de informatie die daaraan te grondslag ligt.
Hij gaat in op de financiële consequenties van de afbouw van de jeugdledensubsidie en zegt dat daarmee de inkomsten in 2019 met € 17.900 zullen gedaald t.o.v. 2014. Door de maandelijkse contributie met € 7 te verhogen kan dit gat gedicht worden.
Spreker gaat in op de badkosten die jaarlijks met ca.10% stijgen en wijst op de consequentie wanneer dit vanuit de jeugdledensubsidie niet meer gecompenseerd wordt. Hier is in de onderliggende stukken onvoldoende rekening mee gehouden vindt spreker.
Dit betekent dat de maandelijkse contributie nog eens met € 5.00 moet worden verhoogd en dat een jeugdlid ca. € 25 per maand moet gaan betalen. Spreker voorziet daarbij krimp van het aantal leden, waardoor de vereniging in een vicieuze cirkel terechtkomt en het tekort op een steeds kleiner ledenbestand moet worden verhaald.
Hij vindt het kort door de bocht dat in het bestuursvoorstel gesteld wordt dat minder leden minder uren badhuur betekent. Op dit moment heeft de vereniging een goede omvang om een goede continuïteit te waarborgen en dit is net voldoende om de teams in alle leeftijdscategorieën voldoende te bemannen aldus spreker. Minder baduren betekent dat er een ledenstop ingevoerd moet worden en bestaand leden moeten vertrekken, waardoor de aantrekkingskracht van de vereniging afneemt, de grootste zwem- en waterpolovereniging van de gemeente haar bestaansrecht verliest en de oplevering van het nieuw te bouwen zwembad in 2023 niet meer gaat meemaken.
Spreker geeft aan dat de belangrijkste opbrengstenpost de contributie is en de belangrijkste kostenpost de huur van de accommodatie.
Hij adviseert geen besluit te nemen op een bestuursvoorstel waarvan de impact niet duidelijk is en stelt voor met elkaar in gesprek te gaan, zodat er een weloverwogen besluit kan worden geformuleerd dat voor alle partijen draagbaar is.
De heer KLEIN VELDERMAN vraagt of de heer Ter Harmsel vindt dat het principe ‘gelijke monniken, gelijke kappen’ hier niet goed is toegepast.
De heer TER HARMSEL onderschrijft dit.
De heer MULLER geeft aan in de omliggende gemeenten te hebben gekeken naar de contributies van zwem- en poloclubs. Daarbij is hem opgevallen dat de contributie van De Mors in verhouding laag is. Hij vraagt of de heer Ter Harmsel ook gekeken heeft wat landelijk gebruikelijk is.
De heer TER HARMSEL zegt ooit het vergelijk wel eens te hebben gemaakt, maar dat daarbij wel een rol speelt waar je vandaan komt. In Nijverdal is inderdaad de contributie verdubbeld vanwege de bouw van een nieuw zwembad, waardoor men ook leden is verloren.
Hij wil duidelijk maken dat het voor de vereniging niet mogelijk is de financiële gevolgen van de plannen van de gemeente op te vangen.
De heer DE KOE sluit aan op de vraag van de heer Muller en vraagt of de 4 verenigingen onevenredig geraakt worden door het bezuinigingsvoorstel, doordat de compensatie van de huurkosten vervalt met het vervallen van de jeugdledensubsidie.
De heer TER HARMSEL zegt dat de verrekening in de compensatie voor badhuurkosten niet is doorgevoerd in het afgelopen jaar. Het gaat hierbij om een combinatie van factoren: de gefaseerde afbouw naar € 6,85 per lid en de verdere indexering van de badhuur.
De heer ROOSINK spreekt in en zegt 15 jaar in het bestuur van De Mors te hebben gezeten. De penningmeester vertelde hem wat er te gebeuren stond en dit maakt dat hij nu inspreekt.
Hij concludeert dat het college heeft ontdekt dat de jeugdledensubsidie vreemd verdeeld is. Deze bedraagt € 6,85 per jeugdlid, maar de polo- en gymverenigingen krijgen veel meer subsidie, dat niet past bij het uitgangspunt ‘gelijke monniken, gelijke kappen’. Hij merkt daarbij op dat verhoging van de badhuur leidt tot verhoging van de subsidie, omdat het voor de gymverenigingen en voor De Mors als enige subsidie functioneert. Hij merkt op dat het feit dat voor de berekening van de subsidie aan De Mors niet alleen de jeugdleden maar alle (in Rijssen wonende) leden meetellen geen beleidsmatige fout maar bewust beleid is. Evenals het betrekken van de kosten van zaalhuur van Rivo en de Risen Stars bij de subsidieberekening en het rekenen met kinderen onder de 10 jaar. Hierdoor ontstond een systematiek als onderdeel van het bewuste beleid met als doel de contributie voor De Mors niet te veel uit de pas te laten lopen. Het is echter niet consequent om dit onder de vlag van de jeugdleden-subsidie te doen volgens spreker.
Spreker vraagt zich af hoe een redelijke huurprijs voor het zwembad kan worden bepaald, omdat de personeelskosten relatief hoog zijn in vergelijking tot andere accommodaties. De Mors gebruikt het bad een flink aantal uren in de vroege ochtend en in de late avond, terwijl er dan sprake is van sleutelbeheer en er geen badpersoneel aanwezig is.
Als het principe ‘gelijke monniken, gelijke kappen’ gehanteerd moet worden dan moet worden gekeken naar het totaal aan financiële middelen dat aan verenigingen beschikbaar wordt gesteld volgens spreker. De Mors deelt, op de financiering van de poloklok en doeltjes na, namelijk niet mee in de investeringssubsidieregeling waar andere verenigingen wel bedragen uit ontvangen. Ook moet er worden gekeken naar indirecte subsidies; de niet-kostendekkende huur van sportvelden bijvoorbeeld en de niet meer zichtbare investeringslasten in de accommodaties die de gemeente voor haar rekening heeft genomen. Hier gaat het collegevoorstel totaal aan voorbij.
Hij refereert aan de bestaande subsidiesystematiek en zegt dat er wel degelijk beleidsmatige overwegingen achter zaten en die een oplossing bood voor de wens gymmen en zwemmen betaalbaar te houden. Het deed recht aan de bijzondere positie die het zwembad inneemt en had oog voor de totale context van subsidies aan de gemeentelijke sport.
Hij gaat in op pagina 5 bij de adviesnota en zegt dat de berekeningen daarin niet volledig zijn. Behalve de teruggang in subsidie eindigt in de nieuwe systematiek ook de automatische compensatie van hogere badhuur, dat een aanvullend nadeel met zich meebrengt. Het nadeel bedraagt in 2019 € 32.325, waardoor de contributie per lid ca. € 30 moet bedragen. Hiermee wordt de contributie bij De Mors nagenoeg verdubbeld en meer dan twee keer zo hoog als het gemiddelde van de in bijlage 5 genoemde verenigingen.
Spreker merkt op dat het college suggereert dat De Mors wel terug kan naar het aantal uren dat Twenhaarsveld uit Holten afneemt, echter deze leden spelen op het laagste niveau polo en alle hogere teams van De Mors spelen 3 tot 5 klassen hoger. Dit betekent dat er meer dan een uur in de week moet worden getraind. Hij wijst daarbij ook op het feit dat De Mors jaarlijks meer dan € 40 per lid uit clubacties genereert.
Spreker onderkent dat het bestaande systeem tekortkomingen heeft, maar herinnert aan de reden waarom het is bedacht en dat deze reden niet is veranderd.
Hij dringt erop aan het college de opdracht te geven met een nieuw voorstel te komen dat recht doet aan de door hem geschetste context. Spreker is bereid daaraan bij te dragen.
De heer KLEIN VELDERMAN bedankt de heer Roosink voor de heldere uitleg waardoor hem veel duidelijk is geworden.
De heer DANGREMOND uit zijn grote bezorgdheid over de voorgenomen bezuinigingen op de huurcompensatie voor jeugdleden tot 10 jaar en geeft aan dat deze compensatieregeling is bedoeld om de ‘jongste jeugd’ verantwoord en zinvol in beweging te krijgen. De verenigingen met relatief veel jongste jeugd wordt dan tegemoet gekomen in de relatieve hoge huur die maandelijks aan de gemeente moet worden betaald. Bij VEK worden 249 leden van 3 tot 10 jaar gecompenseerd (helft ledenbestand). De laatst ontvangen tegemoetkoming bedroeg € 388 per lid. Deze leden betalen nu
€ 9,70 per maand. Gelet op de bezuiniging en de huurstijging zal de contributie over 4 jaar voor deze kinderen ca. € 18 per maand bedragen. Het gaat hierbij om een verdubbeling van de contributie in plaats van de € 2 waarover in het voorstel wordt gesproken. De gym voor iedereen wordt zo steeds onbereikbaarder.
Spreker zegt dat VEK deze voorgenomen bezuiniging niet meer kan opvangen, omdat er intern ook al is bezuinigd door het ‘in elkaar’ schuiven van lessen en de betaalde en gediplomeerde leiding heeft ook flink moeten inleveren. De broodnodige ledenacties worden al maximaal benut en het aantal sponsoren zal weinig toenemen, omdat de vereniging geen populaire en commercieel interessante doelgroep vertegenwoordigt.
Spreker wijst erop dat als de vereniging wordt opgeheven de gemeente een directe huurderving van € 15.000 per jaar zal ondervinden, waardoor de dekkingsgraad alleen maar verslechtert. Ook gaat er daarmee een stukje sporten en bewegen voor de jeugd en sportief-cultureel erfgoed verloren, gelet op de uitvoeringen en wedstrijden al dan niet in het Parkgebouw met familie en bekenden.
De heer HAGEDOORN spreekt in en zegt dat de Sportraad destijds met pijn heeft ingestemd met de onvermijdelijke bezuiniging van € 100.000 op sport en waarbij het niet de bedoeling was deze bezuiniging d.m.v. een algemene tariefsverhoging te realiseren.
De beleidsambtenaren en de Sportraad hebben de sportbegroting uitgeplozen waarbij, naast meerdere kleinere posten, de keuze is gemaakt voor een grotere post; het afbouwen van een extra subsidie op huurkosten van sportaccommodaties. Deze subsidie wordt aan 4 (DOS, VEK, BATO en RZ&PC De Mors) van de 75 sportverenigingen verstrekt. Op 18 mei jl. hebben VEK en DOS ingesproken in de commissie MDV, waarbij de Sportraad flink bekritiseerd werd, ook in de krant en in de social media.
Spreker benadrukt dat de Sportraad geen besluiten neemt, maar gevraagd en ongevraagd adviseert. De Sportraad heeft dus geadviseerd in het opstellen van een onvermijdelijk bezuinigingsvoorstel waarbij keuzes gemaakt moesten worden. Eventuele andere opties zijn: het realiseren van de bezuiniging door de nog beschikbare post voor investeringen in basale voorzieningen t.b.v. de sport (1/3 regeling) te gebruiken en/of de huurtarieven voor alle gemeentelijke sportaccommodaties verhogen.
De Sportraad staat achter het voorstel, maar realiseert zich dat het om een plotselinge lastenverzwa-ring gaat voor enkele verenigingen. Daar staat echter wel tegenover dat er geen tariefsverhoging voor alle sportverenigingen nodig is en het bedrag in de investeringspot ook voor alle verenigingen beschikbaar blijft.
De heer DE KOE refereert aan de woorden van de heer Hagedoorn dat overleg is gevoerd met de gemeente en binnen de Sportraad en vraagt waarom er geen contact is gezocht met de verengingen die het betrof.
Het is spreker veel waard dat met het voorstel de investeringsregeling sport niet wordt aangetast. Dit neemt niet weg dat 4 verenigingen geen gebruikmaken van de investeringsregeling sport en dat het voordeel dat behaald is niet ten goede komt van deze verenigingen.
De heer Hagedoorn zegt belangenbehartiger te zijn van alle sportverenigingen, maar met dit voorstel staan er wel 4 in de kou volgens spreker. Hij vraagt hoe de heer Hagendoorn hier tegenaan kijkt en hoe hij er tegenover staat als wordt voorgesteld dit voorstel terug te sturen en te vragen om tot een eerlijkere verdeling te komen wat de voorgestelde bezuinigingen betreft.
De heer HAGEDOORN zegt dat de verenigingen geïnformeerd zijn over het voorstel en gewacht is op een reactie van de verenigingen. Deze bleven uit. De Sportraad heeft er wel regelmatig naar gevraagd. Achteraf was het beter geweest dat de Sportraad eerst overleg had gevoerd met de verenigingen.
Spreker zegt dat de Sportraad zich passief had kunnen opstellen in deze, maar dan was er ook commotie ontstaan. Het gaat nu alleen nog maar om een voorstel, waar later een beslissing op moet worden genomen. Als de commissie van mening is dat het voorstel niet juist is dan ziet hij een gewijzigd voorstel tegemoet.
Er ligt een opdracht om € 100.000 op de sportbegroting te bezuinigen. Er is gekeken of er voor de derde keer tariefsverhogingen doorgevoerd konden worden, maar hier wordt veel over geklaagd. Er is daarom geprobeerd een voorstel te ontwikkelen zonder tariefsverhoging.
Wat het principe ‘gelijke monniken gelijke kappen’ betreft was het volgens spreker zo dat 4 verenigingen extra subsidie kregen en 71 andere niet.
De heer RETERINK wijst erop dat genoemde 4 verenigingen geen gebruik kunnen maken van de investeringsregeling sport. De andere verenigingen wel. Wat ‘gelijke monniken gelijke kappen’ betreft krijgt spreker het gevoel dat het met dit voorstel ongelijker wordt dan het was.
De heer HAGEDOORN zegt dat deze 4 verenigingen inderdaad minder met de investeringsregeling te maken hebben, maar als je voor 4 verenigingen 71 andere ook de investeringspot ontneemt is dat ook een aspect. Er wordt gekozen tussen 2 kwaden.
De heer KLEIN VELDERMAN geeft aan dat er sprake is van 79 verenigingen. Er ligt een bezuiniging van € 80.000. Dit is gemiddeld € 1000 per vereniging. De Sportraad kiest er echter voor om 4 verenigingen € 40.000 te laten betalen. Hij vindt dit geen goede vertegenwoordiging.
De heer HAGEDOORN vindt het prima dat de heer Klein Velderman hier zo naar kijkt en geeft aan het een bijna onmogelijke opgave te vinden een dergelijke bezuinigingsopdracht uit te voeren en is blij met de ontstane discussie.
De heer VAN VELDHUIZEN vraagt of de heer Hagedoorn alle verenigingen geïnformeerd heeft.
De heer HAGEDOORN zegt dat de gemeente de 4 verenigingen geïnformeerd heeft en de Sportraad slechts adviserend heeft deelgenomen aan de besprekingen. Naderhand toen er onrust kwam heeft hij de betreffende verenigingen in een brief uitgelegd wat de rol en de zienswijze van de Sportraad was. Daarna is de brief naar de griffe gestuurd en zijn alle fracties geïnformeerd.
De heer DE KOE zegt het vreemd te vinden dat er € 43.000 extra bovenop de € 80.000 moet worden bezuinigd. Hij vraagt hoe de heer Hagedoorn aankijkt tegen de gedachte het voorstel te herschrijven, waarbij er een eerlijkere verdeling van de bezuinigingen plaatsvindt en de randvoorwaarden wellicht worden verbeterd.
De heer HAGEDOORN zegt dat de Sportraad meedoet als er zicht is op een beter voorstel dan er nu ligt.
De heer DE KOE vraagt of De Sportraad wil meedenken.
De heer HAGEDOORN is bereid met elkaar een beter voorstel uit te werken en zegt dat voort-schrijdend inzicht altijd meespeelt.
De heer MULLER spreekt zijn waardering uit over het feit dat de heer Hagedoorn niet wegloopt voor dilemma’s waar raadsleden ook vaak mee zitten.
De heer VAN VELDHUIZEN zegt dat er veel over dit voorstel is gezegd, daarom heeft de ChristenUnie met D66 en Lokaal Liberaal gevraagd om agendering ter verduidelijking van het proces en een toelichting op de gemaakte keuzes. De fracties zijn benieuwd naar de mening van de overige fracties.
Eerste termijn
De heer WESSELS bedankt de insprekers voor hun inbrengen en vindt het goed om te horen wat voorstellen in de praktijk doen en hoe een voorstel in werkelijkheid toch iets anders in elkaar kan steken.
In 2010 is afgesproken nadere bezuinigingen door te voeren, nadat de economische crisis net zijn intrede had gedaan, waarbij er her en der flink gesneden is. Dat deed en doet pijn, zeker wanneer het de sport raakt. Het CDA voelt zich betrokken bij de sport en heeft zich daarom al eerder hard gemaakt voor de handhaving van de jeugdledensubsidie.
Het college is voornemens om een laatste deel van de bezuinigingen op sport te realiseren door de jeugdledensubsidie onder de loep te nemen en te vereenvoudigen naar een regeling waarbij elk jeugdlid een vast bedrag per jaar ‘meeneemt’ naar de vereniging van zijn of haar keuze, zonder verenigingen verdere te compenseren in de huurkosten. Door te kiezen voor een regeling waarin de financiële consequenties worden afgebouwd, lijkt dit keurig opgepakt.
De insprekers hebben zojuist aangegeven dat er pijnpunten in het voorstel zitten. Het gaat nl. niet alleen om ontkoppeling van de huurkosten en de jeugdledensubsidie, maar het gaat ook nog om verhoging van de huren i.v.m. de kostendekkendheid aldus spreker. Er dreigt dus een vicieuze cirkel te ontstaan, waarbij ook het ledenaantal afneemt. Helder is wat er dan met de verenigingen gebeurt.
Het CDA wil hier op korte termijn op terugkomen en stelt voor het voorstel te betrekken bij de behandeling van de kadernota en er dan integraal met elkaar over te spreken.
De heer RETERINK gaat in op de taakstellende bezuiniging van € 100.000 en over hoe die ingevuld wordt kun je met elkaar van mening verschillen. Wat de SGP het meest geraakt heeft is dat de 4 verenigingen die geen gebruik kunnen maken van de investeringsregeling sport nu behoorlijk worden getroffen. Hij kan zich voorstellen dat een nieuwe visie gewenst is, want als een vereniging hier geen gebruik van kan maken dan mist men ook subsidie, terwijl andere verenigingen dit wel krijgen. Daarmee wordt onevenwichtigheid gecreëerd volgens spreker. Hij pleit ervoor dit te herzien en evenwicht in de zaak te brengen.
De heer MEIJERINK refereert aan beslispunt 1 waarin staat: “De beschikbare middelen van de stimuleringsregeling MVV uitwisselen met de bezuinigingsopdracht …”. Hij vraagt om een toelichting en wat hieronder moet worden verstaan.
Hij gaat in op de tekst bovenaan pagina 5, waar het college zichzelf de vraag stelt: “Zorgt het aanpassen van de jeugdledensubsidie er niet voor dat kinderen van minima niet meer kunnen sporten?” waarbij het college zelf opmerkt dat mensen met een inkomen van 110% van de bijstandsnorm gebruik kunnen maken van het jeugdsportfonds en een maximale bijdrage kunnen krijgen van € 125 per jaar. De PvdA vindt dit juist, maar ook makkelijk dat het college zich hierachter verschuilt. Hij vraagt om een reactie van de wethouder.
De heer NOORDAM zegt dat de VVD veel moeite heeft met de gang van zaken. In veel programma’s wordt uitgesproken dat de jeugd belangrijk is en dat er sprake moet zijn van toegankelijke sport zodat de jongeren op jonge leeftijd kunnen sporten.
Hij refereert aan het feit dat de heer Stegehuis dit punt al meerdere keren onder de aandacht heeft gebracht en is ook woordvoerder op dit punt.
De VVD bereidt een motie voor die betrokken kan worden bij de behandeling van de kadernota, geeft aan met een voorstel te komen dat de jeugdledensubsidie wordt verdubbeld en is blij met de woorden van de vorige sprekers.
De heer DE KOE zegt dat de woorden van de heer Reterink en de heer Wessels hem uit het hart gegrepen zijn. Hij stelt voor het voorstel te betrekken bij de kaderstelling en een breed gedragen motie voor te bereiden, zodat de scherpe randen van de bezuiniging af gaan. Herverdeling zou hierbij ook een mogelijkheid kunnen zijn. Hij vindt het belangrijk dat er in de raad een meerderheid ontstaat om te komen tot een betere verdeling van de lasten van de sport.
De heer KLEIN VELDERMAN is blij met de uitspraken van de collega partijen en vindt het prima dit voorstel tijdens de kaderstelling te behandelen. Hij vindt echter wel dat hiervan geleerd moet worden want kennelijk hebben De Sportraad, de gemeente en de verenigingen kansen laat liggen om dit goed te regelen. D66 zat nog niet in de raad toen de bezuiniging werd afgesproken. Daar zou de fractie ook tegengestemd hebben. Hij hoopt dat tijdens de kaderstelling wordt bepaald dat deze bezuiniging niet doorgaat.
De heer MULLER spreekt zijn waardering uit voor de bestuurders van verenigingen en de insprekers die veel energie in het algemeen belang van de sporters steken.
Sportsubsidie en exploitatiekosten van sport zijn in de meeste van de 393 gemeenten terugkerende discussiepunten. Het ideale model is er niet. De insprekers hebben de ongelijkheid bij de uitvoering van de bezuinigingsopdracht en de gevolgen voor de jeugdsport geaccentueerd. De huidige afspraken zijn volgens spreker historisch en rekenkundig behoorlijk complex. Gemeentebelang pleit voor een andere benadering en een ander toekomstscenario van geld naar sport, met de uitgangspunten dat jeugdledensubsidie functioneel moet zijn en de hoogte ervan een stimulans moet zijn voor de verenigingen en de deelnemers. Het moet een drempel slechten. Het huidige bedrag voldoet hier niet aan volgens spreker.
De kostendekkendheid dient voor binnen- en buitensport veel gelijkwaardiger te zijn, waarbij hij zich afvraagt wat precies met kostendekkendheid wordt bedoeld. Hierbij moet niet de hoogte van de contributie van individuele sporten leidend zijn. Er moet ook een relatie naar de kostendekkendheid worden gelegd. Dat kan betekenen dat dure sporten ook een hogere contributie vragen. De jeugd moet daarbij wel gestimuleerd worden en het is lastig de juiste kostendekkendheid te bepalen, maar hierover zijn wel rapporten beschikbaar. Bij die kostendekkendheid mag de zelfredzaamheid en besparing die een vereniging zelf realiseert verrekend worden.
Een hogere jeugdledensubsidie leidt tot hogere accommodatiekosten, want het is belangrijk dat zaken met elkaar in evenwicht zijn. Waarschijnlijk zullen de 71 verenigingen dan ook in zicht komen.
Er zijn berekeningen over de kostendekkendheid volgens spreker, maar er zijn onzekerheden over de kosten voor de komende jaren. Hij refereert aan de Sportvisie en het onderzoek naar de privatise-ringsmogelijkheden. Er is op dit moment geen zicht op de besparingen of kosten die dat met zich meebrengen.
Gemeentebelang pleit ervoor het voorstel terug te nemen en nogmaals te beoordelen op redelijkheid en de functie van jeugdledensubsidie.
Dat laat onverlet dat de aanpassing voor 2016 wat Gemeentebelang kan blijven staan, want zolang er tijdens de kaderstelling niet anders besloten wordt zal de 10% korting nog wel moeten worden gerealiseerd. De bezuinigingstaakstelling is volgens spreker een andere discussie, maar de uiterlijke lange termijn korting moet nog eens heroverwogen worden.
Wethouder CORNELISSEN gaat in op de discussie rondom ‘maatschappelijk verantwoord verenigen’, waarbij is afgesproken dat het geld dat daarvoor wordt ingezet eventueel ten koste gaat van de jeugdledensubsidie. Dit wordt ook in beslispunt 1 aangegeven, omdat ‘maatschappelijk verantwoord verenigen’ op basis van vrijwilligheid gaat en het bedrag dat daarvoor stond wordt voor de jeugdledensubsidie gebruikt.
Spreker refereert aan de opmerking over het feit dat het college zich verschuilt achter het jeugdsport- fonds. Hij begrijpt deze opmerking en geeft aan dat een taakstellende bezuiniging van € 100.000 lastig is en de sport zeker raakt.
Hij vindt het een goed plan om het voorstel mee te nemen bij de kaderstelling, maar hoopt daarbij wel dat de raad de verantwoordelijkheid neemt en aangeeft hoe het voorstel moet worden aangepast. Hij vindt het belangrijk dat er een keuze wordt gemaakt. De raad kan daarbij besluiten de bezuiniging niet of gedeeltelijk door te voeren.
Spreker refereert aan de opmerkingen over de kostendekkendheid en geeft aan dit lastig te vinden. Hij geeft daarbij het vervangen van bijv. de Reggehal als voorbeeld, vindt dat de raad daarbij een afweging moet maken, refereert ook aan eerdere verhogingen van de tarieven en de stijging van de huurprijzen met 10% vanaf 2016 (inflatiecorrectie).
Bij de kaderstelling zal de raad een besluit moeten nemen.
Tweede termijn
De heer KLEIN VELDERMAN vraagt of het college hier leermomenten uithaalt.
Wethouder CORNELISSEN zegt dat leermomenten in elk proces aan de orde zijn en refereert daarbij ook aan de taakstelling die er ligt.
De heer KLEIN VELDERMAN interrumpeert en zegt dat zijn vraag gaat om het proces. De wethouder had met de Sportraad gesproken, die de verengingen niet geïnformeerd heeft omdat men verwachtte dat de gemeente dit deed. Spreker geeft daarbij aan dat de wethouder verantwoordelijk is voor de Sportraad en verwacht dat hij hier iets van leert. De wethouder kan immers met de Sportraad afspraken maken over wie er communiceert en hoe de Sportraad werkt.
Wethouder CORNELISSEN probeert een situatie te schetsen waarbij een pijnlijke beslissing is genomen. De verenigingen zijn hiervan in kennis gesteld. Spreker heeft hier ook met de verenigingen over gesproken. Hij ondertekent dat het voorstel behoorlijk omvangrijk is, wellicht dat spreker het de volgende keer compacter zou weergeven.
De heer MEIJERINK gaat in op het antwoord van de wethouder op de 110% bijstandsnorm en concludeert dat de wethouder accepteert dat de mensen die hier net boven zitten de extra kosten volledig moeten dragen. Spreker gaat er vanuit dat hier bij de kaderstelling nader over gesproken wordt en vindt dat de wethouder zich hier gemakkelijk bij neerlegt. Hij constateert dat het de tweede keer is dat het college teruggefloten wordt door een meerderheid van de raad.
De heer WESSELS interrumpeert en vraagt of de heer Meijerink voorliggend stuk wil bespreken tijdens de kadernotabespreking of dat hij de verenigingen wil laten wachten tot na de zomer op de voorbereidingen naar een nieuwe contributie.
De heer MEIJERINK zegt dat de PvdA dit tijdens de kaderstelling wil bespreken, maar constateert dat het college in korte tijd voor de tweede keer wordt teruggefloten.
De heer DE KOE interrumpeert en meent zich te herinneren dat het voorstel uit 2010 komt. Toen maakte de PvdA nog deel uit van het college.
De heer MEIJERINK bevestigt dit en zegt dat hij niet op de bezuinigingstaakstelling zelf is ingegaan. Hij constateert slechts dat er vanuit de coalitiepartijen kritiek is op een voorstel waar de wethouder zich gemakkelijk bij neerlegt.
Wethouder CORNELISSEN gaat in op de woorden van de heer Meijerink en zegt niet gezegd te hebben dat hij niet achter het voorstel staat. De taakstellende bezuiniging van € 100.000 maakt deel uit van de kadernota. Als de raad een andere afweging wil maken dan vraagt hij om een concrete invulling waar de € 100.000 dan wel op bezuinigd moet worden.
De VOORZITTER concludeert dat het voorstel bij de kaderstelling verder wordt behandeld.
7 Raadsvoorstel benoeming lid raad van toezicht en begroting 2015 Stichting ROOS (Tijhof)
Er worden geen vragen gesteld.
De VOORZITTER concludeert dat de commissie adviseert het raadsvoorstel benoeming lid raad van toezicht en begroting 2015 Stichting ROOS als hamerstuk te behandelen in de raad.
8. Sportvisie 2015-2018 (opiniërend; Cornelissen)
De heer RETERINK zegt dat de SGP de sportvisie heeft doorgenomen en vindt het positief dat daarin ook oog is voor de ongeorganiseerde sporters. De SGP legt de vinger bij de volgende aandachtspunten:
- Zwembaden. Er wordt over De Koerbelt gezegd dat er een binnenbad komt met een buitengevoel. Dat gaat de SGP te snel. Eerst moet de raad daarover een besluit nemen.
- Nog niet zo lang geleden is bij het onderwerp onderwijshuisvesting besloten tot een levensduur van zestig jaar. Spreker vraagt of dat ook geldt voor sportaccommodaties.
- Naast de jeugdledensubsidie en de investeringsregeling sport wordt een verenigings-ondersteuning genoemd. Spreker vraagt of dit een derde vorm van subsidie is en wie daarvoor in aanmerking komt.
- Dagbesteding: hiervoor kan men een financiële bijdrage vragen bij de gemeente. Spreker is van mening dat hiervoor andere potjes zijn die wellicht ten goede komen aan een vereniging. Het kan niet zo zijn dat men hiervoor zomaar bij de gemeente aan de bel kan trekken.
De heer WESSELS zegt dat er een goede visie op hoofdlijnen voorligt, met daarin heldere kaders en evenwicht. Zowel binnen- als buitensport, verenigingssporters als sporters die zonder vereniging sporten, komen goed aan bod. Een punt van aandacht is de kostendekkendheid van de gemeentelijke accommodaties. De gemeentelijke overheid moet verstandig omgaan met de geïnde belastinggelden, maar alleen kijken naar kostendekkendheid is te star en niet doeltreffend. Spreker noemt een hypothetisch voorbeeld van een zwemvereniging die baden huurt van een gemeente die een op dat moment afgeschreven zwembad beheert. De lasten voor de zwemvereniging zijn laag, maar de kostendekkendheid van de accommodatie is hoog. Als die gemeente een nieuw zwembad bouwt, berekent ze de gestegen kosten door aan de zwemvereniging. De zwemvereniging gaat om die reden minder van de gemeente huren en de gemeente ziet de kostendekkendheid dalen. Wat het CDA betreft, is streven naar betere kostendekkendheid een must. Dat geldt ook voor het voorkomen van grote schommelingen in huurlasten voor verenigingen.
Spreker vat de sportvisie als volgt samen: realistisch, met aandacht voor de gezondheid van inwoners en waarin de kracht van het verenigingsleven naar voren komt. Het college is op de goede weg, maar moet aandacht hebben voor kostendekkendheid.
Mevrouw HEUVER zegt dat de sportvisie die voorligt is doordrenkt van veel mooie woorden, maar er is weinig concreets en veel financieel voordeel voor de gemeente. Er staan veel ambitieuze woorden in gericht aan de sportverenigingen, maar er is weinig tot geen financiële steun meer, ook niet bij het stimuleren van sportverenigingen om zich maatschappelijk verantwoord (het MVV) in te zetten: er is weinig of geen win-win voor de verenigingen zelf, wel voor de gemeente. Dit is een gemiste kans, wat Lokaal Liberaal betreft. Om het MVV te borgen in de samenleving moet meer ingezet worden op een win-winsituatie voor zowel de gemeente als voor de verenigingen. In deze participatiemaatschappij moet men vrijwilligers koesteren. Zij zijn het cement in de samenleving en zorgen voor sociale cohesie. Spreekster roept de gemeente op dit niet af te breken. Verder moet gekeken worden welke verenigingen hierin wel of niet kunnen participeren en of zij voldoende capaciteit hebben om zich maatschappelijk verantwoord in te zetten. Spreekster vraagt zich af of er niet een vorm van chantage wordt toegepast door te stellen dat alleen verenigingen mogen meedenken aan toekomstig sportbeleid als zij zich maatschappelijk verantwoord inzetten. Geen MVV in de ogen van de gemeente betekent geen inspraak. Lokaal Liberaal stelt de volgende vragen:
- Op welke wijze wil de gemeente verenigingen triggeren zich maatschappelijk verantwoord in te in te zetten als er geen financieel perspectief lonkt voor deze verenigingen? Dus geen win‑win situatie.
- Is de gemeente zich ervan bewust dat vrijwilligers afhaken door het rigoureus afbouwen van financiële ondersteuning?
- Gesteld is dat deze sportvisie wel tien jaar mee kan, zodat de gemeente een groter speelveld heeft om in te haken op nieuwe ontwikkelingen. Welke ontwikkelingen bedoelt het college?
- Bewegen in de openbare ruimte: Lokaal Liberaal kan hiermee van harte instemmen, maar verzoekt hierbij ook te denken aan meer sport en spel in het Volkspark. Daar staan daar nu drie kleine speeltoestellen, terwijl er ruimte is voor veel meer.
- Lokaal Liberaal is blij dat sportaccommodaties opengesteld (lees: verhuurd) worden voor recreatie en toerisme, wat meer inkomsten voor de gemeente betekent. Kan hierdoor de huur aan sportverenigingen gelijk blijven op het huidige niveau dan wel getemporiseerd worden?
Lokaal Liberaal hoopt van harte dat er met verenigingen wordt meegedacht om in de toekomst financieel gezond te blijven en om veel kinderen in Rijssen-Holten aan het sporten te krijgen, zodat zij zich op deze wijze maatschappelijk kunnen en kunnen blijven inzetten.
De heer MEIJERINK zegt dat een goede sportvisie gebaseerd is op de uitkomsten van de vorige sportvisie. Die evaluatie is er echter niet, waardoor het voor de PvdA lastig is in dat kader goed naar deze visie te kijken en er iets zinnigs over te zeggen. Spreker roept het college op alsnog te komen met een evaluatie van de periode 2010-2014 en op de uitkomsten ervan de nieuwe sportvisie te baseren. Daarbij moet het college ook ingaan op het mini-netwerkplan sport, wat spreker mist in de visie. Hij doelt op Het Opbroek in Rijssen.
De heer VAN VELDHUIZEN zegt dat “Sporten is gezond voor lichaam en geest” een mooie titel is voor de sportvisie en voor de start ervan. In deze sportvisie staat dat de gemeente gaat zorgen voor de aanleg van de basisvoorzieningen. Deze basisvoorzieningen zijn voor meerdere doelen en zo intensief mogelijk te gebruiken. Dat spreekt de ChristenUnie aan. Verder staat in de sportvisie het bereiken van kostendekkendheid van de gemeentelijke sportaccommodaties met sponsoring van het bedrijfsleven en vooral door zelfwerkzaamheid van de leden. Voorts wordt de pilot genoemd voor de Koerbelt over privatisering van onderhoudstaken bij buitensportaccommodaties. De ChristenUnie ziet met belangstelling uit naar de uitkomst hiervan.
Deze sportvisie geeft duidelijke kaders aan, waarbinnen het concrete beleid verder uitgewerkt kan worden. Ook wat dat betreft ziet zij met belangstelling de definitieve sportvisie tegemoet.
De technische vragen die de ChristenUnie had, zijn inmiddels beantwoord.
De heer KLEIN VELDERMAN refereert aan de presentatie door Synargis in de commissie. Dit wordt nu gepresenteerd als een fait accompli. Het is een voldongen feit dat met de Koerbelt aan de gang gegaan wordt. Dat wil D66 uit deze visie verwijderd zien. Daaraan hoort een raadsbesluit vooraf te gaan.
De heer NOORDAM zegt dat de VVD benieuwd is naar de uitwerking van de kaders die het college heeft aangegeven. Over die kaders heeft de VVD de volgende opmerkingen en vragen:
- Het is interessant dat er een hoofdstuk is gewijd aan de ongeorganiseerde sport. De VVD kijkt uit naar de uitwerking.
- De VVD houdt moeite met de ‘stadse fratsen’ van het MVV. Ook veel verenigingen hebben hier veel moeite mee. Door een van de insprekers werd aangegeven dat MVV voor zijn vereniging niet haalbaar is. De VVD heeft eerder al duidelijk gemaakt dat dit uit de sportvisie gehaald moet worden.
- Wat vindt de wethouder zelf van MVV en hoeveel problemen komt hij tegen in het veld?
De heer MULLER zegt dat hij een hoofdstuk Jeugd en Sport mist in de sportvisie en een hoofdstuk Sport voor mensen met een beperking. Dat laatste onderdeel was in het verleden wel opgenomen in de sportvisie en hij vraagt daarom of het bewust is weggelaten en zo ja, waarom.
Wat opvalt is dat topsport wordt benoemd. In het verleden is dat woord altijd bewust vermeden in sportvisies. De middelen zijn schaars en de prioriteit ligt voor Gemeentebelang bij de breedtesport. Spreker vraagt welke takken van sport dan extra aandacht moeten verdienen als het gaat om topsport en of het gaat om teamsport of individuele prestaties. Hij vraagt zich af wat de consequenties zijn van zo’n zin hierover in de visienota.
De heer NOORDAM zegt bij interruptie dat onder hoofdstuk 4, aandachtspunt 1, staat: “… dat voor iedere inwoner een veilig en toegankelijk sport- en beweegaanbod in de buurt aanwezig is”. De heer Muller licht er sport voor mensen met een beperking uit. Spreker vraagt hem of hij de geciteerde zin ook zo ziet, dus dat sport voor iédere inwoner is, beperkt of niet-beperkt.
De heer MULLER zegt dat dit wel kan voldoen aan de formulering van “iedere inwoner”. Deze groep had echter in het verleden wel een plek in de sportvisie. Het is in deze visie niet opgenomen.
Voor buitensportaccommodaties staat genoemd dat basale voorzieningen getroffen worden. De definitie hiervan moet nog nader worden bepaald. Aangezien beleid voortgaat, moet die definitie zo snel mogelijk bekend zijn, zodat daarmee rekening gehouden kan worden.
Veel gemeenten maken bij hun sportvisies en hun beleid gebruik van provinciale ondersteuning. In de voorliggende visie staat dat alleen genoemd onder “Niet-georganiseerde sport”. Spreker vraagt of er andere kansen zijn die ook vermeld moeten worden.
Wethouder CORNELISSEN zegt dat er een compacte visie voorligt. Daarin heeft het college geprobeerd de link te leggen met andere taakvelden, zoals integratie, participatie, jongeren en ouderen, en ook de economische waarde is daarbij betrokken.
Het college geeft aan dat MVV gebeurt op basis van vrijwilligheid en vrijblijvendheid en wil verenigingen stimuleren om dat op te pakken. Spreker heeft zich enigszins verbaasd over de opmerkingen die hierover zijn gemaakt, omdat dezelfde tekst in het coalitieakkoord staat, waar ook Lokaal Liberaal haar handtekening onder heeft gezet.
Het college wil MVV overlaten aan de verenigingen. In gesprekken met verenigingen hierover komt aan de orde dat een vereniging vaak kleine dingen kan doen die weinig kosten. Spreker wijst op de buurtschap Dijkerhoek, waar men erg veel voor anderen doet, een gymnastiekvereniging die een middag bewegen voor ouderen organiseert of een judovereniging die een valcursus voor ouderen organiseert.
De opmerking ‘stadse fratsen’ werd gemaakt. Het college vindt dat MVV op basis van vrijwilligheid moet plaatsvinden en zo ziet de commissie dat terug in de visie.
Mevrouw HEUVER zegt bij interruptie dat Lokaal Liberaal absoluut niet tegen MVV is. Zij vraagt zich af hoe de wethouder de verenigingen hiertoe wil triggeren terwijl er geen win-winsituatie is.
Wethouder CORNELISSEN zegt dat het coalitieakkoord daarover duidelijk is: MVV moet op basis van vrijwilligheid gebeuren, de gemeente stimuleert verenigingen daarin, maakt hen daarvan bewust en organiseert diverse zaken. Daarbij is duidelijk gezegd dat er niet is gekozen voor een financiële prikkel.
Gesproken is over de ongeorganiseerde sport. Dat is ‘sport inclusief denken’, wat het college in de visie duidelijk naar voren brengt. Het gaat om een grote groep sporters. Bij het inrichten van de openbare ruimte wordt nagedacht over de manier waarop men daarvan gebruik kan maken.
Tweede termijn
De heer KLEIN VELDERMAN zegt dat het doel van zowel georganiseerde als niet-georganiseerde sport is mensen aan het sporten te krijgen. Hij vraagt of de gemeente ook heeft gekeken of hierin samengewerkt kan worden met betaalde organisaties, zoals sportscholen, om publiek dat daarvan gebruik maakt extra te stimuleren.
De heer MEIJERINK vraagt de wethouder in te gaan op zijn vraag over de evaluatie van de termijn 2010-2014 en op de vraag over het mini-netwerkplan sport.
De heer NOORDAM zegt dat een van de insprekers duidelijk maakte dat zijn vereniging zich niet bezig kon houden met MVV. Hij vraagt de wethouder of concreet gezegd kan worden hoeveel verenigingen in de gemeente MVV niet goed van de grond krijgen.
De heer MULLER herhaalt zijn vragen die hij in de eerste termijn heeft gesteld, waarom de onderdelen Sport voor mensen met een beperking en Jeugd en Sport niet apart in de visie worden benoemd. Verder vraagt Gemeentebelang zich af of het onderdeel Topsport specifiek genoemd moet worden en waartoe dat kan leiden. Gemeentebelang verzoekt de wethouder te reageren op de vraag over het privatiseringsonderzoek en wanneer dit onderzoek is afgegrond.
Spreker herhaalt zijn opmerking over de basale voorzieningen: hoe sneller de definitie duidelijk is, hoe beter en sneller dit meegenomen kan worden in de toekomstige jaren.
De heer WESSELS verzoekt de wethouder in te gaan op zijn vraag over kostendekkendheid.
Door de heer Noordam werd in het kader van MVV de opmerking ‘stadse fratsen’ gemaakt. Spreker verwijst naar pagina 9, waar staat dat het uitgangspunt is dat alle sportverenigingen op dit moment al maatschappelijk verantwoord verenigen, en vraagt hierover de mening van de heer Noordam
De heer NOORDAM zegt dat hij zijn oor te luister heeft gelegd bij de verenigingen. Ook vanavond was van de insprekers te horen dat MVV in de praktijk niet is zoals de heer Wessels naar voren brengt. Spreker verzoekt de wethouder daarover meer te zeggen.
Wethouder CORNELISSEN zegt dat het college sportscholen ziet als een commerciële tak. Wel worden er hier en daar verbindingen gelegd, niet met de gemeente, maar met diverse organisaties. Carint Reggeland pakt bijvoorbeeld enkele zaken op met USA Sport. Waar de gemeente die verbindingen kan leggen, zal zij dat zeker doen, maar zal zij niet actief daarin participeren.
Naar aanleiding van de vraag over het mini-netwerkplan sport voor Het Opbroek zegt spreker dat er op dit moment geen ontwikkelingen zijn. Wel wordt gekeken of een aantal zaken wellicht naar Het Opbroek kan gaan, zoals RV. Als zich een dergelijke situatie voordoet, komt het college daarmee terug naar de commissie.
De heer MEIJERINK vraagt of er in dit verband ook voor de skeelervereniging een link ligt naar Het Opbroek.
Wethouder CORNELISSEN zegt dat er in het verleden een tekening is gemaakt, waarbij ook een skeelerbaan is ingetekend. Het college heeft op dit moment geen actief beleid om verenigingen naar Het Opbroek te verplaatsen.
Als een raadsmeerderheid de behoefte heeft aan een evaluatie van de periode 2010-2014, dan komt het college daaraan tegemoet.
Op het moment dat de gemeente met verenigingen in gesprek is en het blijkt dat zij moeite hebben met MVV, dan wordt dat in de gesprekken meegenomen. Het hoeft niet te gaan om grote in ingrijpende dingen. Een vereniging heeft echter vaak al een structuur, waarin men organiserend kan optreden en initiatieven kan ondersteunen. MVV is geen verplichting. Spreker is echter altijd bereid advies te geven aan verenigingen die moeite hebben met de invulling van MVV.
Het is niet de bedoeling dat de gemeente topsport financieel gaat ondersteunen. Het college heeft dit in de sportvisie opgenomen om te onderschrijven dat topsport erg stimulerend is, vooral voor de jeugd. Op die manier, niet meer en niet minder, benoemt het college dit in de sportvisie.
Naar aanleiding van de vraag over privatisering, zegt spreker dat momenteel een onderzoek wordt gedaan naar de kosten en naar de nulsituatie. Afhankelijk van de uitkomsten daarvan, kan er een pilot worden gestart. Het college houdt de commissie hiervan op de hoogte.
Er ligt een brede wens om te komen tot meer kostendekkende tarieven. Spreker denkt inderdaad dat voorzichtigheid hierin op zijn plaats is. De gemeente moet hierin niet doorslaan.
De VOORZITTER zegt dat het college te zijner tijd komt met een definitieve sportvisie, waarin de suggesties die vanavond zijn gegeven, worden meegenomen.
9 Minimabeleid 2015 (Tijhof)
Eerste termijn
De heer BEUNK zegt dat de stukken in tweeën uiteen vallen: het collegevoorstel en diverse bijlagen. Gemeentebelang vindt dat er een prima collegevoorstel voorligt.
Met betrekking tot de bijlage van Taalpunt Rijssen-Holten is het confronterend te lezen dat er binnen de gemeente ongeveer 4700 laaggeletterden zijn om binnen de digitale maatschappij te participeren. Dat hier een plan van aanpak via Taalpunt voorligt, kan Gemeentebelang alleszins billijken, maar als dit voorstel uitgeplozen wordt, is de conclusie dat ingezet wordt op een intensieve begeleiding van een relatief heel kleine groep. Afgerond gaat het over drie jaar verspreid om 50 personen. Na drie jaar, wordt ingeschat, zijn 45 personen voldoende opgeleid om naar behoren te kunnen participeren binnen onze digitale maatschappij. Deze inzet kost de gemeente ongeveer € 30.000, ofwel ongeveer € 666 per persoon. Gemeentebelang vraagt waarom is gekozen voor een intensieve begeleiding van deze kleine groep en voor een lager ambitieniveau en er een breder bereik is. Door voor deze methodiek te kiezen duurt het volgens Gemeentebelang erg lang voordat de problematiek van laaggeleerdheid weggewerkt kan zijn.
De subsidieaanvraag van de Waander Companje Stichting is aangehouden. Spreker vraagt wat hiervan de reden is.
Tevens ligt voor de vergoeding voor de Kledingbank. Gemeentebelang onderschrijft nut en noodzaak van de Kledingbank. Ook de bevolking reageert heel positief over de opzet hiervan. Het staat buiten kijf dat de Kledingbank onderdak nodig heeft. Het fenomeen is ontstaan vanuit een behoefte die voortvloeide vanuit de crisis. Voor Gemeentebelang is op dit moment een structurele toekenning van een bijdrage een stap te snel. Hiermee ontstaat een precedentwerking. Zij wil eerst binnen deze raad de discussie voeren over hoe om te gaan met het faciliteren c.q. ondersteunen van huisvesting van particuliere initiatieven: tot waar ligt hier een taak voor de gemeente? Het is echter de vraag of er structureel een bijdrage voor huisvesting moet worden opgenomen. Gemeentebelang vindt een incidentele ondersteuning voor 2016 prima, maar met de kanttekening dat hierover in de nabije toekomst binnen de raad gediscussieerd moet worden.
Mevrouw HEUVER zegt dat Lokaal Liberaal instemt het voorstel, met uitzondering van beslispunt 4, de subsidieaanvraag van de Kledingbank van € 7500. Zij vraagt of dit gehele bedrag wordt besteed aan huisvesting bij het mannenkoor, mede gelet op het feit dat de Kledingbank slechts enkele uren per maand is geopend.
De gemeente wil niet langer subsidie geven aan particulier onroerend goed, maar dit het liefst wil onderbrengen binnen de gemeentelijke panden. Spreekster vraagt of hiernaar is gekeken.
Er zijn in Rijssen-Holten vier kringloopwinkels. Zij vraagt of er overleg gevoerd kan worden om tot samenwerking te komen. Deze kringloopwinkels zijn eveneens maar een paar uur per week geopend.
De VOORZITTER geeft aan dat het minimabeleid voorligt en dat niet iedere subsidieaanvraag behandeld hoeft te worden.
De heer PAS zegt dat de ChristenUnie verheugd is met de herijking van de opgenomen bedragen en vindt dat er een prima voorstel voorligt.
Bij de bedragen die worden genoemd voor het Taalpunt Laaggeletterdheid, merkt spreker op dat er voor 2015 een bedrag staat van € 5060. Dat bedrag wordt verdubbeld in 2016. Niet duidelijk is wat hiervan de reden is.
De ChristenUnie constateert dat in WT4-verband niet echt enigszins wordt opgetreden, maar dat er nogal wat verschillen zijn. Dat zal niet snel veranderen.
De ChristenUnie bespreekt een van de onderwerpen nog verder binnen haar fractie. Wellicht komt zij hierover met een amendement als aanvulling op het minimabeleid.
De heer TEN BERGE zegt dat het CDA zich grotendeels aansluit bij de woorden van de vorige sprekers. Het is goed dat er actief werk gemaakt wordt van het minimabeleid en de bestrijding van armoede. Het CDA heeft echter enige bedenkingen en vraagt op grond van welke uitgangspunten of kaders het college heeft besloten de middelen voor armoedebestrijding in te zetten.
Spreker noemt in dit verband als voorbeeld het Taalpunt. Het is een goed initiatief, maar de vraag is of het behoort tot armoedebestrijding. Het argument is dat er veel mensen met een laag inkomen er gebruik van maken, waarbij de veelgeprezen woorden “vroegsignalering” en “preventie” gebruikt worden. Het CDA vindt bekostiging van het Taalpunt op deze manier te ver gezocht. Het feit dat educatie al toegezegd is aan het ROC, is geen argument dit nu te bekostigen uit middelen ten behoeve van armoede. Gelukkig betreft dit een oplossing voor een paar jaar en is dit niet een structurele invulling.
Ook ten aanzien van de Kledingbank mist het CDA een helder kader, dat mogelijk kan meewegen bij het besluit over de aanvraag van de Waander Companje Stichting.
Het CDA vraagt kortom of het college de uitvoering van het minimabeleid vooral overlaat aan het maatschappelijk middenveld. Wat het CDA betreft is dat een mooi streven, maar de vraag is wat het betekent voor de eigen, gemeentelijke regelingen en uitvoering daarvan. Armoedebestrijding vraagt prioriteit, maar welke prioriteringen stelt het college in deze strijd? Het CDA roept het college op op korte termijn te komen met een heldere visie op armoedebestrijding, waaraan initiatieven en beleidskeuzes in de toekomst getoetst kunnen worden. Kan het college hieraan tegemoet komen?
De heer NOORDAM zegt inhakend op de woorden van de heer Ten Berge, dat de VVD van mening is dat het gaat om geoormerkt geld van de overheid, bedoeld voor armoedebestrijding.
Naar aanleiding van het voorstel over laaggeletterden, vraagt de VVD of er inderdaad 4700 personen tot deze groep behoren en of het is berekend op landelijke gemiddelden. De VVD stemt niet in met beslispunt 6. Daarnaast stemt zij niet in met beslispunt 4 en zet hierbij dezelfde vraagtekens als Lokaal Liberaal.
De heer MEIJERINK zegt dat de PvdA zich beperkt tot het raadsvoorstel minimabeleid. De PvdA kan zich daarin vinden en complimenteert het college daarmee; het is een goede vertaling van de motie die op 18 december 2014 is aangenomen.
De heer KLEIN VELDERMAN zegt dat D66 akkoord gaat met het voorstel.
Wethouder TIJHOF zegt dat laaggeletterdheid een landelijk probleem is. Rijssen-Holten is daarin niet anders dan andere gemeenten en vindt dat het probleem opgepakt moet worden. Het gaat vaak om mensen die in de categorie voor het minimabeleid vallen. De doelstelling is in eerste instantie het bereiken van 50 personen. Door de voorgestelde insteek denkt het college een grotere groep te kunnen bereiken. Het verschil tussen de budgetten voor 2015 en 2016 ligt daarin dat er van 2015 al zes maanden voorbij zijn. Voor 2016 betreft het twaalf maanden.
Het ambtelijke stuk over de Waander Companje Stichting waarover het college zijn mening moest geven, was niet tijdig beschikbaar. Het voorstel hiervoor ligt om die reden niet voor bij de commissie.
Gemeentebelang ziet graag een incidentele bijdrage aan de Kledingbank. Spreker merkt op dat zodra de Kledingbank een huurcontact aangaat, dat voor meerdere jaren geldt. Om die reden is aangeklopt bij de gemeente voor een structurele bijdrage.
Lokaal Liberaal doelde volgens spreker op het jeugd- en jongerenwerk bij de vraag over particulier onroerend goed. Rijssen-Holten heeft niet veel gemeentelijke gebouwen voor dit soort activiteiten. De Kledingbank zoekt zelf naar alternatieve plekken, waar zij voor zo weinig mogelijk geld onderdak heeft.
Kringloopwinkels zijn vrije winkels, waar men kleding of huisraad koopt tegen zeer gereduceerde prijzen. Een Kledingbank is echter opgezet voor een heel specifieke doelgroep en wordt bij voorkeur niet gevestigd in een winkel waar men ook andere zaken koopt. Samenwerking tussen de organisaties gebeurt al en wordt door spreker zeer op prijs gesteld.
Er zijn door het CDA vragen gesteld over de kaders voor het beleid en over structurele bijdragen die in het verleden vaak incidenteel waren. Spreker zegt dat het goed is dat het college nadenkt over herijking van het minimabeleid en dat nog een keer als geheel voorlegt aan de commissie. Die handschoen pakt het college op.
De VVD wees op het aantal van 4700 laaggeletterden. Dit is inderdaad een landelijk gemiddelde. Rijssen-Holten is daarin niet anders dan andere gemeenten. Landelijk wordt er veel aandacht gevraagd voor laaggeletterdheid.
De heer NOORDAM zegt bij interruptie dat dit betekent: één op vijf inwoners. Dat kan volgens hem niet kloppen.
Wethouder TIJHOF zegt dat de cijfers kloppen. De cijfers hebben niet alleen betrekking op de jeugd, maar ook op ouderen en mensen die niet van Nederlandse komaf zijn. Opgeteld gaat het om schrikbarende cijfers. Het college vraagt daar aandacht voor.
De heer VAN VELDHUIZEN zegt bij interruptie dat 13% één op zeven en een half is.
De heer NOORDAM zegt dat met betrekking tot de samenstelling van Rijssen-Holten dat 30% jonger dan twintig jaar is. Spreker schat het aantal laaggeletterden in deze groep heel laag in. Dat betekent dat tot de resterende groep inwoners 4700 laaggeletterden behoren. Dat is 20%.
Wethouder TIJHOF zegt dat het niet gaat om het benoemen van het exacte percentage laaggeletterden. Het aantal laaggeletterden in Rijssen-Holten is hoog. Daarop wil het college actie ondernemen.
De heer NOORDAM zegt bij interruptie dat hij moeite heeft met de woorden van de wethouder, die de getallen bagatelliseert. De VVD vindt één op vijf inwoners extreem voor deze gemeente.
Wethouder TIJHOF zegt dat hij het probleem zeker niet bagatelliseert.
De VVD stemt niet in met de punten 4 en 6 van het collegevoorstel. Spreker is benieuwd of de VVD wel instemt met het raadsvoorstel.
De VOORZITTER concludeert dat er een amendement is aangekondigd van de ChristenUnie en of al gezegd kan worden waar dit over gaat.
De heer PAS zegt dat het eventuele amendement de Vroeg- en voorschoolse educatie betreft.
De VOORZITTER constateert dat er behoefte is aan een tweede termijn. Gezien het tijdstip verzoekt hij de fracties hun woordvoeringen zo kort mogelijk te houden.
Tweede termijn
De heer KLEIN VELDERMAN zegt dat laaggeletterdheid kennelijk een veel groter probleem is dan iedereen beseft. Laaggeletterdheid leidt tot isolatie. Zestien- of zeventienjarigen zullen een achterstand daarin niet snel inhalen en moeten op een goede manier benaderd worden. Spreker vindt het een prima initiatief het hoge percentage laaggeletterden naar beneden te brengen.
De heer BEUNK zegt dat Gemeentebelang in de raadsvergadering op het onderwerp terugkomt.
De heer TEN BERGE vraagt wat er in de raadsvergadering terugkomt. Het raadsvoorstel betreft de verordening et cetera. Daarnaast ligt nu een collegevoorstel voor over de Kledingbank en andere zaken die onder het minimabeleid vallen. Spreker proeft de behoefte opnieuw te spreken over o.a. het Taalpunt en de Kledingbank.
De VOORZITTER zegt dat alleen het raadsvoorstel terugkomt in de raadsvergadering van 2 juli 2015.
De heer TEN BERGE zegt dat de wethouder heeft toegezegd dat er aan een visie wordt gewerkt. Spreker vraagt of hij in afwachting van die visie ook de toezegging kan doen dat de middelen die nu worden ingezet, incidenteel worden ingezet en niet structureel.
Mevrouw HEUVER zegt dat Lokaal Liberaal tegen de subsidieaanvraag van de Kledingbank is.
Wethouder TIJHOF zegt dat het college het beleid graag aan de commissie wil voorleggen om dat tegen het licht te houden.
Spreker kan op dit moment niet overzien wat de consequenties zijn voor een stichting die een structurele bijdrage vraagt in verband met het aangaan van verplichting, als die bijdrage incidenteel wordt verstrekt. Spreker koppelt dit zo snel mogelijk terug.
(NB: bij de inzet van de middelen voor het minimabeleid gaat het over de subsidie voor de Kledingbank en het Taalpunt.
Inzet van de middelen incidenteel is niet wenselijk omdat het bij de besteding van de subsidie voor de Kledingbank gaat om de huisvestingslasten. De Kledingbank zal bij de besteding van de subsidie rekening moeten houden met het contract dat wordt afgesloten voor de kosten van de huisvesting. Een incidentele verstrekking is daarom dan ook niet wenselijk.
In de beschikking voor de toekenning van de subsidie is wel benoemd dat jaarlijks verantwoording moet worden afgelegd om inzicht te geven in de behoeften van de burger voor een Kledingbank.
Indien blijkt dat in de komende jaren de behoefte minder of niet meer aanwezig is, zal de afweging worden gemaakt of er opnieuw subsidie wordt verstrekt.
Met betrekking tot het Taalpunt gaat het om een subsidie voor de inzet van de komende drie jaar. Dit is een project dat over dezelfde periode ook financieel wordt ondersteund door de Stichting Taal voor het leven. Na afloop van deze projectperiode zal aan de hand van de inhoudelijke verantwoording van de Bibliotheek Rijssen-Holten en ViaVie Welzijn, als uitvoerende organisaties van het Taalpunt, beoordeeld worden of de resultaten voldoende zijn om voortzetting van het Taalpunt ook na 2017 mogelijk te maken.)
De VOORZITTER concludeert dat de commissie adviseert het raadsvoorstel minimabeleid 2015 als bespreekstuk te behandelen in de raad.
10. Bijdrage voor onverwacht groot onderhoud Pelmolen (opiniërend; Beens)
Eerste termijn
Mevrouw KUIPER zegt dat Gemeentebelang zich kan vinden in het voorstel voor een incidentele bijdrage. Zij stelt nog de volgende vragen:
- Wat doet het college met het gegeven dat de Monumentenwacht blijkbaar geen goede controle heeft uitgevoerd op de molen?
- In de bijlagen staat dat de Stichting Pelmolen een BRIM-subsidie ontvangt. Als de slechte staat van onderhoud al bekend was bij de aanvraag, heeft het college dan invloed gehad op deze subsidie en zou deze dan wellicht hoger zijn uitgevallen of is de stichting een bedrag misgelopen?
De heer TEN BERGE zegt dat op de site van de Pelmolen staat: “Bij een gunstige wind kunt u de olieslagerij volop in werking zien”. Die gunstige wind moet ook waaien vanuit de raad door de bijdrage te verstrekken.
De heer BEENS zegt dat het college is geschrokken van het onverwachts groot onderhoud. De molenaar heeft dit zelf geconstateerd en niet de mensen die het onderzoek hebben gedaan en het rapport hebben geschreven.
Het college kan zelf niet veel doen met het gegeven dat dit niet in het onderzoek naar voren is gekomen. Er is hierover gesproken met het bestuur van de Pelmolen. Het bestuur spreekt Monumentenwacht hierover aan en voert pittige gesprekken. Er wordt ook gekeken naar de BRIM-subsidie. Het is een langdurige touwtrekkerij. Het bestuur vreest dat de subsidie niet tijdig of überhaupt niet ontvangen wordt; wel de structurele bedragen, maar niet het grote bedrag voor dit onderhoud. Daarom is men aangewezen op de gemeente of sponsoren om de molen zo snel mogelijk weer volop te laten draaien.
De VOORZITTER concludeert dat de commissie instemt met het voorstel. Dit komt via een begrotingswijziging terug in de raad.
11. Presentatie over het Participatie Pact Rijssen-Holten
Wethouder TIJHOF geeft een korte inleiding. In de aanloop naar het Participatie Pact heeft de raad een verordening aangenomen in verband met een aantal instrumenten dat gebruikt kan worden om te komen tot zoveel mogelijk arbeidsparticipatie als uitwerking van de Participatiewet. Tijdens de raadsbehandeling heeft spreker gezegd dat het college werkt aan het Participatie Pact en dat de raad meegenomen wordt in de ontwikkelingen daaromtrent. Die ontwikkelingen gaan redelijk voortvarend.
De presentatie gaat over de stand van zaken van dit moment. Technische vragen beantwoordt de heer Loode, die de presentatie geeft. Politieke vragen neemt spreker voor zijn rekening.
De heer LOODE houdt een presentatie over Participatiepact Rijssen-Holten. Deze presentatie wordt als bijlage toegevoegd aan het verslag.
Naar aanleiding van de presentatie worden de volgende vragen gesteld:
De heer KLEIN VELDERMAN vraagt waarom alleen aan de slag gegaan wordt met mensen met groeiperspectief? Hoe wordt dat bepaald?
De heer LOODE wijst op de sheet “Werkzoekenden in de bijstand met groeiperspectief”. De re‑integratieconsulenten spreken alle mensen met een bijstandsuitkering. Het gaat om 333 uitkeringen. Daaronder vallen ook gezinnen. Concreet gaat het om 400 tot 450 mensen die een bijstandsuitkering ontvangen. Al deze mensen zijn bekend bij de consulenten. Zij hebben alle mensen gescreend en er worden gesprekken mee gevoerd. Van 100 tot 120 mensen hebben zij een CV opgemaakt. Ingeschat wordt dat deze mensen de beste groeikans hebben richting regulier werk.
Mevrouw HEUVER zegt dat een deel van de mensen de stap kan maken naar regulier werk. Welk werk kan men doen?
De heer LOODE zegt dat veel mensen aangewezen zijn op laaggeschoold werk. De gemeente heeft een kwartiermaker, die de opdracht heeft echt op zoek te gaan naar werkgevers, die laaggeschoold werk kunnen aanbieden voor de toekomst en waar de mensen zich kunnen ontwikkelen.
Mevrouw HEUVER vraagt of bekend is welke bedrijven behoefte hebben aan laaggeschoolde arbeiders.
De heer LOODE zegt dat de accountmanager hiertoe enige tijd geleden een plan heeft gemaakt op basis van werkgevers die in de toekomst zouden moeten voldoen aan een bepaald quotum. Dat overzicht is bekend bij de kwartiermaker, die op basis daarvan gesprekken heeft met werkgevers over het aanbieden van werk-/stageplekken en over de vraag of hiervoor eventueel op den duur een vacature ontstaat.
Mevrouw HEUVER merkt op dat er steeds meer behoefte is aan hooggeschoold personeel. Dat is een probleem voor deze groep.
De heer LOODE zegt dat dat inderdaad het geval is. Door het Participatie Pact wordt deze groep een kans geboden zich te ontwikkelen. In het verleden ging de gemeente op zoek naar re‑integratiepartners of re-integratiebedrijven. Zij leerden mensen ‘een kunstje’ en dat was het. Dat biedt echter geen perspectief voor de toekomst. De gemeente richt zich juist op werkgevers die in de toekomst daadwerkelijk werk kunnen aanbieden.
De heer TER KEURST zegt dat er mensen gevraagd worden, zoals timmerlieden en metselaars. Sinds de crisis zijn ten minste 70.000 mensen hun baan kwijtgeraakt in de bouw. Hij vraagt waarom bedrijven niet op zoek gaan naar die mensen, die al geschoold zijn en kunnen instromen in het werk dat er op dit moment is.
Wethouder TIJHOF zegt dat het nu gaat om mensen in de kaartenbak van de gemeente. Veel mensen die door de crisis in de WW zijn gekomen, zitten in de kaartenbak van het UWV. Dat is een andere doelgroep; deze mensen hebben minder afstand tot de arbeidsmarkt. De focus van de gemeente ligt op mensen met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt, die de gemeente via het instrument Participatie Pact kan begeleiden naar werk. Als er werkgevers komen die behoefte hebben aan timmerlui, installateurs en dergelijke, worden zij verwezen naar het Werkplein Twente, het UWV.
De heer LOODE vult aan dat hierover regionale afspraken zijn gemaakt. Altijd wordt eerst lokaal bekeken wat lokaal uit het eigen uitkeringsbestand kan worden ingevuld. Als dat niet mogelijk is, wordt zeker gekeken naar het bestand van het UWV. Dat kunnen mensen zijn uit de eigen gemeente, maar ook mensen uit andere gemeenten.
De heer BAAN zegt naar aanleiding van de sheet “Aanbodkant en Vraagkant” en het WSW-deel, dat deze stopt bij punt 10, uitstroom naar fase 4, contract bij werkgever. Spreker vraagt of men een rugzak dan wel ondersteuning meekrijgt vanuit de gemeente en of er ook een weg terug is in de aangegeven fasen.
De heer LOODE zegt dat het altijd gaat om maatwerk. Afhankelijk van de afstand tot de arbeidsmarkt, gaat er een rugzak mee. In de stukken staat in dit kader dat loonkostensubsidie wordt bepaald op basis van loonwaardewaardering. Voor loonwaarde die iemand mist, wordt compensatie gevonden in de loonkostensubsidie.
De heer KLEIN VELDERMAN vraagt hoeveel mensen een keer per jaar een coach op bezoek krijgen en te horen krijgen dat de gemeente niets voor hen doet, omdat er geen groeiperspectief is.
Het Participatie Pact is er uitsluitend ten behoeve van bedrijven en bedrijvenverenigingen in Rijssen-Holten. Spreker neemt aan dat er ook gesproken wordt met bedrijven van buiten de gemeente.
De heer LOODE zegt dat de gemeente zeker op zoek is naar bedrijven van buiten Rijssen-Holten, vooral als het gaat om plaatsing richting arbeid. Het Participatie Pact is echter vooral lokaal gericht.
Wethouder TIJHOF zegt dat de doelgroep vanuit de Participatiewet is gericht op de participatieladder. Dat staat in de presentatie: de categorieën 1 t/m 6. Dit instrument wordt vooral gebruikt om mensen zoveel mogelijk van categorie 4 naar categorie 6, richting betaald werk, te brengen. Dat betekent minder uitkeringen. Voor de doelgroepen daaronder worden andere instrumenten gebruikt.
De heer KLEIN VELDERMAN vraagt om hoeveel mensen het gaat.
Wethouder TIJHOF zegt dat het aantal verwachte groeimogelijkheden ongeveer 400 mensen bedraagt. Datzelfde aantal mensen heeft een bijstandsuitkering.
De heer KLEIN VELDERMAN concludeert dat een deel van de mensen niet via dit Participatie Pact geholpen wordt.
De heer LOODE bevestigt dit. Dat is aangegeven in de presentatie bij de sheet over het participatiehuis. In de toekomst gaat de gemeente hier iets mee doen. Dat is de reden dat gekeken wordt naar het onderdeel Arbeidsmatige Dagbesteding en hoe dat ingericht moet worden.
De heer KLEIN VELDERMAN pleit ervoor te proberen iédereen mee te nemen in het Participatie Pact. Wethouder TIJHOF zegt dat het college met de uitvoering van de Participatiewet voor ogen heeft iedereen een plek te geven in het participatiehuis. Het is een gegeven dat een aantal mensen nooit verder komt dan Arbeidsmatige Dagbesteding of Dagactiviteiten. Spreker benadrukt dat dat geen kwalificatie of een diskwalificatie van deze mensen is.
Het college wil mensen die in meer of mindere mate kansen hebben om richting regulier werk kunnen gaan, al dan niet ondersteund, die kansen geven.
Mevrouw PLUIMERS vraagt wat de bedoeld wordt met Ondernemers rondom de Rotonde.
Wethouder TIJHOF zegt dat ondernemers rondom de rotonde Nijverdalseweg in het kader van MVV naar de gemeente zijn gekomen. Zij zagen de wetgeving op zich afkomen met betrekking tot de garantiebanen. Daarmee is de werkgroep HRM tot stand gekomen, waarbij de bedrijvenverenigingen zijn betrokken.
12. Actiepuntenlijst
De drie actiepunten blijven staan.
13. Rondvraag
Er worden geen vragen gesteld.
14. Sluiting
De VOORZITTER sluit de vergadering om 22.50 uur.
Aldus vastgesteld in de vergadering van de Commissie MDV van Rijssen-Holten op 7 september 2015.