Commissie MDV 18 mei 2015 (20:15)
- Datum:
- 18-05-2015
- Tijd:
- 20:15 - 22:50
- Zaal:
- Raadzaal
- Openbaarheid:
- Openbaar
- Voorzitter:
- dr. E.G. Bosma
- Griffier:
- H.A.J. van de Vliert
- Notulist:
- G.B. Aanstoot-Stam
Aanwezig | Naam |
---|---|
Voorzitter | dr. E.G. Bosma |
SGP | dr. J. Noeverman, J.W. Reterink en J.A. Baan |
CDA | F.J. Wessels en G.D. ten Berge |
ChristenUnie | J. van Veldhuizen, mr. W.L. Riezebos-Tessemaker en G. Pas |
Gemeentebelang | W.J.M. Muller, J. Kuiper-Ruitenberg en P. Kroeze |
PvdA | S. Kök, R.W. Meijerink en G. Pluimers-Kremer |
VVD | F.W. Noordam, E.J.W. Deijk en H.A.M. Stegehuis |
Lokaal Liberaal | R.A. de Koe en E. Heuver-Harbers |
D66 | ir. H. Klein Velderman en C. Polman |
Griffier | H.A.J. van de Vliert |
Wethouders | B. Beens, R.J. Cornelissen, B.D. Tijhof |
Pers | 2 |
Publiek | 35 |
1. Opening
De VOORZITTER opent de vergadering en heet alle aanwezigen van harte welkom.
2. Inventarisatie spreekrecht
De volgende insprekers hebben zich gemeld:
Op informatief stuk informatief stuk c (realisatie bezuinigingstaakstelling sport):
- De heer Rutterkamp, namens DOS Rijssen
- De heer Hakvoort, namens gymnastiekvereniging VEK (penningmeester)
Zij krijgen het woord bij agendapunt 2.
Op agendapunt 6 (Visienota Jeugd- en jongerenwerk):
- Mevrouw Hiddink, namens ViaVie Welzijn
- De heer Wolterink, namens de Fakkeldrager
- De heer Flim, namens de Stichting PSJHGR
- De heer Jorna, namens Pand 11
- De heer Isik, namens Abgar
De heer RUTTERKAMP, namens DOS RIJSSEN, spreekt in op informatief stuk c (realisatie bezuinigingstaakstelling sport). Hij meldt dat de voorzitter van DOS niet aanwezig kan zijn in verband met werkzaamheden in het buitenland.
De inspraak betreft de jeugdledensubsidie. DOS vindt het jammer dat zij in het voortraject niet de mogelijkheid heeft gehad om mee te praten over de bezuinigingen op sport, ingevuld door een bijstelling van de jeugdregeling met betrekking tot de jeugdledensubsidie. DOS is hiervan erg laat op de hoogte gebracht door de gemeente. Ook de sportraad heeft DOS niet ingelicht of betrokken in dit voorstel. Daarover vooral is DOS teleurgesteld en ook vanwege de opmerking in het collegevoorstel, dat zij niet benaderd hoefde te worden, omdat zij toch wel tegen dit voorstel zouden zijn.
Spreker snapt dat er € 100.000 bezuinigd moet worden op sport, maar vindt het niet terecht dat dit voor het grootste deel op het conto komt van de jeugdledensubsidie. In voorbeeldberekeningen die in de bijlage zijn toegevoegd, wordt voornamelijk met een vooringenomen standpunt een verkeerd beeld geschetst over hoe DOS met de jeugdledensubsidie zou omgaan. De subsidie wordt voornamelijk gebruikt om de contributie van de jeugdleden laag te houden. Als de raad informatie had opgevraagd over DOS, dan had men kunnen zien dat het grootste deel van de vereniging uit jeugdleden bestaat.
Daarnaast is de jeugdledensubsidie gekoppeld aan de huursom, die aan de gemeente moet worden betaald. Dit is een terecht punt; dit is namelijk een van de grootste kostenposten van de vereniging, ongeveer € 15.000. Als dan gesproken wordt over ‘gelijke monniken gelijke kappen’, zou dit vergeleken moeten worden met een buitensportvereniging. Dan kan men constateren dat dit hoog is per lid. Daarnaast hebben buitensportverenigingen een eigen accommodatie, waaruit zij overige inkomsten kunnen genereren, bijvoorbeeld een kantine. Deze mogelijkheden heeft DOS niet. Op een eerlijke verdeling van de huur zou de gemeente volgens spreker nog best wat kunnen verdienen met betrekking tot de bezuiniging van € 100.000.
DOS is van mening dat men naar het gehele kostenplaatje moet kijken en niet naar één onderdeel, niet alleen voor wat betreft DOS, maar naar alle door de gemeente verleende subsidies aan de sportverenigingen. De mogelijkheid om kosten te besparen door zelf werkzaamheden uit te voeren is er niet voor een gymvereniging. Dus ook hier is de uitspraak ‘gelijke monniken gelijke kappen’ niet van toepassing.
Gymnastiekverenigingen hebben een veilige sportomgeving hoog in het vaandel staan voor de jeugd en de overige leden. Voor een technische sport als gymnastiek zijn geschoolde leiding en trainers nodig. Zij leveren een verantwoord bewegingsaanbod aan de jeugdleden. Daarom mag de rol van gymnastiek niet onderschat worden in onze samenleving.
Als de jeugdledensubsidie wordt versoberd, dan heeft dit vergaande gevolgen voor het aanbod van veilige en verantwoorde gymnastiek aan peuters, kleuters en kinderen na de lagere school. Dat heeft ook gevolgen voor de gemeente, want de dekkingsgraad voor het verhuren van de diverse locaties gaat hierdoor naar beneden. DOS geeft hiermee aan dat de subsidie door haar altijd op de goede manier is besteed, namelijk aan de jeugdleden.
DOS, met haar jeugdleden, zonder eigen kantine, kent geen bierprijzen. Spreker merkt hierover op, zoals in de anti-alcoholreclame wordt aangegeven: NIX.
De heer MULLER zegt dat volgens de heer Rutterkamp de bezuiniging vergaande gevolgen heeft voor DOS en vraagt of dat andere gevolgen zijn dan het verhogen van de contributies.
De heer RUTTERKAMP zegt dat de contributie al vrij hoog is. In de stukken staan bewoordingen over gewogen gemiddelden. Spreker vindt dat geen eerlijk punt, omdat bijvoorbeeld een voetbalvereniging veel meer senioren heeft. Bij een gewogen gemiddelde is de contributie bij een gymvereniging erg hoog. Daarnaast wordt elk jaar de huur verhoogd met tien procent. Uiteindelijk zal dit betekenen dat de vereniging minder leden krijgt.
De heer KLEIN VELDERMAN zegt dat volgens de heer Rutterkamp de maatregelen op schrift zijn gezet zonder DOS te informeren. De gemeente heeft hierover wel gesproken met de sportraad. Spreker vraagt wat DOS van de gemeente en van de sportraad had verwacht.
De heer RUTTERKAMP zegt dat hij in elk geval meer van de sportraad had verwacht. In februari is het besluit al genomen en in maart is hierover tijdens een gesprek met de sportraad geen informatie gegeven. Dat is een kwalijke zaak. Pas op 20 april jl. is DOS door de gemeente op de hoogte gesteld.
De heer HAKVOORT, namens de christelijke gymnastiekvereniging VEK, spreekt in op informatief stuk c (realisatie bezuinigingstaakstelling sport). Spreker is penningmeester van VEK en gaat in deze hoedanigheid in op de jeugdledensubsidie. De bijzondere positie van VEK is dat zij voor de jeugdleden onder de tien jaar een vergoeding krijgt voor de huur van sport- en gymnastiekaccommodaties. Gemakshalve werd die uitbetaald en gekoppeld aan de jeugdledensubsidie. Het is echter, zoals in de stukken van het college staat, een vergoeding voor de volledige zaalhuur die VEK moet betalen.
VEK vindt het ontzettend jammer dat zij in de voorbereidingen op dit voorstel niet is geïnformeerd over het voorstel. De sportraad heeft het voorstel blijkbaar afgetikt, zonder de consequenties na te gaan voor de gymnastiekverenigingen.
Spreker heeft de indruk dat de sportraad niet zozeer functioneert voor binnensportverenigingen, maar meer voor de buitensportverenigingen.
De gymnastiekvereniging is een vereniging die openstaat voor eenieder en voor alle culturen. Haar belangrijkste taak is eenieder de mogelijkheid te bieden om te gymnastieken, te turnen dan wel te twirlen, zij is laagdrempelig en wil dat graag zo houden. Daarmee beantwoordt VEK aan het streven van de gemeente om burgers zoveel mogelijk te laten participeren en elkaar te ontmoeten. Hoe kan dat nu beter dan door eenvoudig sport te bedrijven, waarbij gymnastiek de ultieme basis is om te bewegen, elkaar in lesverband te ontmoeten en elkaar te steunen en te helpen? Daarnaast draagt gymnastiek voor kinderen voor een niet onbelangrijk deel bij aan hun karaktervorming en sociale vaardigheden. Te meer een reden om het eniger mate laagdrempelig te houden. Ook aan ouderen wil VEK dit graag aanbieden, waarbij te denken valt aan Meer Bewegen voor Ouderen of Hart in Beweging. Helaas is dat moeilijk van de grond te krijgen.
Het ledenbestand van VEK bestaat hoofdzakelijk uit jongens en meisjes onder 17 jaar. Op een ledenbestand van thans 480 leden zijn er 403 leden jonger dan 17 jaar, waarvan er 321 jonger zijn dan 12 jaar. Het is dus echt een vereniging van jeugdleden. Daarom gaan de berekeningen, zoals in de voorstellen verwoord, niet op.
In de toekomstvisie over jeugdledensubsidie “Hoe nu verder” staat een berekening over één uur meer gebruik door ouderen van de sporthal. De vereniging heeft echter 80 ouderen, waarvan er 25 leiding elke week de jeugd les geven. Dat ene uur meer zit er gewoon niet in. Datzelfde geldt als gesteld wordt dat jeugdleden meer in de sporthal zouden kunnen gaan turnen en gymnastieken en twirlen. Dan ontstaan er heel ander berekeningen dan nu vermeld staan.
Met zoveel jeugdleden is het belangrijk dat met betrekking tot de technische aspecten van het gymnastieken de hiermee gepaard gaande veiligheid hoog in het vaandel staat. Daarom worden de lessen gegeven door goed opgeleide en gecertificeerde leiding. Dit levert een verantwoord bewegingsaanbod op. In dat licht bezien mag gymnastiek zeker niet worden onderschat. Deze gecertificeerde leiding en het voldoen aan de normen van de gymnastiekbond brengen de nodige kosten met zich mee.
VEK beschikt niet over een eigen gymnastiek- dan wel turnhal en is afhankelijk van de gemeentelijke accommodaties, die gehuurd moeten worden. Deze huren stijgen jaarlijks met tien procent. De buitensport met buitenvelden hebben de afgelopen jaren hooguit een huurverhoging gehad van zeven tot acht procent. ‘Gelijke monniken gelijke kappen’?
Gemiddeld betaalde VEK de afgelopen jaren € 28.000 huur per jaar, waarvoor zij middels een opslag op de jeugdleden subsidie ongeveer 40% werd gecompenseerd. Het terugdraaien hiervan slaat een enorm gat in de financiële huishouding van VEK. Het gaat hier om ongeveer 20% van haar begroting.
Mevrouw RIEZEBOS zegt dat dit onderwerp vanavond niet op de agenda staat. De raadsfracties hebben slechts heel onlangs brieven hierover ontvangen van VEK en DOS. Spreekster stelt voor dit onderwerp te agenderen voor de eerstvolgende commissievergadering om recht te doen aan de inspraak en om de rol van de sportraad hierin te bezien.
De VOORZITTER zegt dat het onderwerp geagendeerd kan worden voor de commissievergadering in juni. De inspraak kan betrokken worden bij de behandeling van de kadernota.
De heer VAN VELDHUIZEN zegt dat hij benieuwd is naar het antwoord van de sportraad toen de gymnastiekverenigingen hebben gevraagd waarom zij niet zijn op de hoogte zijn gesteld.
De heer HAKVOORT zegt dat er op 19 april 2015 een mailwisseling is geweest met de gemeente, waarin is meegedeeld hoe de subsidieafbouw plaatsvindt. Daarbij werd ook meegedeeld dat de sportraad hiermee al had ingestemd.
De heer MULLER zegt dat in het voorstel een veronderstelling staat over de huidige contributie en hoe deze groeit naar het jaar 2019. De raad baseert zich op deze informatie. Spreker verzoekt de heer Hakvoort de raad te informeren voor de volgende commissievergadering als hij het daarmee niet eens is. Nu staat er dat de prijs € 12,03 per maand is en dat deze groeit naar € 14,11 in 2019.
De heer HAKVOORT zegt dat kinderen tot 12 jaar voor het lidmaatschap en de les € 9,70 per maand betalen. Als zij gaan sporten in een selectie, komen daar behoorlijke bedragen bovenop. Een selectielid kost de vereniging € 8 per maand. Dat is ongeveer € 17 contributie per kind.
De heer MULLER zegt dat voor VEK van belang is wat de gevolgen voor de contributie zijn richting 2019. Spreker vraagt de heer Hakvoort de raad daarover objectief te informeren voor de volgende vergadering.
De heer HAKVOORT zegt dat het niet alleen gaat om de subsidie. Ook de bijdrage aan de bond stijgt elk jaar en de huren stijgen elk jaar. De leiding is al gekort met € 3,50 per uur. VEK probeert op allerlei manieren te bezuinigen en naar 2019 toe haar begroting rond te krijgen. Dat lukt helaas niet altijd.
De heer KLEIN VELDERMAN zegt dat het verstandig was geweest als de sportraad met VEK in gesprek was gegaan voordat ingestemd was met de bezuiniging.
De heer STEGEHUIS zegt dat het VEK niet zozeer gaat om de jeugdsubsidie, maar om het feit dat er een bepaalde extra vergoeding is geweest, die nu in rap tempo wordt afgebouwd.
De heer HAKVOORT zegt dat dat klopt. Spreker ziet die extra vergoeding als een vergoeding voor de huren die betaald moeten worden, als een jeugdledensubsidie. De jeugdledensubsidie bedraagt € 6,85. Dit bedrag zou volgens spreker zeker een keer bijgesteld mogen worden.
3. Vaststellen definitieve agenda
De agenda wordt ongewijzigd vastgesteld.
4. Verslag van de commissie MDV van 13 april 2015
Het verslag wordt ongewijzigd vastgesteld.
5. Mededelingen vanuit samenwerkingsverbanden en over strategische projecten
Er zijn geen mededelingen.
6. Raadsvoorstel Visienota jeugd- en jongerenwerk (Tijhof)
Mevrouw HIDDINK, namens ViaVie Welzijn spreekt in. Gebruik maken van het spreekrecht wil niet altijd zeggen dat de inspreker ergens tegen is of het ergens niet mee eens is. Het kan ook gebruikt worden om het belang van het te bespreken onderwerp te onderstrepen.
De raad wordt gevraagd zich een mening te vormen over de nota ‘Visie jeugd- en jongerenwerk’ en daarover een besluit te nemen. Centraal in die besluitvorming staat:
- wat is het belang van jongerenwerk;
- wat maakt jongerenwerk onmisbaar voor jongeren en de samenleving;
- wat hebben met name kwetsbare jongeren in de gemeente nodig;
- wat is de belangrijkste opdracht van het jongerenwerk.
In de nota wordt een onderscheid gemaakt tussen recreatief en specifiek jongerenwerk. Dat verwijst vooral naar de manier waarop op dit moment invulling wordt gegeven aan jeugd- en jongerenwerk. Van groter belang is dat men zich realiseert dat alle professionele jongerenwerkers jongeren begeleiden naar volwassenheid en actief burgerschap. Het vertrekpunt daarbij is de leefwereld van de jongeren:
- jongerenwerkers stimuleren de persoonlijke en sociale ontwikkeling van jongeren;
- zij behartigen indien nodig hun belangen en geven grenzen aan;
- zij stimuleren talentontwikkeling en functioneren als rolmodel;
- zij helpen bij het opbouwen van een sociaal netwerk en het aanpakken van persoonlijke en/of sociale problemen;
- zij helpen bij het vinden van positieve vormen van vrijetijdsbesteding en het vinden van een toekomstperspectief.
Die preventieve ondersteuning is voor een brede groep jongeren van belang. Daarnaast loert in de puberteit met name voor kwetsbare jongeren het gevaar de aansluiting met de samenleving te verliezen en terecht te komen in een positie waarin men zich buitengesloten voelt, met alle gevolgen van dien. Het is duidelijk dat jongerenwerker een serieus vak is, waarvoor specialistische kennis vereist is.
Vanuit deze specialistische kennis zijn jongerenwerkers, zowel de locatiegebonden jongerenwerkers als de straathoekwerkers, in staat een vertrouwensrelatie met jongeren op te bouwen. Jongeren delen problemen die ze hebben met zichzelf, met vrienden, thuis, school of werk vanuit die vertrouwensrelatie vaak makkelijk met de jongerenwerker. Dat stelt hen in staat om vaak in een vroeg stadium risico’s en problemen op te sporen en met eenvoudige, laagdrempelige interventies te voorkomen dat kleine dingen uitgroeien tot grote problemen; even terloops checken hoe het gaat, even op een cruciaal moment een belangstellend whatsappje sturen of zo nodig op het juiste moment contact leggen met juiste personen in de omgeving van de jongere. Dat kunnen de ouders zijn, een mentor, de wijkagent of een jeugdhulpverlener. Door te investeren in professioneel jongerenwerk en door dit goed te organiseren valt op dit gebied nog veel winst te behalen. Die winst moet zich vertalen in het feit dat minder jongeren een beroep moeten doen op de relatief duurdere jeugdzorg.
Als men het met elkaar over deze visie eens wordt, staat men voor de opdracht hoe dit zo efficiënt en effectief mogelijk te realiseren, zonder daarbij de identiteit van waaruit de diverse organisaties jongerenwerk verzorgen aan te tasten; het zal van eenieder vragen over schuttingen heen te kijken of deze zelfs af durven te breken.
Om de kwaliteit van professioneel jongerenwerk verder uit te bouwen en te garanderen voor alle locaties waar gesubsidieerd jongerenwerk wordt uitgevoerd, zal een verregaande samenwerking noodzakelijk zijn; geen zwaar opgetuigde organisatie met managers achter een bureau, maar wel met een professionele aansturing, die er zorg voor draagt dat de juiste kennis en kunde op de juiste wijze en plek wordt ingezet. Dat is de opdracht waar het werkveld voor staat. Spreekster hoopt dat de raad, door achter deze visie te gaan staan en de noodzaak in te zien om te investeren in professioneel jongerenwerk, het mogelijk maakt voor ViaVie om deze opdracht gezamenlijk te gaan uitvoeren.
De heer KLEIN VELDERMAN zegt dat in de stukken over jeugd en jongeren de scheidslijn wordt gelegd om vanaf twaalf jaar echt te investeren. Spreker vraagt of mevrouw Hiddink achter dat standpunt staat.
Mevrouw HIDDINK zegt dat in de nota onderscheid is gemaakt tussen jeugd- en jongerenwerk en dat aangegeven wordt dat onder jeugdwerk kan worden verstaan het recreatieve jeugdwerk, dat vaak door vrijwilligers gedaan wordt. ViaVie Welzijn is van mening dat vrijwilligers te allen tijde door professionals begeleid en aangestuurd moeten worden. Dat geldt ook voor het jeugdwerk.
De heer TEN BERGE vraagt of geconcludeerd mag worden dat ViaVie de visie volledig ondersteunt of dat er nog punten zijn die zij graag anders zou zien.
Mevrouw HIDDINK zegt dat ViaVie ervoor heeft gekozen uitsluitend naar de visie te kijken en niet naar de verdere uitwerking. Zij vindt dat er eerst overeenstemming moet zijn over de visie. In de uitwerking voorziet spreekster een aantal heikele punten, waarover men het in gezamenlijkheid eens moet worden. ViaVie Welzijn staat achter de visie die in de nota staat.
De heer NOEVERMAN zegt dat mevrouw Hiddink de huidige situatie begrijpt met de verschillende jongerenorganisaties en dat die vooral in stand gehouden moeten worden, maar dat er wel over de schutting heen gekeken moet worden. Spreker vraagt of mevrouw Hiddink daarmee de ene organisatie bedoelt voor specifiek jongerenwerk.
Mevrouw HIDDINK zegt dat niet per definitie alle organisaties in stand gehouden moeten worden. ViaVie Welzijn staat op het standpunt dat rekening gehouden moet worden met de visie en de identiteit van waaruit jeugd- en jongerenwerk wordt gedaan. Dat wil niet zeggen dat er niet een verdergaande vorm van samenwerking of eventueel een samengaan te realiseren zal zijn. Dat zegt niets over de identiteit van jongerenwerk, maar wel over de kwaliteit ervan.
De heer WOLTERINK, namens de Fakkeldrager, spreekt in. In de krant stond afgelopen vrijdag een artikel met wethouder Tijhof, waarin stond dat voorgenomen bezuinigingen misschien niet doorgaan. Daarvan is niets terug te vinden in de visienota. Tegen die nota heeft de Fakkeldrager inhoudelijke bezwaren en er zijn bezwaren over de totstandkoming van de nota.
Na het afschaffen van de Wet op de Jeugdzorg is in 2014 de Jeugdwet aangenomen. Daarin is nergens de term ‘specifiek’ of ‘recreatief’ jeugdwerk te lezen. Waar het om gaat is preventie. Daarmee is de Fakkeldrager als jeugdwerkinstelling bezig. Als gesproken wordt over specifiek, dan kan spreker zich niet aan de indruk onttrekken dat men dan al meer richting jeugdzorg gaat. Spreker noemt dit ook wel ‘dweilen met de kraan open’; het correctieve in plaats van het preventieve. De Fakkeldrager heeft daarvoor gepleit in alle besprekingen die zij heeft gehad. In alle vergaderingen die er zijn geweest en in alle stukken die zijn geschreven heeft de Fakkeldrager een lans gebroken om dat uit de visienota te halen. Zij vindt dat het er niet in thuishoort.
De huisvesting is vrij laat aan de visienota toegevoegd. Daarover is weinig met instellingen gesproken. Als men dat op zich laat inwerken, dan voorziet de Fakkeldrager grote problemen in de praktische uitvoering. Ook voorziet zij problemen in de uitvoering waar gesproken wordt over financiën in hoofdstuk 4 van de visienota. De afspraak is gemaakt dat de financiën later ingevuld worden. Toch wordt er gesproken over de € 6,85 per jeugdlid. Spreker heeft begrepen dat dit € 6,85 per jaar is. Het praktische probleem is, dat men het niet redt met € 6,85 voor het activiteitenbudget per jaar. Naar de mening van spreker had dit beter niet in de nota opgenomen kunnen worden. De Fakkeldrager heeft bovendien geen jeugdleden. Volgens hem is er niet één instelling voor jeugd- en jongeren die jeugdleden heeft.
De raad heeft de opdracht aan het college gegeven de oude nota te herzien. Het is goed dat dat gebeurt. Er verandert veel. De jeugd verandert en elk jaar is de jeugd weer anders dan het jaar ervoor. Technische ontwikkelingen helpen daaraan mee, maar ook de houding van de jeugd naar de maatschappij toe. Het is daarom goed dat er een gewijzigde nota ligt. Deze is echter opgesteld vanuit een bepaalde visie. Daar heeft de Fakkeldrager haar bedenkingen over opgeschreven, er is over gesproken, er zijn vergaderingen belegd, er zijn besprekingen geweest, en eigenlijk vindt spreker daarvan maar weinig terug. Er wordt zo vaak herhaald wat in de aanvang geschreven is, dat men het bijna zelf gaat geloven. Spreker vindt dat jammer. Het is een democratisch besluit dat genomen gaat worden, maar de Fakkeldrager vindt er niet veel van haar stem in terug.
De Fakkeldrager is het volledig eens met een aantal zaken dat in de krant staat over identiteitsgebondenheid, over de koepel waarover is gesproken, dat preventief moet worden ingezet. Volgens spreker zijn de stichtingen en instellingen voor jeugd- en jongerenwerk zoals zij alle vijf op dit moment functioneren, bezig met het preventieve deel. Als gesproken wordt over specifiek, dan denk wordt er meer richting de jeugdzorg gedacht.
De heer DE KOE zegt dat de Fakkeldrager een van de specifieke instellingen is in Rijssen. Lokaal Liberaal onderkent ook het preventieve karakter dat daarvan uitgaat. Spreker vraagt of de heer Wolterink ervan overtuigd is dat in de nieuwe opzet ruimte is voor deze specifieke instelling en voor andere instellingen om te blijven functioneren zoals ze nu functioneren?
De heer WOLTERINK zegt dat daar zeker een basis voor ligt. Als er in de verdere uitwerking gezamenlijk goede afspraken worden gemaakt, dan is er een bestaansrecht voor alle instellingen.
In een vorige nota heeft al eens de term gestaan ‘knutselpraktijken’. Die terminologie past absoluut niet bij het serieuze werk van de Fakkeldrager. Mevrouw Hiddink verwoordde prachtig wat jeugd- en jongerenwerkers en de instellingen doen.
De heer DE KOE zegt dat hij in de stukken leest dat er minder aandacht is voor recreatief jongerenwerk en meer voor specifiek jongerenwerk. Spreker vraagt of de heer Wolterink voldoende ruimte ziet om het recreatieve jongerenwerk overeind te houden.
De heer WOLTERINK zegt dat in de nota de prioriteit ligt op specifiek. Wat spreker betreft hoort specifiek niet thuis in het jeugd- en jongerenwerk. Dat is iets voor de jeugdzorg en moet uit een andere pot betaald worden. In de Jeugdwet staan ook geen termen als specifiek en recreatief. Daarin gaat het uitsluitend om preventief.
De heer PAS zegt dat in de visienota met betrekking tot specifiek jeugd- en jongerenwerk staat dat uiteindelijk gekomen zal worden tot één organisatie. Spreker vraagt of de heer Wolterink zich daarin herkent.
De heer WOLTERINK zegt dat dat een verdere uitbouw is van wat er in Rijssen al is. De wethouder heeft in de stukken al gezegd dat er van een koepel geen sprake is, maar dat hij wil komen tot een invulling van specifieke ondersteuningen. Die ondersteuning is er al met de straathoekwerker. Het is jammer dat zijn uren ingekort worden, want hij heeft zeker een taak in de ondersteuning naar het preventieve jeugd- en jongerenwerk. Eigenlijk is er dus al een specifieke ondersteuning. In de nota wordt die ondersteuning misschien op een andere manier belicht.
De heer NOEVERMAN vraagt welke problemen de heer Wolterink voorziet in de praktische uitvoering rondom de accommodaties.
Behalve de inhoudelijke bezwaren en de bezwaren over de termen ‘specifiek’ en ‘recreatief’ vindt de heer Wolterink dat zijn eerder gemaakte opmerkingen niet voldoende meegenomen zijn. Spreker vraagt wat de heer Wolterink graag anders had willen zien in voorliggende nota.
De heer WOLTERINK zegt dat met betrekking tot de vraag over de accommodatie, dat hij zich daarbij niet voorstelt dat op een zaterdagavond, wanneer er aan de Giezen geen activiteiten zijn, de PSJHGR actief is of dat de Fakkeldrager een activiteit organiseert. Volgens spreker is er een historische drempel om dat met elkaar te verwezenlijken. Ook bij de jeugd zal er onduidelijkheid zijn. Op de donderdagmiddag of- avond is de Fakkeldrager onder de vlag van Pand 11 aan de Giezen aanwezig. Op een vrijdag- of een zaterdagavond zou de Fakkeldrager dan weer onder een andere vlag werken. Dat geeft verwarring bij de jeugd. De jeugd zoekt zijn eigen plek, zijn eigen honk.
Op de vraag wat spreker gewijzigd wil zien in de nota, merkt hij op dat er tien jaar geleden structureel geld beschikbaar was voor het jeugdwerk. Dat gaf de Fakkeldrager ruimte om de formatieplaats van 0,5 fte op te hogen naar 1 fte. Spreker heeft daarbij ook gezegd: “de neugste wichter mun ’t eerste noar berre’. Er was een instelling die op dat moment bestuurlijk en organisatorisch aan de grond zat. De Fakkeldrager heeft toen gezegd: daar moet geld in worden geïnvesteerd. Dat is gelukkig gebeurd. De Fakkeldrager heeft in de bezuinigingsronden die daarna volgen, meer dan evenredig moeten inleveren. Zij heeft in de besprekingen gezegd dat er een bredere samenwerking moest komen. Die is er geweest en die is op allerlei manier vormgegeven. Elixer is als derde partij door de gemeente aangetrokken om coördinatietaken uit te voeren. Er zijn allerlei bestuurlijke overleggen tot stand gekomen. Op uitvoeringsgebied, samen met de jeugdwerkers, is er ook voortdurend overleg. De Fakkeldrager kreeg de indruk, nu de instellingen op basis van de oude beleidsnota juist meer samenwerking gezocht hebben, dat zij nu op het punt staan, zoals staat in de nieuwe beleidsnota, dat er sprake is van een tweedeling. Dat is iets wat hen steekt. Inhoudelijk geeft de nota ruimte om hierover verder afspraken te maken. Er zijn echter ook zorgpunten.
De heer KLEIN VELDERMAN vraagt welke leeftijdscategorie aanwezig is bij de Fakkeldrager.
De heer WOLTERINK zegt dat met ingang van het nieuwe seizoen afscheid is genomen van het kleuterwerk om budgettaire redenen. Dat werk begon bij de leeftijd van vijf/zes jaar, de zogenaamde kweekvijver. Het reguliere jeugd- en jongerenwerk begint vanaf elf/twaalf jaar. Op die leeftijd gaat de jeugd naar het voortgezet onderwijs en zoekt zijn eigen weg, krijgt andere contacten. Dat loopt door tot ongeveer 23/24 jaar. Daarna probeert de Fakkeldrager deze jongeren weer te betrekken bij het werk als vrijwilligers.
De heer FLIM, namens de Stichting PSJHGR (Protestantse Stichting Jeugdwerk Hervormde Gemeente Rijssen), spreekt in. Spreker vindt het duidelijk dat er een nieuw beleid met betrekking tot het jeugdwerk moet komen. Tussen 2004 en 2015 zijn er stappen gezet op velerlei gebied en ook de jeugd is in die tien jaar veranderd. Dat de PSJHGR er is gekomen, is een van de redenen dat het jeugdwerk verandert, ook in deze gemeente. De PSJHGR heeft waardering voor de visienota.
Op bladzijde 13 staat dat de gemeente een taak ziet weggelegd op het gebied van preventie en vroegsignalering. Door de vertrouwensband die de jongerenwerker opbouwt met jongeren weet hij wat er speelt en hoe hij kan ondersteunen.
De nota roept bij de PSJHGR enige vragen op. De nota spreekt over specifiek, terwijl het moet gaan over preventief. De heer Wolterink heeft daarover zojuist al veel gezegd.
Na het lezen van de nota en de voorstellen is de PSJHGR tot de conclusie gekomen dat zij de nota wel kan ondersteunen, maar er niet blij mee is, omdat er dingen te zien zijn waarbij men zich afvraagt of het wel goed zal gaan. Dat betreft met name de voordracht in het raadsvoorstel om te kiezen voor één organisatie voor specifiek jeugd- en jongerenwerk, die o.a. als taak krijgt het ondersteunen van het recreatieve jeugd- en jongerenwerk. Spreker vraagt of hier het totale bestaande jeugdwerk onder de noemer van één organisatie wordt gebracht. De PSJHGR is daar niet blij mee, want de vraag is welk soort organisatie dat dan zal worden: een totaal nieuwe, overkoepelende organisatie, identiteitsgebonden of seculier, waar eenieder, de Fakkeldrager, Pand 11, PSJHGR, ViaVie enzovoort, zich onder moeten scharen?
Spreker vraagt daarom of de raad met andere richtlijnen wil komen en ook of de raad in overweging wil nemen wat er staat onder de kanttekeningen, punt 1.1, namelijk in gesprek gaan met de organisaties om te kijken hoe het jeugd- en jongerenwerk in de gemeente goed gestalte kan krijgen, ieder op zijn eigen plek en op zijn eigen plaats.
Mevrouw HEUVER vraagt of de heer Flim vreest dat als er een overkoepelend orgaan komt, het ten koste gaat van de signatuur. Spreekster vraagt wat de PSJHGR aan inkomsten mist als er geen subsidie meer wordt verstrekt voor de eigen gebouwen en of de PSJHGR haar werk kan blijven doen.
De heer FLIM zegt dat de PSJHGR vijftig procent van de subsidie moet inleveren. Dat betekent voor het jeugdwerk een behoorlijk gat in de begroting, ook voor het uitvoerende werk.
Spreker is niet bevreesd dat een overkoepelend orgaan ten koste gaat van de signatuur. De vraag is wat voor soort organisatie het wordt, hoe het wordt georganiseerd en wat er gebeurt met het Rijssense jeugdwerk. De visienota vraagt te kiezen voor één organisatie voor specifiek jeugd- en jongerenwerk, die een taak krijgt om het recreatief jeugd- en jongerenwerk te ondersteunen. Met andere woorden: in de nota staan twee soorten jeugd- en jongerenwerk; specifiek, wat de PSJHGR liever beziet als preventief, en recreatief.
De heer KLEIN VELDERMAN vraagt welke leeftijdscategorie deelneemt aan de PSJHGR.
De heer FLIM zegt dat er clubs zijn voor kinderen vanaf zes jaar, die doorgaan tot de leeftijd van 21 à 23 jaar.
De heer NOEVERMAN zegt dat de heer Flim zich kan vinden in de nota, maar dat hij er niet echt blij mee is met dezelfde argumenten die de heer Wolterink noemde. De heer Flim heeft zijn zorgen uitgesproken over één organisatie voor specifiek jeugd- en jongerenwerk. De heer Wolterink heeft daarbij gezegd blij te zijn met de ontwikkelingen van de afgelopen jaren met betrekking tot meer samenwerking en daarvoor open te staan. Spreker vraagt hoe de heer Flim daartegen aankijkt.
De heer FLIM zegt dat hij heeft gevraagd in te gaan op de kanttekeningen onder punt 1.1 om met alle organisaties om tafel te gaan en met elkaar te spreken, gericht op het jeugdwerk in zijn totaliteit. Daar is hij voorstander van.
De heer JORNA, namens Pand 11, spreekt in. Hij dankt namens Pand 11 voor de mogelijkheid om in te spreken namens het specifiek jongerenwerk Rijssen en aan het debat vanavond een korte bijdrage te leveren. Pand 11 is uiteraard meer dan van harte bereid om vanavond en daarna de raad en het college nadere toelichting te geven op haar inbreng op de visie.
Voor alles wil Pand 11 bij die visie stilstaan bij de urgentie die de invoering van de Jeugdwet en trends en ontwikkelingen in het jeugd- en jongerenwerk met zich meebrengt. De bijdrage is niet gericht op de instandhouding van Pand 11 als organisatie of als pand, maar op borging van de kennis en kunde en het netwerk dat de afgelopen jaren met veel energie in Rijssen-Holten is opgebouwd en door de inzet die de professionals plegen voor jeugd en jongeren. Dat de raad nu een nieuwe visie vaststelt en het college voorstelt de verdere bezuiniging op het jeugd- en jongerenwerk af te stellen, is verheugend.
Steeds meer problemen komen samen bij jongeren in de leeftijd tussen 12 en 16 jaar en veel jongeren slagen er pas veel later dan voorheen in de aansluiting op de samenleving te vinden, ook in Rijssen-Holten is dat te zien. Vroegsignalering en preventie zijn daarom meer dan ooit van groot belang. De nieuwe Jeugdwet brengt nadrukkelijk een verbinding aan tussen jeugd- en jongerenwerk en zorg. Pand 11 stelt vast dat ook in de voorliggende nota dit uitgangspunt omarmd is en hoopt dat in de nadere uitwerking dit uitgangspunt net zo sterk overeind blijft.
Pand 11 heeft de afgelopen jaren een werkwijze ontwikkeld, die gericht is op professioneel capaciteitsgericht en outreachend ondersteunen van jongeren. Heel bewust heeft Pand 11 daarin gekozen niet met vrijwilligers te werken, maar zich juist te richten met professionals op de autonomie van de jongeren en de signalering en preventie van problemen waarmee jongeren worstelen. Pand 11 neemt met die werkwijze een aparte spilpositie in het lokale jeugd- en jongeren werk in op het snijvlak tussen jongerenwerk en zorg. De stichting stelt zich met haar kennis en ervaring en netwerk nadrukkelijk ter beschikking van de gemeentelijke ambities en doelstellingen op dit punt en dringt daarbij aan op het overeind houden van de gekozen werkwijze in de afgelopen jaren met professionals.
De voorliggende nota is breed in opzet. Daardoor kan gemakkelijk het nut en de noodzaak van de inzet van menskracht en middelen buiten het blikveld raken. De Jeugdwet biedt op dit punt heldere ijkpunten. Pand 11 dringt aan op vaststelling van een heldere, meetbare doelstelling voor het jeugd- en jongerenwerk, die in het netwerk van organisaties vertaald wordt naar een eigen meetbare bijdrage voor elke organisatie.
Realisatie van de ambitie die de nota schetst vereist betrokkenheid van alle organisaties die actief zijn op het vlak van jeugd- en jongerenwerk en transparantie in de werkwijze. Pand 11 heeft de afgelopen jaren met de gemeente en haar partners veel energie gestoken in de inrichting en het functioneren van regie- en signaleringsoverleggen, maar deze overleggen zijn door een gebrek aan onderlinge samenwerking en transparantie niet altijd effectief. Met de gemeente en haar partners zal Pand 11 zich bij de uitwerking van de nota actief richten op een versterking van de regie op vroegsignalering en preventie in die netwerken. De vraag voor Pand 11 is hoe die regie vorm te geven. Vanavond was een pleidooi te horen voor de straathoekwerker. De straathoekwerker die door de gemeente en organisaties gezamenlijk wordt aangestuurd, is weliswaar een spin in het web, maar zijn inzet is maar beperkt en hij richt zich vooral op shortlist-groepen. Zijn functioneren verzwaren met regietaken, doet direct afbreuk aan zijn primaire inzetbaarheid en herkenbaarheid en gaat bovendien voorbij aan jongeren die met een individuele melding binnenkomen en ondersteuning nodig hebben. Het ligt eerder in de rede in het regienetwerk de cirkel op het vlak van vroegsignalering en preventie te sluiten tussen scholen, professioneel jeugd- en jongerenwerk en de straathoekwerker. Pand 11 is daarbij optimistisch over de mogelijkheden om die cirkel te sluiten zonder allerlei nieuwe tussenlagen of managementconstructies. Juist het jeugd- en jongerenwerk van deze tijd vraagt om een heel platte, actiegerichte benadering vanuit de werkvloer, waarbij een gezamenlijke signalering en registratiesysteem de professionals direct bedienen. Die professionals zijn samen prima in staat de regie als team vorm te geven; daar is geen aparte functionaris voor nodig.
De heer DE KOE zegt dat de heer Jorna een kritische kanttekening plaatst bij de op te tuigen organisatiestructuur. Momenteel wordt er goed samengewerkt. Spreker vraagt of die samenwerking verbeterd kan worden in die nieuwe organisatiestructuur of dat deze slechts leidt tot nieuwe bureaucratie. Verder vraagt hij hoe de heer Jorna aankijkt tegen de verbinding die gevraagd wordt vanuit het specifiek jeugd- en jongerenwerk richting het recreatief jeugd- en jongerenwerk.
De heer JORNA zegt dat zijn kritische kanttekening een reflectie is op twee jaar met elkaar werken aan signalering, vroegpreventie en registratie, waarbij te merken is dat niet altijd even sterk vanuit alle organisaties die registreren bijgedragen kán worden. Alle organisaties zitten aan tafel, werken samen en ontmoeten elkaar periodiek. Daar kan en moet de cirkel nog veel sterker gesloten worden dan nu het geval is. Daar horen ook vooral de scholen bij. In die zin is het verheugend dat de scholen ook aan tafel hebben gezeten.
Wat betreft de samenwerking tussen recreatief en specifiek geeft spreker een voorbeeld. Sinds enige tijd wordt samengewerkt met het Honk, dat een aantal activiteiten bij Pand 11 verricht, omdat in de eerste bezuinigingsronde afscheid genomen moest worden van de jeugdactiviteiten. Het Honk was bereid die activiteiten op te pakken in ruil voor praktische zaken op de werkvloer, tips en trucs en hoe er gewerkt werd. Dat is een goede opmaat.
Er is nu een werkwijze neergezet door professionals met gerichte begeleiding van jongeren en met aanwezigheid ín het pand. Als er in deze formule vrijwilligers bij betrokken worden, gaat die autonomieversterking die centraal staat in het werk van de professionals, verloren.
De heer MULLER zegt dat enerzijds de overleggen niet altijd effectief zijn. Anderzijds geeft de heer Jorna mogelijkheden en voorbeelden van hoe een platte organisatie zou kunnen werken. Spreker vraagt wie hierin de voortrekkersrol moet nemen.
De heer JORNA zegt dat er niet iemand het aanspreekpunt hoeft te zijn. De afgelopen weken en ook vanavond is gebleken hoe goed de verschillende professionals elkaar kennen en hoe snel zij kunnen schakelen. Een lastig punt is dat je over de scheidslijnen van de organisaties heen, met hun verschillende geschiedenissen en verschillende bestuurlijke inzet, probeert te komen tot een snelle, gerichte signalering en actie. Wat Pand 11 betreft kunnen de professionals samen het voortrouw nemen. Als de bal inderdaad duidelijk bij hen wordt neergelegd, kan er snel tot een betere samenwerking gekomen worden dan nu het geval is.
De heer TEN BERGE vraagt of de heer Jorna in feite vraagt om een investering van € 600.000, als de bezuinigingen niet doorgaan, in professionals. Spreker vraagt vervolgens waar de vrijwilligers in dit geheel zullen blijven.
De heer JORNA zegt dat het aan de raad is om vanuit de Jeugdwet doelstellingen vast te stellen die Rijssen-Holten wil hanteren en wat dat betekent voor de inzet. Dat is niet aan de organisaties. De organisaties bieden vanavond hun kennis, kunde en kracht aan, die zij de afgelopen jaren hebben opgebouwd, voor een deel van de ambitie die de raad vaststelt
De heer DE KOE zegt dat met de laatste opmerkingen van de heer Jorna gebeurt waar Lokaal Liberaal bang voor is, namelijk dat het recreatieve jeugd- en jongerenwerk, dat ook een preventieve functie heeft, ondersneeuwt.
De heer JORNA zegt dat hij het niet zo bedoelt. Het is aan de raad de doelstellingen vast te stellen. Het werk dat de professionals in hun uitvoering doen, is niet één smaak; er zijn meerdere smaken en zij zijn alle nodig. Pand 11 heeft altijd oog gehad voor de jeugdactiviteiten en heeft deze nu ondergebracht bij het Honk. Het werk kan niet gedaan worden zonder die activiteiten.
De heer ISIK, namens Abgar, spreekt in. Twee en een half jaar geleden heeft Abgar, na ingesproken te hebben, een jongerenwerker gekregen en daar veel profijt van gehad. Voor dit feit dankt spreker de gemeente. Hij is vanavond aanwezig met de vraag of het werk van deze jongerenwerker kan doorgaan. Vijf tot zes jaar geleden constateerde Abgar dat als de jongeren niet werden begeleid, zij de verkeerde kant op ging. Jongeren hebben enige sturing nodig. Abgar heeft daarom de afgelopen jaren de nadruk gelegd op de jongeren. Met het bestuur werden de jongeren begeleid. Dat ging goed, maar het ontbrak vaak aan tijd. Niet iedereen kon altijd aanwezig zijn en er was weinig stabiliteit. Met behulp van de jongerenwerker wordt de jongeren die continuïteit, stabiliteit en begeleiding geboden. Abgar Rijssen merkt dat haar gemeenschap aanzienlijk groeit. Er komt een groot aantal mensen vanuit Syrië en Irak naar Nederland. Ook die jongeren probeert Abgar op te vangen.
Het werk van de jongerenwerker wisselt enorm. Van gezellige bijeenkomsten naar lezingen over eigen identiteit, drugs, alcohol tot aan excursies naar Zwitserland toe. Deze activiteiten staan in het jaarverslag over de jongerenwerker. De laatste gezamenlijke activiteit, het pannatoernooi georganiseerd door de jongerenwerkers, laat zien dat Abgar wil samenwerken met andere jongerenwerkers en verenigingen in Rijssen en Holten. Zij vindt het vanzelfsprekend dat zij als organisatie met elke andere organisatie in de gemeente Rijssen-Holten samenwerkingsrelaties aangaat ten behoeve van de mogelijkheden van haar doelgroep. Het onderwijsveld krijgt daarbij prioriteit vanwege het feit dat daar een groot deel van de doelgroep is te bereiken. Er is een actief overleg over de doelgroep met het onderwijsveld. Het overleg en de samenwerking met het basisonderwijs is structureler dan met het voortgezet onderwijs.
Ook heeft Abgar dit jaar een weekend gepland om weg te gaan met de jongeren, met als doel andere jongeren te bereiken dan de reeds aanwezige jongeren. Door een paar dagen weg te gaan en de jongeren samen te laten optrekken wordt gebondenheid ontwikkeld. De jongerenwerker is druk bezig met de inhoud van het programma. Jongeren leren o.a. over cultuur, normen en waarden, maar ook samen leren koken bijvoorbeeld. Verder is er een voetbaltoernooi in Duitsland. Ook dit is een van de activiteiten die sinds de hulp van de gemeente georganiseerd kan worden.
Er is de laatste twee jaar veel opgebouwd en er zijn vorderingen geboekt om jongeren van de straat te houden. Om echter nog meer jongeren te bereiken en stabiliteit te creëren, vraagt Abgar wederom om een bijdrage van de gemeente hierin.
De heer MULLER zegt dat hij een beetje de toon beluistert, van ‘als de gemeente niet ingrijpt, worden onze jongeren slecht’. Spreker vraagt of er een taak ligt bij de gemeente om een grote groep jongeren op het rechte pad te houden. Dat pleidooi hoort spreker in de woorden van de heer Isik. Verder vraagt hij of het een taak van de gemeente is de culturele gebondenheid nadrukkelijk te versterken.
De heer ISIK zegt dat ook de gemeente hierbij moet helpen. Het woord ‘slecht’ is in dit geval niet gepast. Het is belangrijk de jongeren binnen boord te houden en ongeregeldheden te voorkomen.
De heer TEN BERGE vraagt wat de heer Isik vindt van de visie en wat andere sprekers hebben ingebracht.
De heer ISIK zegt dat Abgar met haar jongerenwerk in de kinderschoenen staat. Haar visie is dat zeker samengewerkt moet worden met andere organisaties. Spreker kan hier niet specifiek ingaan op de inhoud van de nota.
Eerste termijn
De heer TEN BERGE zegt dat de voorliggende visie voor velerlei uitleg vatbaar is. Het is een heikel punt als iedereen op zijn eigen manier er een draai aan probeert te geven die past in zijn eigen straatje. De bedoeling van de visie is niet overal goed duidelijk. Spreker verzoekt de portefeuillehouder daarop in te gaan.
Het CDA wil graag van het college weten wat de argumentatie is voor de scheiding tussen recreatief en specifiek jongerenwerk, of het niet meer een continuüm betreft en waarom in de notitie en in het raadsbesluit gekozen wordt voor één organisatie. Spreker wil graag een uitleg van wat verstaan moet worden onder deze organisatie.
In de nota wordt het aanbod in beide kernen als prioriteit genoemd. Zowel in Rijssen als in Holten moet er jongerenwerk aangeboden worden. Het is niet duidelijk of dat recreatief of specifiek jongerenwerk is.
Het CDA is kritisch over de voorliggende notitie, omdat deze nog niet helder genoeg is.
In deze moderne netwerksamenwerking wordt gesproken over de nieuwe strategische visie. De overheid kan niet bepalen waar een jongere zich thuis voelt of naartoe wil. Streven naar uniformiteit en alles onderbrengen onder één paraplu is voor het CDA niet het uitgangspunt. Er moet juist gestreefd worden naar pluriformiteit om elkaar van daaruit te versterken.
De heer NOEVERMAN sluit zich voor een groot deel aan bij de woorden van de heer Ten Berge en de insprekers. De SGP ziet veel positieve punten in de nota, maar is niet echt gelukkig met het onderscheid tussen recreatief en specifiek jongerenwerk. Wellicht moet het jongerenwerk gezien worden als een continuüm; het is niet óf specifiek óf recreatief jongerenwerk. Het jongerenwerk heeft in zijn algemeenheid verschillende functies: ontmoeting en ontspanning, maar ook vroegsignalering en preventie. Die functies moeten niet uit elkaar gehaald worden. Het doel moet zijn: bij organisaties die zich bezig houden met jongerenwerk, moet zowel de recreatieve kant als de kant van vroegsignalering en preventie, aan de orde zijn. Dat is de uitleg die spreker hieraan wil geven en hij is daarom niet gelukkig met de termen recreatief en specifiek, die ook in het raadsbesluit staan. Dat werkt verwarrend en kan leiden tot een soort tweedeling.
Spreker heeft ook moeite met het raadsbesluit, waarin gesproken wordt over één organisatie voor het specifiek jongerenwerk en vraagt zich af wat daarmee wordt bedoeld. Eén organisatie voor specifiek jongerenwerk staat haaks op het gegeven dat jongerenwerk beide elementen moet hebben, ontspanning en ontmoeting, maar ook vroegsignalering en preventie. Het is begrijpelijk dat vanuit de Jeugdwet daarop meer ingezet wordt. Echter, de organisaties die hier zijn, met hun eigenheid, weten die jongeren te bereiken, kunnen vertrouwen opbouwen met jongeren en gebruiken het pand als vindplaats, om beide functies, ontmoeting en ontspanning en vroegsignalering en preventie bij elkaar te houden.
Als dat de uitleg is van de nota, dan kan de SGP zich daarin vinden. In de huidige vorm zit daarin te veel ruis, met name waar het gaat om één organisatie voor specifiek jongerenwerk. Spreker pleit ervoor dat alle organisaties die jongerenwerk aanbieden, deze verschillende functies van jongerenwerk in zich moeten verenigen.
In 2004 is nadrukkelijk gekozen een aantal religieuze activiteiten niet meer te subsidiëren. Spreker merkt op dat daarover een zin is blijven staan in voorliggende nota, die hierin enigszins storend is.
De SGP kan zich niet goed vinden in één organisatie voor specifiek jeugd- en jongerenwerk. Dat geldt ook voor het onderscheid tussen specifiek en recreatief jeugd- en jongerenwerk, omdat dit verwarrend kan werken, met name in de uitwerking.
Alle organisaties hebben vanavond gezegd dat het belangrijk is dat professionele jongerenwerkers, voor welke organisaties dan ook, goed met elkaar overleggen. Dat kan wellicht beter, men kan van elkaar leren en men zou meer over de schuttingen heen moeten kijken.
De SGP kan zich daarin vinden, met behoud van het specifieke karakter van het jongerenwerk zoals dat momenteel plaatsvindt, waarbij er overkoepelend een vorm van samenwerking moet zijn.
De heer PAS zegt dat de ChristenUnie zich deels aansluit bij de vragen van de heren Ten Berge en Noeverman. Een belangrijk punt is dat er één organisatie komt voor specifiek jeugd- en jongerenwerk. Spreker vraagt de wethouder daarop een toelichting te geven.
De heer KLEIN VELDERMAN zegt dat de visienota een eerste stap in de goede richting is. Investeren in de ontwikkeling van de jeugd moet starten bij de ouders. Ook het onderwijs heeft een belangrijke signalerende taak. D66 is van mening dat opvoeding de verantwoordelijkheid van ouders is en als er problemen ontstaan, moet er professionele hulp zijn. Daarin voorziet voorliggende nota. Die ondersteuning moet er altijd op gericht zijn de eigen kracht te versterken.
De gemeente is sinds kort verantwoordelijk voor jeugdhulp. Dat hangt nauw samen met jeugd- en jongerenwerk en er liggen ook verbanden met sport en onderwijs. D66 steunt deze transitie, omdat professionele hulp en preventie zo dicht mogelijk bij het kind georganiseerd moet worden en dringt erop aan dat er kwaliteit en duidelijkheid moet zijn. Glashelder moet zijn welke papieren de jeugdzorgmedewerker moet hebben en aan welke minimale landelijke kwaliteitseisen men moet voldoen. De gemeente moet hierop toezien.
In het visiedocument wordt ingegaan op preventie vanaf twaalf jaar. De beleidskeuze om aan jongere kinderen geen aandacht te besteden, strookt wat D66 betreft niet met de doelstelling om echt preventief beleid te voeren. De scope van jeugdorganisaties mag verbreed mag worden tot scholen en sportverenigingen, die veel gelijkenissen vertonen met het jeugd- en jongerenwerk. De gemeente zou deze instellingen met kennis en preventie kunnen faciliteren door professionele hulp aan te bieden via een centrale organisatie, waarover in de notitie wordt gesproken. D66 stelt voor gebruik te maken van de aanwezige kennis die de laatste jaren is opgebouwd, zoals de inspreker van Pand 11 aanhaalde.
D66 pleit kortom voor een investering in een professionele organisatie, die de jeugdorganisaties, scholen en sportverenigingen ondersteunt.
Spreker vraagt de wethouder:
- of hij het standpunt deelt dat de kwaliteit van jeugd- en jongerenwerk door de gemeente moet worden geborgd, op welke manier de gemeente hieraan vormgeeft en de kwaliteit toetst van de beroepskrachten;
- of hij voorbeelden kan geven van recreatief en specifiek jongerenwerk, omdat daar een grijs gebied tussen zit;
- of hij het met hem eens is dat jeugd- en jongerenwerk niet alleen voorbehouden is aan de zes instanties in Rijssen-Holten.
De heer DE KOE merkt op dat naar de mening van de heer Klein Velderman het jeugd- en jongerenwerk volledig georganiseerd moet worden door professionals en opgeleide personen. Spreker vraagt of die constatering juist is en of de heer Klein Velderman bereid is daar middelen voor beschikbaar te stellen.
De heer KLEIN VELDERMAN zegt dat het gaat om een verschuiving van verantwoordelijkheden. Elke instelling heeft nu al professionals, jeugd- en jongerenwerkers in dienst. Voor spreker is het belangrijk dat de kwaliteit geborgd wordt en dat aansturing plaatsvindt vanuit één organisatie. Volgens hem kost dat niet veel extra geld. Het zal eerder gaan om een optimalisatie van de kosten.
De heer NOEVERMAN vraagt of D66 het wel of niet eens is met de nota die voorligt.
De heer KLEIN VELDERMAN zegt dat de visienota volgens D66 een eerste stap in de goede richting is en een eerste stap om tot een centrale organisatie te komen, die de kwaliteit van de professionals waarborgt. Elke organisatie kan daarvan gebruik maken, ook breder dan de organisaties die vanavond hebben ingesproken, omdat preventie eerder begint dan bij de leeftijd van twaalf jaar.
De heer MULLER zegt dat Gemeentebelang waardering heeft voor het voorstel, dat een breuk is met de historie zonder dat het verleden tekort wordt gedaan. De sterke aspecten zijn dat de kwaliteit en de professionele krachten maximaal en optimaal worden ingezet. Daarvoor is een scheiding tussen recreatieve elementen en jeugdzorgelementen relevant, al zit er een grijs gebied in. Er blijft aandacht voor de recreatieve aspecten van jeugd- en jongerenwerk.
De koppeling die gelegd wordt met de nieuwe verantwoordelijkheden door de Jeugdwet zijn goed opgepakt en herkend. De professionele jeugd- en jongerenwerker moet onderdeel zijn van het totale welzijns- en zorgplan en wat Gemeentebelang betreft heel goed geïntegreerd zijn in bijvoorbeeld wijk- of zorgteams, want daar moeten de zorgen en de problemen besproken worden.
Het sterke accent op preventie, vroegsignalering en het eventueel begeleiden naar hulp, is goed herkenbaar. Als dat de doelstelling wordt van de verdere uitwerking, ondersteunt Gemeentebelang dat van harte. Gemeentebelang is van mening dat jeugd- en jongerenwerk voor alle jongeren gelijkwaardig aanwezig moet zijn en even toegankelijk voor allen. Het mag geen rol spelen welke religieuze achtergrond men heeft. Jeugd- en jongerenwerk moet er voor eenieder zijn, daar waar het noodzakelijk is en waar er behoefte aan is. Dat moet nadrukkelijk op de agenda staan.
Gemeentebelang heeft een punt van kritiek op het raadsvoorstel. Onder de kanttekeningen en draagvlak staat vermeld dat er sterk verschillende opinies zijn bij de huidige organisaties. Bij de voorbereiding op de behandeling van dit thema, zou het goed zijn geweest als de raad inzicht had gekregen in de mogelijke belemmeringen en bezwaren en hoe het college daarover denkt.
Uit de krant heeft spreker vernomen dat er sprake is van één koepel en niet van één organisatie. Spreker vraagt of de wethouder daarop een toelichting wil geven.
Mevrouw PLUIMERS zegt dat er een visie voorligt waarmee men wat de PvdA betreft aan de slag kan gaan. Zij plaatst wel enkele kanttekeningen bij het punt van de accommodaties. Ook de insprekers hebben daarover kritische noten geplaatst. Het uitgangspunt is dat de organisaties die gebruik maken van eigen accommodaties niet langer subsidie in de huisvestingskosten ontvangen. Het uitgangspunt van de gemeente is een optimale benutting van de gemeentelijke gebouwen. Spreekster vraagt:
- welke accommodaties aangewezen worden voor jeugd- en jongerenwerk;
- welke gemeentelijke accommodaties nog beschikbaar zijn;
- hoe de keuze wordt bepaald en welke criteria hierbij meespelen.
De heer STEGEHUIS zegt dat het CDA een goede voorzet heeft gegeven, aangescherpt door de SGP. Duidelijk is dat geprobeerd wordt alle instanties recht te doen met het werk dat zij in het verleden gedaan hebben. Dat is ook te zien in voorliggend stuk. Het stuk zou wat de VVD betreft wel wat meer richting mogen aangeven, anderzijds moet ook het verleden met aandacht gehanteerd worden.
De VVD heeft de organisatievorm geïnterpreteerd als ‘initiator’ en niet als ‘bureaucratisch, overkoepelend geheel’. Als dat straks blijkt uit het antwoord van de wethouder, dan staat de VVD achter de visie.
Enkele aandachtspunten voor de VVD zijn:
- op bladzijde 7 wordt gesproken over cyberpesten en grooming, een belangrijke issue van de laatste jaren. Spreker kan niet terugvinden op welke manier hieraan aandacht wordt gegeven in preventie of anderszins en vraagt of dit verder toegelicht en uitgewerkt kan worden.
- op bladzijde 8 wordt gesproken over de keten, waar staat dat deze avonden vaak gepaard gaan met veel gebruik van alcohol en andere middelen, ook bij minderjarigen. Zoals het nu in het stuk staat, vindt spreker erg ongenuanceerd. Betekent het dat de keten moeten verdwijnen, zodat Rijssen-Holten geen probleem meer heeft? Spreker verzoekt ook de positieve functie van de keten te benoemen.
- op bladzijde 12 wordt de suggestie gewekt dat Rijssen-Holten te duur is in vergelijking met omliggende gemeenten. Spreker mist hier een beetje de afweging tussen preventief investeren en daarna te kijken wat er aan de achterkant positief uitkomt.
Spreker vraagt of het mogelijk is inzicht te krijgen in excessen van de jeugdige inwoners van Rijssen-Holten ten opzichte van de omliggende gemeenten. Daarmee kan duidelijk worden of de investering die gepleegd wordt, zich inderdaad terugbetaalt.
Mevrouw HEUVER zegt dat Lokaal Liberaal zich in grote lijnen aansluit bij de inbreng van het CDA. Ook Lokaal Liberaal vroeg zich af waarom er een scheiding aangebracht moet worden tussen specifiek en recreatief jeugd- en jongerenwerk. Juist het recreatief jeugd- en jongerenwerk draagt veel bij aan preventie en het voorkomen van veel problemen. Beide zaken lopen in elkaar over.
Lokaal Liberaal is van mening dat het stuk te veel richting de professionalisering van het jeugd- en jongerenwerk gaat. Dat doet tekort aan de vele vrijwilligers die momenteel hun steentje daaraan bijdragen.
Wat betreft de subsidies voor de niet-eigen gebouwen, vraagt spreekster welke consequenties dit heeft voor bijvoorbeeld het Honk, waar men voornamelijk werkt met vrijwilligers en een eigen gebouw heeft. Spreekster vraagt wat daarvan overblijft en of zij kunnen blijven bestaan.
Lokaal Liberaal is voorstander van samenwerking en vraagt zich af of het overkoepelend orgaan samenwerking in de weg zal staan. Zij vraagt of dat botst met het werk dat zoveel vrijwilligers doen en of zij zullen afhaken. Dat is een punt waar goed op gelet moet worden.
Wethouder TIJHOF dankt de insprekers voor hun inbreng. Hij merkt op dat hij goede gesprekken heeft gehad met alle instellingen. Dat ging niet altijd gemakkelijk. Er ligt dan ook niet een stuk voor, waar iedereen zomaar ja tegen kan zeggen. Wat voorligt is een nota met een stuk geschiedenis. Het afgelopen jaar is er veel werk verzet om tot deze nieuwe nota te komen, inclusief de uitwerking. Daarover is met de organisaties veel overleg gevoerd.
Bij zijn aantreden als wethouder is besloten een nieuw begin te maken met de visie en dat de uitwerking van tafel zou gaan. Eerst moet de visie, als basis, vastgesteld worden en aan de hand daarvan wil spreker met alle organisaties de uitwerking vaststellen. Het is ook de bedoeling dat de raad daarvoor vanavond een richting aangeeft.
De heer Ten Berge vroeg wat de bedoeling is van de visie en stelde dat de visie voor meerdere uitleg vatbaar is. Dat klopt wat spreker betreft inderdaad, maar het is de bedoeling samen met de organisaties voor jeugd- en jongerenwerk tot één uitwerking komen. Die uitwerking wil spreker, voordat deze helemaal vastgelegd wordt, opiniërend met de raad bespreken.
Over de benamingen van recreatief en specifiek zegt spreker dat er veel tijd is besteed aan het lastige punt om de juiste woorden te vinden die de lading dekken.
Er zitten gradaties in het jeugd- en jongerenwerk. Spreker kan zich redelijk goed vinden in de uitleg van de heer Noeverman, namelijk dat je het werk niet helemaal uit elkaar kunt halen, maar dat er wel verschil is in jeugd- en jongerenwerk. Het is moeilijk te bepalen waar de scheiding ligt. Waarmee de gemeente vooral bezig is, is preventie. Al het jeugd- en jongerenwerk is in feite preventief en bedoeld om zwaardere vormen van jeugdzorg te voorkomen.
Alle fracties hebben gevraagd wat de bedoeling is van die ene organisatie, waar het college voor kiest. Het is niet de intentie van het college een grote organisatie op te tuigen, die het complete jeugd- en jongerenwerk uitvoert. Er wordt niet afgedaan aan alle bestaande organisaties, met hun eigen identiteit, visie en missie, die hun sporen hebben verdiend in de samenleving. Het is de basis van het jeugd- en jongerenwerk. Elke organisatie heeft wat dat betreft zijn eigen bestaansrecht. Het gaat echter om jongeren, die zich niet laten vastleggen op één plek en jongeren die wat zwaardere vormen van inzet nodig hebben. De professionals die er zijn bij de diverse organisaties hebben soms een steuntje in de rug nodig. De organisaties kunnen elkaar die steun bieden. Het is goed te horen dat alle organisaties die hebben ingesproken, de wil hebben om samen te werken. Het college wil daaraan meer vorm geven. Door meer en betere samenwerking kan de juiste hulp gegeven worden aan die jongeren die hulp nodig hebben. Spreker wil samen met de organisaties komen tot een goede en effectieve vorm ‑ de naam die daaraan gegeven wordt is een stuk uitwerking – om de samenwerking te borgen.
Belangrijk is dat jeugd- en jongerenwerk wordt ingezet in beide kernen. Dat gebeurt op dit moment al en daar wordt niets aan afgedaan. Als er in de toekomst een zwaardere vorm nodig is in Holten, dan wordt daarop menskracht ingezet. Als er meer kracht nodig is bij een instelling, dan wordt die kracht daarnaar toe verschoven.
Op het kritische geluid dat de visie niet helder genoeg is, zegt spreker dat hij dat meeneemt. Als de raad wat dat betreft het stuk wil amenderen, dan ziet spreker dat graag tegemoet.
De heer Noeverman merkte op dat eigenlijk alle organisaties beide vormen zouden moeten verstrekken en gaf tegelijkertijd aan dat er niet veel onderscheid zit tussen recreatief en specifiek en dat beide in elkaar overlopen. Het is echter een feit dat niet alle organisaties het volledige pakket aanbieden. Het Honk heeft bijvoorbeeld een andere doelgroep dan Pand 11. Spreker verwacht niet van de organisaties dat zij alles in de volledige breedte gaan aanbieden.
Spreker deelt de mening van D66 dat in de opvoeding de hoofdverantwoordelijkheid ligt bij de ouders.
In de ontwikkeling van jeugd en jongeren zijn allerlei organisaties betrokken, ook scholen en sportverenigingen, die op allerlei manier samenwerken. Op het totaal zijn er vormen waarbij meer samengewerkt zou kunnen worden. Het college wil kijken hoe dat vormgegeven kan worden en welke rol de gemeente daarin kan spelen.
De professionele krachten in het jeugd- en jongerenwerk in de gemeente zijn geen hulpverleners. Het werk is gericht op preventie, ter voorkoming van jeugdzorg. Daar zit een duidelijke scheiding in. De zwaarste vorm van jeugd- en jongerenwerk zit echter op het randje van jeugdzorg en preventie is er op gericht te voorkomen dat de jeugd over die rand gaat.
Gevraagd is hoe de gemeente het jeugd- en jongerenwerk kan borgen. Volgens spreker gebeurt dat door voorliggende nota vast te stellen en daarop beleid te ontwikkelen.
Wat betreft de toetsing van beroepskrachten wijst spreker op de matrix in het stuk, waarin criteria staan waaraan beroepskrachten moeten voldoen.
D66 heeft opgemerkt dat zij eigenlijk de deur wil openzetten voor meerdere instellingen. Spreker wijst in dit verband op het budgetrecht van de raad. Bij de kadernota liggen enkele scans voor, waarmee het budget iets wordt verruimd. Als de deur verder opengezet wordt, moeten de middelen verdeeld worden over meer instellingen. Instellingen die nu actief zijn, krijgen daardoor minder geld, tenzij de raad instemt met ophoging van het budget door bijvoorbeeld de belastingen te verhogen.
Gemeentebelang zegt dat het accent gelegd moet worden op preventie. Dat is ook de insteek van het college. Het moet bereikbaar zijn voor alle jongeren. De manier waarop nu het jeugd- en jongerenwerk is georganiseerd, dekt de lading. Er is open jeugdwerk voor iedereen.
Het college heeft voor ogen de panden van Pand 11 en de Fakkeldrager in Rijssen aan te wijzen voor jeugd- en jongerenwerk en in Holten het Kulturhus.
De VVD vindt dat recht gedaan moet worden aan alle partijen. Dat is ook de intentie van het college door dit samen met alle partijen op te pakken. Het is niet de intentie van het college een bureaucratisch geheel te vormen in een soort koepel.
Spreker zegt toe terug te komen op de vraag over cyberpesten en grooming.
Gesproken is over de keten en het alcoholgebruik in de keten. Daarbij is een nuance op zijn plek, maar men moet beseffen dat er gemeentebreed een probleem is met de combinatie jeugd en alcohol. Dat probleem wil spreker niet bagatelliseren.
Naar aanleiding van de opmerking over de kosten van Rijssen-Holten ten opzichte van andere gemeenten zegt spreker dat gewaakt moet worden appels met appels te vergelijken. Gemeenten zullen daarbij op de juiste manier naast elkaar gezet moeten worden. Spreker is blij met de organisatiegraad van het jeugd- en jongerenwerk in Rijssen. Door te zeggen dat de gemeente terug moet naar het niveau waarbij het budget tien of twintig procent wordt van het huidige budget, heeft absoluut effect op het jeugd- en jongerenwerk. De negatieve effecten, bijvoorbeeld bij jeugdzorg, komen daardoor veel harder op de gemeente af. Spreker zet liever in op preventie dan op andere vormen.
De heer STEGEHUIS zegt dat het hem vooral gaat om de woordkeuze die hem bezorgd maakt. Er staat dat Rijssen-Holten duurder is dan omliggende gemeenten. Spreker wil die zorg weghalen. Mogelijk is Rijssen-Holten duurder in preventie en goedkoper op de achterhand. Hij verzoekt in het stuk een uitgebreidere toelichting te geven.
Wethouder TIJHOF zegt dat als de VVD dat wenst, er inderdaad appels met appels vergeleken moeten worden. Het is een puzzel en hij hoopt aan de wens van de VVD te kunnen voldoen.
Lokaal Liberaal merkte op dat professionalisering de vrijwilligers tekort doet. Spreker benadrukt dat vrijwilligers van heel groot belang zijn voor alle organisaties. Het is zeker niet de bedoeling dat afscheid genomen wordt van vrijwilligers.
Mevrouw HEUVER geeft als voorbeeld de brandweer, waar men een groot deel van de vrijwilligers kwijtgeraakt is naar aanleiding van professionalisering. Dat kan in dit geval ook gebeuren.
Wethouder TIJHOF zegt dat het belang van de vrijwilligers absoluut aanwezig is, maarals er ontwikkelingen zijn bij de jeugd en de jongeren die een wat zwaardere vorm noodzakelijk maken, dan is het ook belang om daarop in te spelen. Het gaat om het oog houden op jeugd en jongeren om met elkaar te beïnvloeden welke inzet waar nodig is. Waar het kan gebeurt dat met vrijwilligers. Waar het moet gebeurt dat met professionals.
Het Honk maakt gebruik van een accommodatie van de Katholieke Kerk. Het Honk staat op de nominatie de bijdrage in de kosten van huisvesting te verliezen. Er vinden gesprekken plaats over de vraag of zij kunnen doorgaan of dat zij op een andere manier samenwerking moeten zoeken met bijvoorbeeld Pand 11.
De VOORZITTER zegt dat er een belangrijk onderwerp voorligt, waarbij de commissie zich niet moet beperken in de tijd om het goed te kunnen bespreken. Hij constateert dat het bijna 22.00 uur is en dat er nog meer onderwerpen op de agenda staan. Spreker concludeert dat het voorstel als bespreekstuk in de raad wordt behandeld. Waarschijnlijk is er binnen de fracties behoefte het onderwerp opnieuw te bespreken, mede naar aanleiding van de inspraak. Hij stelt voor te inventariseren of alle vragen uit de eerste termijn beantwoord zijn door de wethouder. Als dat niet het geval is en die antwoorden zijn nodig voor de positiebepaling, dan kan de wethouder die vragen alsnog beantwoorden. Hij vraagt of de commissie kan instemmen met zijn ordevoorstel om de verdere behandeling te laten plaatsvinden in de raadsvergadering van 4 juni 2015.
Spreker constateert dat de commissie instemt met dit procedurele voorstel.
De heer MULLER zegt dat in het raadsvoorstel bij de kanttekeningen en argumenten is vermeld dat niet alle organisaties positief reageerden op het voorstel. Spreker vraagt of de insprekers hebben verwoord wat het college naar aanleiding daarvan had verwacht of dat er nog andere aspecten een rol spelen.
Wethouder TIJHOF zegt dat hij ervan uitgaat dat alle instellingen hun zorgen naar aanleiding van dit punt hebben verwoord in hun inspraak. De commissieleden konden deze organisaties daarover vragen stellen. Als er alsnog zaken gemeld worden vanuit de organisaties, dan laat spreker dat weten.
De heer MEIJERINK zegt naar aanleiding van de visie van de wethouder over het specifieke jongerenwerk, dat gezegd is dat het niet één organisatie moet worden en dat het niet een koepel moet worden. Spreker vraagt hoe hij dat moet verstaan en of de wethouder een platform voor ogen heeft, waarin organisaties elkaar ontmoeten.
Wethouder TIJHOF zegt dat dat het beste verwoord kan worden in een samenwerkingsverband, waarin alle professionals samenwerken. Welke organisatiegraad het college daarvoor moet optuigen, is afhankelijk van de wijze waarop in het overleg met elkaar vormgegeven wordt.
De heer MEIJERINK vraagt of de wethouder daarop zelf al een visie heeft.
Wethouder TIJHOF zegt dat het oprichten van een aparte stichting, waarbij alle professionals ingezet worden, betekent dat inhuur van welke organisatie dan ook, direct BTW-plicht en twintig procent extra kosten met zich meebrengt. Spreker heeft eerder voor ogen dat met elkaar samenwerking wordt gezocht. De organisaties hebben de intentie om daar met elkaar uit te komen.
De heer STEGEHUIS zegt naar aanleiding van wat de wethouder heeft gezegd over de keten en het alcoholgebruik, dat de VVD ook de sociale functie ziet. Spreker is het ermee eens dat het algehele alcoholprobleem zich centraliseert bij keten en bij andere instanties.
De VOORZITTER geeft aan dat verdere behandeling kan plaatsvinden in de raadsvergadering van 4 juni 2015, waarin dit stuk als bespreekstuk wordt aangeboden.
7. Raadsvoorstel vaststelling re-integratieverordening Participatiewet (Tijhof)
De heer WESSELS gaat in op de loonkostensubsidie. In de artikelen 8 en 14 van de verordening staat wat betreft ‘beschut’, dat hiervoor een project kan worden opgezet met Soweco. Hij vraagt of de gemeente zich daardoor verplicht om bepaalde diensten aan Soweco uit te besteden.
Uit de stukken blijkt dat de Cliëntenraad akkoord is met het stuk en over een evaluatie over een jaar spreekt. Spreker vraagt hoe de wethouder tegen die termijn van een jaar aankijkt.
Mevrouw HEUVER zegt dat voor Lokaal Liberaal belangrijk is dat de Cliëntenraad heeft ingestemd met de verordening. Zij vraagt naar de ervaring die is opgedaan in de afgelopen maanden.
De heer BAAN vraagt wat er concreet is toegezegd omtrent de evaluatie.
Mevrouw RIEZEBOS zegt dat de ChristenUnie instemt met het stuk. De visie van de Cliëntenraad is daarbij van belang.
Zij gaat in op artikel 7, de detacheringsbaan, en vraagt om een toelichting door de wethouder op wat er staat genoemd over het opvullen van een vacature, wat alleen is toegestaan als de vacature niet ontstaan is door afvloeiing, maar door ontslag op grond van bepaalde redenen. Spreekster zegt dat een van die redenen luidt: ontslag op eigen initiatief van de werknemer. Het kan niet zo zijn dat iemand ontslag neemt bij een werkgever en van mening is dat hij voor een detacheringsbaan in aanmerking komt.
De heer MULLER refereert aan artikel 17 over innovatie. Volgens spreker zijn hier vanuit het ministerie extra subsidiemiddelen voor beschikbaar, die hij niet in de begroting tegenkomt.
Hij vraagt of het realistisch is dat er sprake is van één ICT-bestand voor de hele regio en vraagt zich af hoe er dan wordt omgegaan met vacatures aan de andere kant van de grens. Hij gaat in op één aanspreekpunt voor elke werkgever in Twente en gaat er daarbij van uit dat het gaat om één lokaal aanspreekpunt en dat er geen sprake is van een regionale coördinatie.
Wethouder TIJHOF zegt dat de invulling van de re-integratieverordening Participatiewet regionaal is opgepakt, waarbij de 14 Twentse gemeenten hebben samengewerkt om tot eenzelfde instrument te komen, waarbij werknemers gelijke kansen krijgen.
De gemeente is aandeelhouder van Soweco en heeft er belang bij dat deze organisatie goed functioneert en rendeert. Ook heeft Soweco kennis en kunde op dit gebied. Hiervan wil de gemeente gebruikmaken.
De gemeente heeft gesproken met de Cliëntenraad. Het is gebruikelijk, wanneer nieuw beleid wordt ingezet, dat er geëvalueerd wordt na een periode van bijvoorbeeld één jaar. Spreker vindt het realistisch dat na een jaar wordt bekeken wat het effect is en of de doelstellingen worden gehaald. Spreker zegt toe deze evaluatie te delen met de commissie.
De vraag over de ervaring met het beleid tot nu toe is lastig te beantwoorden, met name gezien de toezegging over de evaluatie over een jaar. Er wordt al wel gewerkt met een aantal beschreven instrumenten, zoals het Werkplein dat werkt met één ICT-systeem voor heel Twente. Hierin worden de vacatures geplaatst en wordt geprobeerd een match te vinden met de mensen die beschikbaar zijn. De eerste resultaten hiervan zijn bekend.
Spreker zegt dat alle omschreven instrumenten uit de verordening meewerken aan een positieve ontwikkeling. Alle instrumenten zijn noodzakelijk om de klus te klaren.
Tweede termijn
De heer MULLER zegt dat Rijssen-Holten een grensgemeente is. De werkgelegenheid houdt niet op richting het oosten en het westen. Hij vraagt zich af hoe de gemeente Rijssen-Holten daarbij aansluit.
De heer WESSELS zegt dat hij blij is met de beantwoording door de wethouder en de toezegging dat de evaluatie wordt behandeld in de commissie. Soweco is een van de organisaties, waarmee de gemeente kan samenwerken. De wethouder zegt dat de gemeente een instrument in handen heeft. Spreker hoopt dat de wethouder prudent omgaat met de bemiddelingsfees voor intermediairs en wenst hem veel succes.
Wethouder TIJHOF gaat in op artikel 7, de detacheringsbaan. Mevrouw Riezebos ging uit van de visie van de werknemer. Het gaat hier niet om de persoon zelf, maar om de reden dat een bedrijf een vacature openstelt, waarvoor iemand via een detacheringsconstructie in aanmerking kan komen. Als iemand vrijwillig bij een bedrijf vertrekt, dan ontstaat daar een vacature, die via deze constructie gewoon mag worden ingevuld.
Een bedrijf mag dus niet iemand ontslaan met als reden dat men op die plek een goedkopere kracht via een detacheringsconstructie kan plaatsen.
Spreker bevestigt dat Rijssen-Holten een grensgemeente is, maar daarbij de ogen niet sluit voor vacatures aan de andere kant van de grens van regio Twente. Er wordt daarin veel samengewerkt met het UWV en er wordt ook richting Salland gekeken.
De VOORZITTER concludeert dat de commissie adviseert het raadsvoorstel vaststelling re-integratieverordening Participatiewet als hamerstuk te behandelen in de raad.
8. Evaluatie regeling Wtcg/CER (opiniërend; Beens)
De heer TEN BERGE zegt dat het goed is dat het college zijn toezegging hiermee nakomt, al is de evaluatie erg op hoofdlijnen. Het is goed te zien dat niet het gehele beschikbare budget wordt ingezet en dat kritisch gekeken wordt naar alternatieven. Spreker roept het college op inderdaad te kijken naar die alternatieve en verzoekt geen nieuwe regelingen te introduceren, maar te bekijken of bijvoorbeeld de mogelijkheid bestaat de eigen bijdrage voor een deel kwijt te schelden.
De heer POLMAN refereert aan de vergadering van 11 november 2014, waarin de wethouder heeft gezegd, dat er samen met de Wmo-adviesraad na het eerste kwartaal van 2015 wordt geëvalueerd, waarbij bekeken wordt hoeveel geld er beschikbaar is gebleven; dit geld kan dan worden geoormerkt. Nu blijkt dat door het wegvallen van de CER en Wtcg en de vaststelling van 110% bijstandsgrens, veel chronisch zieken geld tekort komen en in de schuldsanering belanden. Ondertussen heeft het college heeft € 250.000 in de algemene middelen ondergebracht, waarbij het college voorstelt de regeling voort te zetten en de besluitvorming hierover in september 2015 te laten plaatsvinden.
Instemmen met het voorliggende voorstel van het college betekent volgens D66 voorzetting van het beleid met een zeer beperkte keuzevrijheid, gezien de twee aanbieders in de collectieve zorgverzekering. Het gaat om een kwetsbare bevolkingsgroep, waarvan een deel inmiddels in de financiële problemen is geraakt.
Spreker stelt de volgende vragen:
- In de evaluatie staat niets over de financiële consequenties voor de mensen die binnen de regeling vallen. Waarom niet en in hoeverre is dit meegenomen in de afweging van het college?
- Staat de wethouder nog steeds achter de woorden dit geld te oormerken voor de chronisch zieken en welk deel van het budget komt in aanmerking voor deze oormerking?
De heer STEGEHUIS zegt verheugd te zijn dat er duidelijk voortgang is geboekt. Naar aanleiding van het zorgpunt van verzekeringsnemers, zegt spreker dat er nu al twee, en mogelijk een derde partij komt. De VVD kijkt uit naar het vervolgverslag in september.
De heer VAN VELDHUIZEN geeft aan dat de ChristenUnie blij is met de evaluatie en het feit dat er gesprekken worden gevoerd met een derde verzekeraar. De fractie heeft ook positieve reacties gehoord van mensen die kiezen voor collectiviteit via de gemeente en ziet uit naar de besluitvorming in september 2015.
De ChristenUnie heeft nog de volgende vragen:
- Is er iets gedaan met de lijst van het CAK?
- Is er een reactie van de Wmo-adviesraad?
De heer MEIJERINK zegt dat de PvdA de zorgen en de vragen van D66 deelt en spreker is benieuwd naar de beantwoording door de wethouder.
De heer DE KOE zegt dat er wordt gesproken over een tweede evaluatie en definitieve besluitvorming in september. Hij vraagt of het niet handiger is dat uit te stellen tot januari 2016. Dan is duidelijk wie er definitief overstapt naar de collectieve verzekering.
De heer MULLER refereert aan een vergelijkingssite van zorgverzekeringen, waarin ook Rijssen-Holten wordt genoemd als een van de gemeenten die maar één mogelijkheid biedt. Deze informatie moet worden aangepast. Ook de Consumentenbond verwijst naar deze site, aldus spreker.
Mevrouw PLUIMERS zegt dat de PvdA ervoor wil pleiten dat de volledige € 485.000 aan de doelgroep chronisch zieken en gehandicapten wordt besteed, gezien het feit dat dit de meest kwetsbare groepen in de samenleving zijn.
Wethouder BEENS gaat in op de consequenties wanneer chronische zieken geen gebruikmaken van de collectieve verzekering. Deze mensen delen niet in het voordeel dat zij kunnen halen door met een van de twee organisaties in zee te gaan. Of dat een groot verschil is, is een vraag die spreker niet kan beantwoorden; het is afhankelijk van het gekozen pakket en moet van geval tot geval bekeken worden. In elk geval mist iedereen die niet meedoet de verzekering van het eigen risico van € 360.
De € 485.000 is niet geoormerkt, maar is ontvangen in het totale Wmo-budget. Als de raad daarop wil terugkomen, dan stelt spreker voor de besluitvorming hierover aan te houden tot september 2015, zodat gekeken kan worden hoeveel mensen zijn overgestapt. Er is inmiddels € 231.000 van de € 485.000 ingezet. Spreker is benieuwd of meer mensen de stap zullen zetten.
In januari 2016 evalueren raadt spreker af, omdat het beschikbare geld voor 2015 is bestemd. In januari 2016 kan dit niet met terugwerkende kracht worden ingezet.
Mevrouw HEUVER vraagt of mensen in 2016 nog wel gewoon kunnen overstappen naar de collectieve verzekering.
Wethouder BEENS zegt dat dat kan. Het beschikbare bedrag zal mogelijk nog verhoogd worden naar € 600.000.
Wat betreft de vraag over de lijst van het CAK, zegt spreker dat alle mensen zijn aangeschreven, die voor CER in aanmerking kwamen. De andere mensen worden op korte termijn aangeschreven om hen daarop te attenderen.
De evaluatie is nog maar pas beschikbaar. De Wmo-adviesraad heeft nog een paar weken de tijd om te reageren.
De vergelijkingssite moet worden aangepast. Hier wordt voor gezorgd.
Tweede termijn
De heer POLMAN vraagt of de financiële consequenties voor mensen die niet in de regeling vallen, die buiten boord vallen en om welke reden dan ook niet kunnen overstappen, zijn meegenomen in de afweging door het college. Op papier is er geen sprake van een keuring, maar in de praktijk blijkt dat er vaak toch een keuring plaatsvindt en men gelimiteerd wordt bij het al dan niet overstappen. Deze mensen worden gedwongen deze kosten te maken, die zij niet willen maken.
De heer TEN BERGE zegt dat de Wtcg en CER pas in november werd uitbetaald. Het is CDA is daarom blij dat er pas in september 2015 een besluit kan worden genomen. Mensen zijn dit jaar immers nog geen slachtoffer van het feit dat er nog geen sprake is van nieuw beleid. Hij is het dus niet eens met de strekking van de woorden van de heer Polman, dat mensen buiten de boot zouden vallen.
De heer POLMAN zegt dat als het college toezegt dat deze mensen worden bekeken in september en dat de gemeente instaat voor de eventuele financiële vergoeding, D66 dit prima vindt.
De heer TEN BERGE zegt dat het college die handreiking doet en met een voorstel komt.
Wethouder BEENS merkt op dat er geen medische selectie plaatsvindt. Hij wijst daarbij op de startpagina van Gezondverzekerd.nl, waarop staat dat er geen medische selectie is en dat er een automatische acceptatie plaatsvindt, ongeacht de gezondheid van mensen. Verzekeraars checken wel of er sprake is van fraude of schulden. Op medische gronden vindt er dus geen selectie plaats.
De heer POLMAN zegt dat de wethouder zijn woorden probeert te ontkrachten. Over dit punt verschilt hij van mening met de wethouder. D66 heeft andere geluiden gehoord.
9. Actiepuntenlijst
De volgende actiepunten blijven staan:
- “Naheffing als gevolg van rekenfout SiSa-bijlage”;
- “Participatiepact / reintegratiebeleid”.
10. Rondvraag
De heer TEN BERGE zegt dat hij geluiden hoort dat de maatwerkvoorziening Hulp bij het huishouden in feite geen maatwerk is, maar dat het overal bij herindicatie leidt tot 1:45 uur of 1:50 uur aan zorg. Hij roept op daarover met aanbieders in gesprek te gaan en te bezien of de indicatiestelling echt maatwerk kan zijn.
Mevrouw HEUVER zegt de ChristenUnie heeft verzocht agendering van informatief stuk c. Lokaal Liberaal sluit zich daarbij aan.
De heer KLEIN VELDERMAN zegt dat ook D66 zich bij het verzoek aansluit.
In de krant was te lezen dat in deze commissie gesproken zou worden over het terugdraaien van een bezuiniging. Spreker vraagt of dat correct is.
Wethouder TIJHOF zegt dat daarover vanavond is gesproken. In het betreffende stuk over Jeugd- en Jongerenwerk staat in de laatste alinea dat een aantal scans vastgesteld wordt bij de kaderstelling. Daarover zijn de fracties geïnformeerd.
De heer MEIJERINK zegt dat meerdere fracties een bericht hebben gekregen naar aanleiding van berichtgeving op RTV Oost en een column van de Nationale Ombudsman in de Telegraaf. Dat betreft eveneens de huishoudelijke hulp. Cliënten kunnen te maken krijgen met het feit dat de huishoudelijke hulp plotseling fors wordt gekort, zonder dat er een keukentafelgesprek heeft plaatsgevonden. Spreker verzoekt de wethouder uit te leggen hoe Rijssen-Holten hiermee omspringt.
Wethouder BEENS zegt dat iedereen een keukentafelgesprek heeft gehad. Ook nieuwe aanvragers krijgen dat gesprek.
Er werd zojuist gesproken over uren huishoudelijke hulp. Het betreft echter prestatieafspraken. Spreker stelt voor in de werkgroep Decentralisaties dit proces nog eens helder te verwoorden.
De heer STEGEHUIS zegt dat inderdaad is afgesproken prestatieafspraken te hanteren. Spreker is bezorgd over de woorden van de heer Ten Berge, die spreekt over uren. Daarover moet duidelijkheid komen. De VVD is voorstander van prestatieafspraken.
11. Sluiting
De VOORZITTER sluit de vergadering om 22.50 uur.
Aldus vastgesteld in de vergadering van de Commissie MDV van Rijssen-Holten op 15 juni 2015.