Commissie MDV 4 september 2017
- Datum:
- 04-09-2017
- Tijd:
- 19:30 - 21:00
- Zaal:
- Raadzaal
- Openbaarheid:
- Openbaar
- Voorzitter:
- dr. E.G. Bosma
- Griffier:
- drs. G.H. Veerman
- Notulist:
- E.J.H. Linssen-Nijland
Aanwezig | Naam |
---|---|
Voorzitter | dr. E.G. Bosma |
SGP | dr. J. Noeverman, J.W. Reterink en J.A. Baan |
CDA | G.D. ten Berge, F.J. Wessels en G. Smelt |
ChristenUnie | mr. W.L. Riezebos-Tessemaker en J. van Veldhuizen |
Gemeentebelang | W.J.M. Muller, J. Kuiper-Ruitenberg en P. Kroeze |
PvdA | R.W. Meijerink, S. Kök en R.H.L. Janssen-Niehof |
VVD Lokaal | F.W. Noordam, R.A. de Koe en B.J. van den Berg |
D66 | ir. H. Klein Velderman en C. Polman |
Griffier | drs. G.H. Veerman |
Wethouders | B. Beens, R.J. Cornelissen, B.D. Tijhof |
Pers | 2 |
Publiek | 8 |
1 Opening
De VOORZITTER opent de vergadering en heet iedereen van harte welkom.
Spreker refereert aan de brief van raadscommissielid Gerrit Pas, waarin hij aangeeft zich, vanwege persoonlijke omstandigheden, met onmiddellijke ingang terug te trekken als commissielid van deze commissie. Hij citeert uit de brief: “Zoals velen zullen weten ben ik sinds geruime tijd ziek. Medio februari jl. kreeg ik het bericht dat ik slokdarmkanker had. Op 20 juni jl. ben ik daarvoor geopereerd. Op 27 juni jl. ben ik weer thuisgekomen van een voorspoedig verlopen operatie. Het herstel ging daarna ook uitzonderlijk goed. Begin augustus kwam hier helaas echter een kentering in. Mijn conditie ging hard achteruit en de pijn nam alleen maar toe.
Uit onderzoek is nu naar voren gekomen dat ik uitzaaiingen heb. Dit betekent dat genezing niet meer mogelijk is. Voor mij resteert een chemotherapie om de kwaliteit van het leven te verbeteren.
Gelet op deze situatie wil ik hierbij te kennen geven dat ik mij per direct als schaduwfractielid en als commissielid terugtrek. Graag wil ik hierbij een ieder bedanken voor blijken van meeleven. Niet alleen vanuit de eigen fractie, maar ook vanuit het college en de raad.
In bredere zin wil ik een ieder bedanken voor de samenwerking vanuit mijn rol als commissielid in de afgelopen jaren.
Ik wens u van harte Gods zegen toe bij de nog resterende raadsperiode en indien u uw werkzaamheden mag voortzetten, uiteraard ook in de nieuwe raadsperiode. Hartelijke groet, Gerrit Pas.”
Spreker laat weten dat eenieder geschokt is door dit bericht, dat de ernst van het leven laat zien.
Hij spreekt namens de voltallige commissie als hij zegt dat met Gerrit, Fenna en de kinderen wordt meegeleefd en dat hen alle kracht en zegen wordt toegewenst de komende periode, die ongetwijfeld erg moeilijk zal zijn.
Ook de fractie van de ChristenUnie betrekt spreker daarbij, omdat het niet de eerste keer is dat deze fractie iets dergelijks overkomt. Hij wenst hen ook veel sterkte.
2 Inventarisatie spreekrecht
Er hebben zich geen insprekers gemeld.
3 Vaststellen definitieve agenda
De agenda wordt ongewijzigd vastgesteld.
4 Verslag van de vergadering van 26 juni 2017
Het verslag wordt ongewijzigd goedgekeurd.
5 Mededelingen vanuit samenwerkingsverbanden en over strategische projecten
Er zijn geen mededelingen.
6 Raadsvoorstel beschikbaarstellen krediet brandveiligheidsmaatregelen schoolgebouwen (Tijhof)
De heer KLEIN VELDERMAN zegt dat D66 in grote lijnen akkoord gaat met het voorstel. Ook met de verdeling. Hij mist echter de financiële verantwoording. Het lijkt erop dat er geen financiële verantwoording achteraf plaatsvindt en vraagt om een toelichting.
De heer MEIJERINK zegt dat de PvdA hier rondom de kaderstelling aandacht voor heeft gevraagd. De wethouder gaf toen aan dat er een oplossing in de pijplijn zat. Het schoolbestuur is het ermee eens en de fractie stemt daarom in.
De heer KROEZE zegt dat Gemeentebelang het prettig vindt dat er een voorstel voorligt dat de brandveiligheid op scholen verbetert.
Hij gaat in op het raadsvoorstel, de 5e zin in de inleiding en citeert: “Omdat er argumenten zijn voor een gemeentelijke bijdrage in de kosten hebben we besloten tot…..”.
De fractie had verwacht de argumenten waaraan gerefereerd wordt te lezen onder het kopje argumenten. Hij vraagt welke hier bedoeld worden.
De heer TEN BERGE laat weten dat het CDA over het algemeen positief is over het voorliggende voorstel. Hij gaat in op de dekking vanuit de bijdrage BDU jeugd en vindt het opvallend dat er vanuit een structureel budget blijkbaar altijd geld over is, dat nu op een andere wijze kan worden ingezet. Hij vraagt of er in dit budget nog meer geld beschikbaar is en of dit geld aan de jeugd besteed kan worden, om bijvoorbeeld te voorkomen dat ze in de jeugdzorg terecht komt.
Spreker gaat in op de landelijke berichtgeving over de ontwikkeling van kosten van ver- en nieuwbouw van scholen, dat deze kosten stijgen en dat er een discrepantie zit tussen de ramingen van de VNG daarover en wat de werkelijke bouwkosten zijn. Hij vraagt naar de impact op dit voorstel en vraagt of er nog rekening moet worden gehouden met hogere kosten nu de bouwsector aantrekt.
De heer RETERINK geeft aan dat de SGP blij is met de voorliggende oplossing en instemt met het voorstel.
De heer VAN DEN BERG zegt dat VVD Lokaal instemt met het voorstel. Hij concludeert dat ondanks de doordecentralisaties bij de scholen de gemeente toch weer met geld over de brug moet komen. Hij merkt op dat vorig jaar, rondom deze tijd, een soortgelijk voorstel aan de orde was rondom brand-beveiliging en vraagt waarom toen niet bekend was dat er nog een groot bedrag moet worden betaald.
Wethouder TIJHOF laat weten dat over dit onderwerp al geruime tijd wordt gediscussieerd met de onderwijsinstanties. Deze discussie heeft ook raakvlakken met de discussie over de ver- en nieuwbouw van scholen. Spreker is van mening dat er een goed voorstel voorligt om de brandveilig-heid up-to-date te brengen. Dat is ook nodig, maar de acute brandveiligheid is zeker niet in gevaar. Het gaat hierbij om een aantal structurele verbeteringen aan bestaande gebouwen. Deze gebouwen zijn gebouwd in opdracht van de gemeente, in een tijd dat er sprake was van een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de onderwijshuisvesting. Op dit moment is er sprake van een overgangsperiode, Gebouwen zijn gebouwd in opdracht van de gemeente in een tijd dat er sprake was van gezamenlijke verantwoordelijkheid voor onderwijshuisvesting. In de overgangsperiode zijn de verantwoordelijkheden gaan verschuiven.
Deze gebouwen zijn gerealiseerd in een tijd dat dit anders was en daarom wil het college de brandveiligheid geen onderdeel laten uitmaken van de discussie.
Er zijn schouwen geweest door de brandweer bij elk onderwijsgebouw, met kostenramingen. Die moeten uitgevoerd worden en zullen bij controles op uitvoering worden gecheckt. Vooraf is een raming van de kosten gemaakt en bekend is welke zaken opgelost moeten worden. Als deze zaken opgelost zijn is het wat het college betreft akkoord.
De heer KLEIN VELDERMAN interrumpeert en zegt dat een raming niet het uiteindelijke bedrag hoeft te zijn. Hij vraagt hoe gecontroleerd wordt dat het geld dat beschikbaar is gesteld ook aan de betreffende voorziening is uitgegeven. Hij vindt de beantwoording door de wethouder op dit punt onvoldoende.
Wethouder TIJHOF zegt dat er ooit is gesproken over een taakstellend maximum. Daarbij gaat het om een maximaal krediet dat beschikbaar wordt gesteld. Een factuur wordt vervolgens tot dat maximum vergoed.
De heer KLEIN VELDERMAN interrumpeert en vraagt of het zo is dat een maatregel wordt uitgevoerd, de gemeente controleert en de factuur tot een maximum wordt vergoed.
Wethouder TIJHOF geeft aan dat er vergoed wordt tot het maximum van de factuur. Van de werkzaamheden die een school moet laten uitvoeren komt een factuur. Die factuur moet betaald worden en het overgebleven bedrag wordt dan niet uitgekeerd.
Wethouder TIJHOF gaat in op de vraag over het geld dat over is in de BDU. Op dit moment wordt er incidenteel gebruik van gemaakt. Dit zijn structurele bijdragen. Intern wordt bekeken hoe met het totale BDU-geld wordt omgegaan. Hij kan nu geen bedrag noemen wat nog beschikbaar is en komt er in een NB op terug.
De heer VAN DEN BERG interrumpeert en vraagt waarom nu pas bekend is dat de gemeente nogmaals een groot bedrag moet betalen, terwijl vorig jaar het onderzoek over de brandbeveiliging heeft plaatsgevonden.
Wethouder TIJHOF zegt dat dit voorstel lang op zich heeft laten wachten, omdat de gemeente nog in discussie was met een van de scholen (Reggesteyn) over een garantieperiode. Dat moest eerst afgehandeld worden en is naar volle tevredenheid opgelost. Vandaar dat het bedrag minder hoog uitviel.
Spreker gaat in op de VNG-norm en zegt dat de gemeente geld beschikbaar stelt aan de hand van de normen die er zijn. Als deze aangepast worden past de gemeente zich hierop aan. Hoe snel zich dit ontwikkelt en hoe snel dit meebeweegt met de markt weet spreker niet. Die moet hij navragen.
Tweede termijn
Mevrouw RIEZEBOS geeft aan dat de ChristenUnie brandveiligheid heel belangrijk vindt, ook voor de jeugdige inwoners op de scholen. De fractie vindt de 50/50 verdeling, die gevonden is door de schuivende verantwoordelijkheden, een mooie oplossing en kan instemmen met het voorstel.
De heer TEN BERGE reageert op de woorden van de wethouder over de VNG normering. Hij stelt voor dat hier bij het vaststellen van kredieten rekening mee wordt gehouden.
Als blijkt dat er meer ruimte in het BDU-budget zit, dan kan hij zich voorstellen dat de BDU dit jaar volledig opgesoupeerd wordt, zodat er structureel ruimte in de BDU overblijft om te investeren in preventieve maatregelen in bijv. jeugd- en jongerenwerk.
Wethouder TIJHOF herinnert aan zijn woorden dat er al gekeken wordt naar de BDU-gelden. Voor het uitgeven van dit budget is wel bepaald wat er in de praktijk haalbaar is bij de scholen, om het geld voor dit jaar uit te geven en de brandveiligheidsmaatregelen zo snel mogelijk te treffen. Dit gaat waarschijnlijk niet sneller dan het huidige voorstel. Er is daarbij sprake van een fasering, daarom wordt er een aantal jaren een beroep gedaan op het geld.
De heer TEN BERGE interrumpeert en vraagt naar de reden van de fasering. Kunnen de scholen het niet aan of de gemeente financieel niet?
Wethouder TIJHOF geeft aan dat de fasering met de scholen te maken heeft. Er kan efficiënter gewerkt worden door bijv. het e.e.a. in het onderhoud mee te nemen. Hier is zoveel mogelijk rekening mee gehouden.
De VOORZITTER concludeert dat de commissie adviseert het raadsvoorstel beschikbaarstellen krediet brandveiligheidsmaatregelen schoolgebouwen als hamerstuk te behandelen in de raad.
7 Raadsvoorstel aanpassen beleid bijzondere bijstand en minima (Tijhof)
Eerste termijn
Mevrouw JANSSEN geeft aan dat de fractie van de PvdA verbaast is over het voorstel en zich afvraagt waar dit opeens vandaan komt, ook gelet op het onderzoek waarin het beleid positief gewaardeerd werd.
In de stukken wordt gesteld dat het beroep is toegenomen en spreekster stelt hierover de volgende vragen:
- Zijn hierover cijfers beschikbaar?
- Komt dit door het grote aantal mensen dat rechten heeft?
- Is er teveel per persoon betaald?
- Kan aangegeven worden hoe vaak inwoners gemiddeld een beroep doen op voorzieningen?
Er wordt gesteld dat het beleid zeer zorgzaam is, gelet op een onderzoek dat een stagiaire voor de PvdA heeft verricht in de WT4-gemeenten. De conclusie daarbij was niet dat het beleid té zorgzaam is, maar dat het in andere WT4-gemeenten kan worden verbeterd. Overigens is de conclusie ook dat Rijssen-Holten zich ook nog wel kan verbeteren op sommige punten.
Zij vraagt waaruit blijkt dat het beleid van Rijssen-Holten belemmerend werkt en of dit onderzocht is. Gesteld wordt dat mensen re-integratie niet als lonend zien en er wordt gezegd dat mensen in hun kracht moeten worden gezet.
De PvdA zet mensen graag in hun kracht, maar bij re-integratie zijn er veel factoren die allemaal met elkaar samenhangen en die wellicht bepalender zijn. Zij vraagt zich af wat er nog meer wordt gedaan om mensen in hun kracht te zetten, of vraag en aanbod van werk wel goed aansluit en hoeveel mensen, die onder het minimabeleid vallen, voor re-integratie in aanmerking komen, waarbij de gemeente zich moet afvragen of er nog wel sprake is van arbeidsvermogen. Wellicht dat er nagedacht kan worden over alternatieven, als deze er al zijn binnen de bestaande regelingen.
Er wordt gewezen op particuliere initiatieven, waarover de wethouder zich ook in de krant heeft uitgesproken en spreekster vraagt zich af wat er gebeurt wanneer het particuliere initiatief eindigt.
Ze stelt de volgende vragen over de beleidsregeling bijzonder bijstand.
- In artikel 3 wordt gesproken over de ziektekosten. Hier kan de fractie zich in vinden.
In lid 5 wordt echter een uitzondering besproken, die beperkt lijkt tot mensen die zich tegen schulden niet aanvullend konden verzekeren. Wat gebeurt er wanneer mensen om andere reden niet in staat waren zich hiervoor te verzekeren? Wellicht dat hiervoor ook een uitzondering moet komen. Hoe zit het met kinderen van mensen die zich niet aanvullend verzekerd hebben? Betekent dit automatisch dat zij niet voor vergoeding in aanmerking komen?
De heer KLEIN VELDERMAN is van mening dat er sprake is van een omgekeerde wereld. De raad stelt een aantal regels vast en het college komt terug met een ‘brevet van onvermogen’, door aan te geven dat ze de regels niet kan uitvoeren, voorstelt deze te versoberen en misbruik in mindere mate toestaat. Hij vraagt hoe de portefeuillehouder voorkomt dat er misbruik wordt gemaakt, waarbij hij zich afvraagt of dit werkelijk zo is. Als misbruik wordt aangepast kan de bestaande regeling immers blijven bestaan.
De fractie van D66 stoort zich eraan dat de mensen die in de bijstand zitten erg negatief worden neergezet, alsof iedereen die van de regeling gebruikmaakt er ook misbruik van maakt. Spreker ontkent dit ten stelligste en vindt dat hier veel zorgvuldiger mee moet worden omgegaan.
De heer BAAN zegt dat het beoogt effect van aanpassing dient om de groep in zijn kracht te zetten. Werken dient weer lonend te zijn, waarbij versobering van het beleid als instrument wordt ingezet om de groep te prikkelen zelf inkomen te verwerven. De SGP staat achter dit uitgangspunt, maar vraagt zich af of versobering van de regeling het enige instrument is. Terugval, zodra men gaat werken en boven de inkomensnorm komt, blijft in stand en mensen worden gekort in de aanvullingen. Werken moet zeker lonend zijn. De fractie kijkt meer naar de beloningskant en in hun beleving zit de belemmering in de dusver gehanteerde inkomensnorm, over een aaneengesloten periode van 12 maanden. Hij vraagt zich af of het niet beter is de term ‘aaneengesloten’ te vervangen door ‘gemiddeld’, wellicht in combinatie met de oprekking van de periode naar bijv. 24 maanden. Op deze manier neemt het inkomen toe en zal er minder snel sprake zijn van terugval zodra men het werk verliest. Spreker vraagt naar een reactie van de portefeuillehouder en vraagt de overige fracties hierop te reageren.
De heer WESSELS geeft aan dat hem uit de vorige bijdragen de vraag over doel en middel opvalt. Er wordt een probleem geconstateerd. In het stuk wordt gesproken over misbruik dat moet worden aangepakt, dat vindt spreker prima, waarbij er niet gekeken moet worden naar het recht dat men op een voorziening heeft, maar naar hetgeen men nodig heeft. Er wordt ook gesteld dat door het beleid rondom bijzondere bijstand te versoberen mensen naar werk worden geleid. Hij vraagt zich af of dit wel zo is. Het CDA vraagt zich af of dit goed beleid is voor het geconstateerde probleem. Hij wijst daarbij ook op de landelijke regelingen, zoals huurtoeslag, zorgtoeslag en kinderopvangtoeslag en vraagt zich af of dit een groter effect heeft op de inkomensval waarover wordt gesproken. Hij vraagt om een reactie van de wethouder.
De heer MULLER zegt dat het hoofddoel blijkbaar is de participatie te bevorderen door de armoedeval te verkleinen. Er zijn veel inkomens gerelateerde voorzieningen, die bedoeld zijn voor mensen met een laag inkomen. Voor een deel zijn deze vanuit Den Haag bepaald en ook binnen de gemeenten zijn ze er, zoals vrijstellingen, voorzieningen, toevoegingen, etc.
Spreker vindt dit een relatief kleine maatregel en hij vraagt zich af of dit effect heeft op de werkgelegenheid. Bekend is dat van de 330 mensen in de bijstand er ongeveer 100 de potentie hebben regulier werk te vinden. Hij vraagt zich af hoeveel van deze 100 mensen een plek gaan krijgen en wat dit betekent voor de andere 330 mensen.
Een kenmerk van de bijzondere bijstand is dat het alleen verstrekt wordt wanneer het echt noodzakelijk is. In het stuk staat dat hier niet op getoetst is en dat er dus sprake is van een soort automatisme. Spreker vraagt zich af als er wel getoetst wordt en als de voorwaarden scherp nageleefd worden het probleem daarmee is opgelost. Het kan toch niet zo zijn dat, omdat er wellicht misbruik wordt gemaakt, een regeling wordt opgeheven. Als dat zo zou zijn dan zou in Nederland het sociale stelsel in elkaar storten.
Er zijn gemeenten die een stimuleringspremie verstrekken, op het moment dat iemand vanuit de bijstand naar betaalt werk gaat om in elk geval de eerste twee jaar een stap te maken naar een inkomensverbetering. Daarbij gaat het wel om een bedrag dat hoger is dan € 200 per jaar. Hij vraagt of dit een overweging is geweest.
Wat de besteding van de eventuele € 15.000, die beschikbaar komt in het voorstel, dus de bijdrage participatie voor jongeren om in plaats van een aanvraag te doen deze ambtshalve toe te kennen aan alle mensen in de doelgroep, klinkt sympathiek. Echter vraagt 40% van de doelgroep (dus mensen in een uitkeringssituatie met kinderen) deze uitkering niet aan. Door dit ambtshalve aan een ieder te verstrekken wordt ongevraagd geld overgemaakt. Spreker vraagt zich af of dan ook verplicht gesteld wordt dat de doelstelling van dat geld wordt uitgevoerd. Kan dat dan ook wordt getoetst? Hoe sluit dit dan aan bij de doelstelling om de armoedeval te beperken?
Op 24 december 2016 heeft het college de nieuwe beleidsregels bijstand vastgesteld. Hetgeen nu aan de orde is is geen onderdeel van de beleidsregels minimabeleid. Hij vraagt of hier sprake is van een conflict.
De heer VAN DEN BERG zegt dat VVD Lokaal het logisch vindt dat er kritisch naar de verstrekking van bijzondere bijstand wordt gekeken. Spreker vindt niet dat de regels aangescherpt moeten worden vanwege degene die er misbruik van maken. Mensen die er misbruik van maken moeten worden aangepakt volgens spreker. Spreker stelt de volgende vragen:
- Wat gebeurt er als de gemeente constateert dat er goederen worden doorverkocht?
- Heeft de gemeente daarbij ook gedacht aan andere vormen dan bijzondere bijstand, zoals bijv. een vorm van lease of huurkoop.
De bijzondere bijstand is erg afgekaderd, dus voor elk product is een bedrag vastgesteld. VVD Lokaal voelt meer voor maatwerk, waarbij er een bedrag wordt vastgesteld en meer persoonlijke keuzes worden meegenomen.
Bijzondere bijstand wordt vaak gezien als een gift. VVD Lokaal stelt voor een regel op te nemen, waarbij er een prestatie van de mensen wordt verwacht. Uiteraard binnen de grenzen dat iemand een prestatie kán leveren.
De heer KLEIN VELDERMAN interrumpeert en vraagt welke prestatie wordt verwacht van iemand die een beroep doet op bijzondere bijstand.
De heer VAN DEN BERG zegt dat daarbij bijvoorbeeld gedacht wordt aan koffieschenken in een bejaardenhuis.
Wethouder TIJHOF zegt dat de gemeente sinds enige tijd met een ‘sociaal plein’ werkt, waarin consulenten re-integratie en inkomen samenwerken rondom dezelfde cliënten. Door deze samenwerking komen ook zaken aan de orde die het functioneren binnen het huidige beleid belemmeren. Het gaat dus niet zozeer om een ‘brevet van onvermogen’, maar het is de praktijksituatie die aangeeft waar de gemeente tegen de grenzen van het beleid aanloopt en waarbij er effectiever gewerkt zou kunnen worden ten goede van de cliënten, als het beleid op een aantal details wordt aangepast.
De heer KLEIN VELDERMAN interrumpeert en zegt dat ‘brevet van onvermogen’ werd genoemd in het kader van het voorkomen van misbruik van vergoedingen die onder de bijzondere bijstand worden uitgekeerd. Dat heeft dus niets te maken met het niet voldoende kunnen helpen van mensen die in een bijstandssituatie zitten.
Wethouder TIJHOF gaat in op de woorden van de PvdA en onderkent de woorden over het rapport van de stagiaire van de PvdA. In de praktijk merkt de gemeente dat ze belemmerd wordt in het laten uitstromen van mensen naar werk. Dat is de belangrijkste reden om het beleid aan te passen. Hierbij zijn de financiën niet alleen bepalend. Het gaat om de situatie van de cliënten en betekent dat de mensen zoveel mogelijk in hun eigen kracht moeten kunnen functioneren waar dat kan in betaald werk, waar dat niet mogelijk is met een ondersteuning van de gemeente. Dit kan zijn in vrijwilligers-werk of in deeltijdwerk. Wat dat betreft wil de gemeente juist zoveel mogelijk maatwerk kunnen leveren en niet altijd terugvallen op generieke regelingen voor iedereen, zodat vraag en aanbod beter op elkaar aansluiten. Daarbij is van belang dat iedereen meetelt in de samenleving, maar dat betekent niet dat iedereen in betaalt werk kan meedoen.
Spreker geeft aan dat er op dit moment geen zicht is op de eindigheid van particuliere initiatieven en de gemeente voert geen beleid om deze initiatieven, waar dat wettelijk gezien kan, over te nemen.
Hij gaat in op de vraag of de regels worden versoberd om misbruik te voorkomen en zegt dat dit zo is. De gemeente merkt in de praktijk dat van een aantal regelingen misbruik wordt gemaakt. Dit wil men voorkomen. Op het moment dat mensen een voorziening nodig hebben wil de gemeente deze kunnen verstrekken en wil mensen tegen misbruik beschermen, door deze niet te verstrekken.
De gemeente wil een aantal gebruiksgoederen minder frequent uitgeven, zodat er minder kans bestaat dat het wordt verkocht.
De bijstand is een goed instrument en zou geen negatieve stempel op mensen moeten drukken. Hier moet de gemeente ook zorgvuldig mee omgaan. Dat bekent wel dat de mensen die in de bijstand zitten geholpen moeten worden om eruit te komen. Daar is inzet van de gemeente en van de mensen voor nodig.
Spreker geeft aan dat de gemeente een aantal zaken in een pakket bij elkaar wil brengen. Het gaat daarbij niet per definitie om versobering en wijst erop dat alle voorzieningen nog aanwezig zijn. Wel worden deze op een meer maatwerkgerichte manier ingezet, waarbij de prikkel naar werk van groot belang is.
Met de periode van 12 maanden geen werk wordt in de praktijk wel rekening gehouden. Dit wordt als een gemiddelde gezien over een langere periode. Hier wordt dus ruim mee omgegaan.
De gemeente merkt dat ze in de praktijk tegen de grens van doel en middel aanloopt en tegen de grenzen van het beleid. Dit beleid wil men aanpassen, zodat doel en middel weer op een goede manier op elkaar worden afgestemd en participatie wordt bevorderd. Wat de getallen, de bedragen
en het aantal instrumenten dat wordt ingezet betreft, gaat het erom dat de gemeente op een juiste manier en op het juiste moment hulp kan bieden.
Op het moment dat de gemeente maatwerk kan leveren kunnen de voorwaarden scherper worden gesteld. Dat is makkelijker dan bij een generieke maatregel voor iedereen.
Hij refereert aan hetgeen in de stukken staat over dat 40% van de minima gebruikmaakt van een bepaalde regeling en geeft aan dat dit percentage hoger ligt, waardoor het voordeel kleiner is.
De heer MULLER interrumpeert en zegt dat het gaat om het beeld dat een behoorlijk aandeel uitkeringsgerechtigden, die op die regeling een beroep zouden kunnen doen, dat niet doen en dit nu ambtshalve automatisch krijgt.
Wethouder TIJHOF zegt dat meer dan 40% van de uitkeringsgerechtigden een beroep doet op de regeling, die ze nu ambtshalve krijgen omdat dit efficiënter werkt en er ook recht op hebben.
Spreker gaat in op de bijzondere bijstand en zegt dat het lastig is daar een verplichting aan te koppelen. Op dit moment is hier geen beleid voor en spreker ziet er ook geen reden voor dit nu aan te passen. Hij ziet veel meer in het leveren van maatwerk en verwacht daar ook meer rendement van.
Tweede termijn
Mevrouw RIEZEBOS reageert op de woorden van mevrouw Janssen over het rapport waaruit blijkt dat Rijssen-Holten erg zorgzaam is en andere gemeenten zorgzamer moeten zijn. Ze zegt dat de conclusie dat andere gemeenten zorgzamer moeten zijn niet uit het rapport naar voren komt en vindt dat deze woorden voor rekening van de PvdA komen.
De ChristenUnie vraagt zich af of de bijzondere bijstand een prikkel naar werk geeft. Het is wel erg belangrijk dat het gaat om maatwerk en het college de gelegenheid heeft in schrijnende gevallen gebruik te maken van de hardheidsclausule.
Spreekster gaat in op artikel 7, waarin gesproken wordt over bijstand in het geval van schulden, waarbij de Stadsbank Oost-Nederlands als voorliggende voorziening wordt aangemerkt. Spreekster attendeert nog eens op de hoge rentetarieven van de Stadsbank.
Zij gaat in op de suggesties van de heer Baan en vindt dat er alles aan gedaan moet worden om ervoor te zorgen dat werken lonend is en niet dat je er financieel op achteruit gaat als je vanuit de bijstand gaat werken.
De ChristenUnie stemt in met het raadsvoorstel.
De heer KLEIN VELDERMAN zegt dat hij zich, naar aanleiding van de woorden van de wethouder, niet aan de indruk kan onttrekken dat gesteld wordt dat de gemeente niet op de regelingen kan handhaven en daarmee teveel geld weggeeft. Dit zou dan een reden zijn dat de gemeente de mensen niet aan het werk krijgt. Spreker gaat hier niet in mee en blijft erbij dat de regelingen die de raad heeft vastgesteld moeten kunnen worden gehandhaafd en toegepast voor mensen die daar recht op hebben. Het geld dat uitgegeven is aan mensen die daar geen recht op hebben moet worden terug gehaald. Hij gaat mee met het voorstel van Gemeentebelang dat mensen die geen werk hebben en er financieel op achteruit gaan voor een bepaalde tijd door de gemeente kunnen worden gecompen-seerd.
De heer NOORDAM interrumpeert en vindt de woorden van de heer Klein Velderman, over geld terughalen bij mensen die er geen recht op hebben, te kort door te bocht. Hij vraagt zich ook af hoe hij dit denkt op te lossen.
De heer KLEIN VELDERMAN zegt dat het niet gaat om het terughalen van geld, maar om het voorkomen dat het wordt uitgegeven. Zorg ervoor dat er goed getoetst wordt. Geef geld niet zomaar weg en financier er een positieve regeling mee. Misbruik voorkom je niet door minder uit te keren aldus spreker. Hij vindt dat de sociale regelingen die met elkaar zijn afgesproken moeten worden gehandhaafd en dat de communicatie richting de doelgroep genuanceerder moet. Nu lijkt het dat iedereen die in de bijstand zit er misbruik van maakt.
Mevrouw JANSSEN sluit zich aan bij de laatste woorden van de heer Klein Velderman en zegt dat de wethouder geen antwoord heeft gegeven op het vermoeden dat er meer beroep op bijstand wordt gedaan. Volgens haar gaat het vooral om re-integratie aspecten. Als er belemmeringen geconstateerd worden in het beleid en als je mensen in hun kracht wilt zetten, dan vraagt ze zich af of dit de manier is, door een regeling aan te passen die niet allesbepalend is voor een armoedeval. Re-integratie heeft veel meer aspecten en ze stelt voor er onderzoek naar te doen wat er kan worden verbeterd.
Spreekster gaat in op de woorden van mevrouw Riezebos en zegt dat het doel van het stage-onderzoek was dat we van elkaar kunnen leren en waaruit bleek dat heel veel gemeenten van ons kunnen leren en onze gemeente ook op enkele punten van andere gemeenten.
Zij informeerde naar de problemen bij vraag en aanbod van arbeid. Kan de gemeente alle mensen aan werk helpen? Doet de gemeente wel alle moeite? Ze gaat in op de woorden van eerder over beschut werk, toen gezegd werd dat het veel geld kost om dit te bieden. Wellicht dat re-integratie ook niet zo aantrekkelijk is wanneer dit veel geld kost en mensen dus in de bijstand blijven. Dan is het vreemd dat de bijzondere bijstand wordt versoberd.
Spreekster gaat in op de particuliere initiatieven en vraagt, als deze komen te vervallen, of het een morele verplichting is van de gemeente om iets te doen.
De heer VAN DEN BERG gaat in op de woorden van de wethouder over participeren bij de bijzondere bijstand en zegt dat het erom gaat dat mensen iets terug doen voor een ander. Hij vraagt of de gemeente ook geacht heeft aan andere vormen van bijzondere bijstand?
VVD Lokaal stemt in met het voorstel.
De heer WESSELS zegt dat in de stukken gesproken wordt over mensen toeleiden naar werk, terwijl de portefeuillehouder spreekt over meer maatwerk leveren. Dit woord komt slechts één keer voor in het raadsvoorstel en er staat bij: “Wij moeten maatwerk leveren net zoals wij dit in het verleden hebben gedaan”. Hij vraagt zich af wat er nu precies wordt gedaan: toeleiden naar werk of meer maatwerk.
Hij refereert aan het percentage dat in de stukken staat en dat te laag zou zijn en zegt in dubio te staan. Er worden uitgangspunten genoemd die goed zijn, zoals misbruik moet worden gestraft en het hoeft niet automatisch te gaan om een recht, maar de beantwoording bevreemdt hem omdat er nu over maatwerk wordt gesproken, terwijl het doel iets anders was.
Spreker neemt het mee terug naar de fractie en vraagt zich af wat met doel en middel wordt bereikt.
De heer MULLER zegt het basisuitgangspunt: het instellen van maatwerk, van harte te ondersteunen. Volgens hem was dit ook de bedoeling van de minimaregeling die voorligt, dat een automatisme is geworden. Dat was vroeger niet de insteek toen het werd opgezet. Gemeentebelang blijft twijfelen of de aanpassing die voorgesteld wordt echt leidt tot uitstroom naar werk. Spreker is daar nog niet van overtuigd.
Met betrekking tot het onderdeel particuliere initiatieven zegt hij dat deze zijn bedoeld als aanvulling op het gemeentelijk beleid en dat de wethouder niet bedoelt dat er versobert kan worden door de
goede initiatieven.
Wat betreft de stimuleringsregeling bij overgang van een uitkeringssituatie naar betaald werk zegt hij dat hij over de invulling geen details kent. Een aantal gemeente doen dit en hij wil dit meegeven als optie.
Het automatisch geld uitkeren blijft vraagtekens oproepen, maar hij verwacht dat hij nog van het juiste percentage wordt voorzien.
Wat de beleidsregels bijzondere bijstand betreft wordt niet verwezen naar de minimaregelingen zoals die nu worden besproken. Staat dit los van elkaar? Er staat in elk geval dat er uitsluitend bijzondere bijstand wordt verstrekt wanneer dat nodig is, door middel van een lening of een borgstelling.
De heer BAAN sluit zich aan bij de woorden van het CDA. De regeling zoals deze altijd is geweest zorgt ervoor dat mensen moeilijker naar werk kunnen worden geleid, omdat ze daarbij te maken krijgen met een inkomensterugval. De SGP ziet graag dat het college op dat punt iets doet, hoewel de wethouder aangeeft dat dit altijd al gebeurt terwijl dit niet formeel vastligt. De SGP vindt dat gelijke gevallen gelijk behandeld moeten worden. Daarbij is sprake van een zeker spanning. Daarnaast is onduidelijk wat er in de praktijk wordt gedaan, wordt er gekeken naar schrijnende gevallen die het financieel moeilijk hebben, waar maatwerk geleverd gaat worden, of worden mensen naar werk toegeleid? Wat de SGP betreft ligt de focus op toeleiden naar werk, met het oog op schrijnende gevallen. Spreker neemt het mee terug naar de fractie.
Wethouder TIJHOF gaat in op de woorden van D66 dat de voorgestelde maatregelen te maken hebben met het feit dat er teveel geld wordt uitgegeven. Spreker heeft nooit gezegd dat er teveel geld wordt uitgegeven aan bijstand en minimabeleid. In dit stuk staat ook niet dat het een bezuinigings-maatregel is. Volgt hem is er zelfs sprake van meer kosten dan op het huidige niveau. De kosten zijn volgens spreker niet de argumentatie om dit stuk aan de orde te stellen.
De heer KLEIN VELDERMAN interrumpeert en zegt nooit over een bezuinigingsmaatregel te hebben gesproken. Spreker heeft het gehad over het niet kunnen uitvoeren van een regeling. In de stukken staat dat misbruik niet kan worden voorkomen en daarom moet de regeling worden aangepast.
Wethouder TIJHOF zegt in de vorige termijn te hebben aangeven hoe de gemeente om wil gaan met mensen in de bijstand. Als er in de publicatie onzorgvuldig over mensen in de bijstand is gesproken dan is dat zeker niet de bedoeling geweest en heeft spreker dit ook recht gezet.
Het aantal mensen in de bijstand is de afgelopen jaren zeker gestegen. Dit is ook een punt waar rekening mee gehouden moet worden. Als organisatie wordt maximaal ingezet op re-integratie, waarvoor een aantal instrumenten/stimuleringsmaatregelen, Twentebreed, worden gebruikt. Het gaat hierbij ook om stimuleringsmaatregelen voor het bedrijfsleven om mensen na de bijstand makkelijker in dienst te kunnen nemen. Het doel is mensen maximaal naar de arbeidsmarkt te brengen.
Hij heeft nog nooit gehoord van leaseconstructies of dergelijke. Het zou een optie kunnen zijn die hij wel wil meenemen.
Toeleiden naar werk is inderdaad het belangrijkste onderdeel, met name voor de bijzondere bijstand wil je goed maatwerk kunnen leveren en waar er beperkingen zijn wil het college die zoveel mogelijk wegnemen. Hij zal ervoor zorgen dat het juiste percentage uitkeringsgerechtigden voorhanden is voor de komende raadsvergadering.
Voor mensen die de gemeente wil re-integreren zijn uniforme stimuleringsmaatregelen voorhanden in heel Twente. Voor de bijzondere bijstand is soms maatwerk nodig.
Mevrouw JANSSEN interrumpeert en vraagt wat het probleem is dat opgelost moet worden. Waarom moet het ineens veranderen? Wellicht is er een probleem met de re-integratie, maar dat moet in bredere zin worden gezien. De commissieleden zijn er vrij kritisch over en spreekster vraagt zich af of het voorstel wel gehandhaafd moet worden.
Wethouder TIJHOF zegt dat het voorstel vooralsnog gehandhaafd wordt, juist omdat bij de afdeling re-integratie en inkomen tegen grenzen wordt aangelopen, die binnen het huidige kader niet effectief genoeg opgepakt kunnen worden. De gemeente wil zorgzaam blijven.
De heer Smelt verlaat de vergadering om 20.45 uur.
De VOORZITTER concludeert dat de commissie adviseert het raadsvoorstel aanpassen beleid bijzondere bijstand en minima als bespreekstuk te behandelen in de raad.
8 Raadsvoorstel beleidskader huishoudelijke ondersteuning en Wmo-verordening (Beens) Eerste termijn
De heer MULLER zegt dat een algemene voorziening is ingevoerd, met betrekking tot huishoudelijke ondersteuning. Wat opvalt is dat andere gemeenten spreken over een maatwerkregeling.
Wat de eigen bijdrage betreft valt op dat door veel gemeenten de CAK-methode wordt gevolgd, met een minimum bijdrage van € 17,50 per 4 weken.
In onze gemeente wordt de maatwerkmethodiek gevolgd, met een minimum bijdrage van € 22,50. Waarom toetst onze gemeente anders dan gebruikelijk is bij veel gemeenten in Nederland?
Mevrouw JANSSEN zegt dat dit onderwerp al vaker aan de orde is geweest. Ze maakt de volgende inhoudelijke opmerkingen:
- Er staat in de stukken dat er compensatie kan volgen bij onvoldoende draagkracht. Om hoeveel mensen gaat het?
- Er is gevraagd om een vergelijk van onze gemeente qua kosten met de andere gemeenten uit Twente. Er is toen gezegd dat daar op langere termijn een antwoord op zou komen. Zij vraagt om deze vergelijking voor de komende raadsvergadering.
- In het raadsvoorstel, onder 6. aanpak staat dat cliënten met huishoudelijke ondersteuning in natura in principe per 1 januari 2018 overgaan naar de algemene voorziening huishoudelijke ondersteuning. Er lijkt wat ruimte in te zitten en zo ja, waar zit die ruimte dan in en gaat mogelijk niet iedereen over? De PvdA is blij dat zorgmijding goed wordt gemonitord en dat veel staat en valt bij de uitvoering die eraan gegeven wordt.
Wethouder BEENS gaat in op de berekening van € 22,50 t.o.v. andere gemeenten die € 17,50 hanteren als ondergrens voor de minima en vraagt zich af of € 17,50 door de minima wel goed te betalen of ook discutabel is. Hij wil proberen hier geen discussie te voeren over de minima. In dit stuk wil spreker geen beleid gaan voeren op minima. Er moet goed gediscussieerd worden over de huishoudelijke ondersteuning. De minima worden uit deze discussie gehaald, omdat er een vangnet-regeling wordt gecreëerd. Met deze mensen wordt het inkomen besproken en wordt een aparte regeling getroffen wat de eigen bijdrage betreft. Hier wil de gemeente echt maatwerk kunnen leveren. De gemeente monitort hoeveel mensen vanwege de eigen bijdrage zorg gaan mijden. Er zal hierover ook contact met deze mensen worden gezocht om ervoor te zorgen dat ze aan de bel trekken wanneer ze de eigen bijdrage niet kunnen betalen. De gemeente moet de drempels weghalen.
Tijdens de kadernotavergadering is er een motie aangenomen over de berekening van stapelen van kosten en is gevraagd hierover met een voorstel te komen. Er moet een bedrag uitkomen dat goed beargumenteerd kan worden en waar ook de ASD volledig achter staat. Hij realiseert zich wel dat het hoger is dan € 17,50, maar de gemeente durft dit wel aan.
De gemeente heeft brieven gestuurd, de eerste gesprekken zijn ook al gevoerd. Daar is de eigen bijdrage zeer weinig ter sprake geweest.
Spreker wil onze gemeente vergelijken met de andere gemeenten. Dit zal zeker gebeuren en zodra deze informatie er is zal hij de commissie informeren.
Wat spreker betreft mag het woord ‘in principe’ verwijderd worden (vraag PvdA, derde bullet). De gemeente gaat ervan uit dat de mensen allemaal overgaan, maar wanneer er nieuwe maatregelen worden ingevoerd is het mogelijk dat mensen het toch op een andere manier gaan realiseren.
Tweede termijn
De heer MULLER zegt dat 80% van de doelgroep op minimaniveau zit.
In het raadsvoorstel komt het woord vangnet niet voor. In de andere stukken wordt verwezen naar de bijzondere bijstand als vangnet. De wethouder zegt toe dat er afspraken gemaakt gaan worden over de kosten voor de doelgroep. Hij merkt op dat een grote groep mensen de huidige kosten kan verrekenen met de verzekering. Straks kan dat niet meer.
Gemeentebelang stemt in met het voorstel.
Mevrouw JANSSEN is er blij mee dat er ooit een vergelijking komt en vindt dat er enige vergelijking mogelijk moet zijn voordat erover wordt besloten.
De heer WESSELS dankt voor de ambtelijke toelichting en hoe de commissie hierin meegenomen is. In de verordening staan nog zaken die nader moeten worden uitgewerkt, denk daarbij ook aan de waardering voor mantelzorgers.
Mevrouw RIEZEBOS merkt op dat er al veel over gesproken is en dat de raad ook goed meegenomen is in het proces. De fractie gaat ervan uit dat de insteek is dat alle inwoners geholpen worden als dat nodig is. Zij wenst het college veel succes bij de uitvoering.
Wethouder BEENS vraagt wat er gebeurt als het niet lukt op tijd vergelijkmateriaal te krijgen.
Mevrouw JANSSEN zal hierover dan spreken in de fractie.
De VOORZITTER concludeert dat de commissie adviseert het raadsvoorstel beleidskader huishoudelijke ondersteuning en Wmo-verordening als bespreekstuk te behandelen in de raad.
9 Actiepuntenlijst
De VOORZITTER concludeert dat actiepunt 17-23: duurzaamheidslening Julianaschool is beantwoord en van de actiepuntenlijst wordt verwijderd.
10 Rondvraag
De heer MULLER wijst op het krantenartikel dat gemeenten kosten hebben gemaakt voor AZC’s, ook voor vluchtelingen/statushouders die niet kwamen. Heeft de gemeenten een kostendeclaratie. Wethouder CORNELISSEN zegt dat er sprake is van een kleine discrepantie. De gemeente heeft crisisnoodopvang geregeld en geen AZC. De gemeente heeft hiervoor ook een vergoeding gekregen. Het gaat in het krantenartikel over de bouw van AZC’s waar bestemmingsplanwijzigingen voor moesten worden doorgevoerd.
11 Sluiting
De VOORZITTER sluit de vergadering om 21.00 uur.
Aldus vastgesteld in de vergadering van de Commissie MDV van Rijssen-Holten op 27 november 2017.