Commissie MDV 6 oktober 2014
- Datum:
- 06-10-2014
- Tijd:
- 19:00 - 22:30
- Zaal:
- Raadzaal
- Openbaarheid:
- Openbaar
- Voorzitter:
- dr. E.G. Bosma
- Griffier:
- H.A.J. van de Vliert
Aanwezig | Naam |
---|---|
Voorzitter | dr. E.G. Bosma |
SGP | J.A. Baan, dr. J. Noeverman en J.W. Reterink |
CDA | G.D. ten Berge, G. Smelt en F.J. Wessels |
ChristenUnie | B.D. Tijhof, J. van Veldhuizen en mr. W.L. Riezebos-Tessemaker |
Gemeentebelang | J. Kuiper-Ruitenberg, W.J.M. Muller en P. Kroeze |
PvdA | S. Kök, R.W. Meijerink en G. Pluimers-Kremer |
VVD | F.W. Noordam, E.J.W. Deijk en H.A.M. Stegehuis |
Lokaal Liberaal | E. Heuver-Harbers en R.A. de Koe |
D66 | Ir. H. Klein Velderman en C. Polman |
Griffier | H.A.J. van de Vliert |
Wethouders | A.J. Aanstoot, B. Beens, R.J. Cornelissen, |
Pers | 1 |
Publiek | 75 |
1. Opening
De VOORZITTER opent de vergadering en heet de aanwezigen welkom.
2. Spreekrecht burgers
De VOORZITTER zegt dat de heer Nijenhuis zich heeft gemeld voor het spreekrecht namens de ouders van de Bosschool in Espelo. Voor het spreekrecht bij agendapunt 11 heeft de heer Lammertink zich gemeld namens de ouders van de Haarschool.
De heer NIJENHUIS refereert aan de brief van 28 juli 2014 van Stichting ROOS, waarin de raad geïnformeerd wordt over het voornemen de Bosschool met ingang van 1 augustus 2015 te sluiten. De brief is bij ouders, leerkrachten en bewoners van Espelo hard aangekomen en dat er vrijwel niet over is gecommuniceerd door de stichting heeft veel kwaad bloed gezet. Tot op heden heeft er geen gesprek plaatsgevonden tussen de stichting en de betrokken partijen.
De ouders staan pal achter kwalitatief goed onderwijs op de school en hebben zich hiervoor de afgelopen jaren hard gemaakt. In samenspraak met de stichting is een plan van aanpak gemaakt met een positionering die uniek is en naadloos aansluit bij de kansen die de bosrijke omgeving van de school biedt. Er is een gezond fundament gelegd om op termijn voldoende leerlingen aan te kunnen trekken. Men moet eerst zaaien voordat men kan oogsten, maar door de keuze van de stichting krijgt het zaaigoed niet de tijd om tot wasdom te komen. Aan 112 jaar historie lijkt een eind te komen. Dat heeft verstrekkende gevolgen voor de bindende factor en daarmee de leefbaarheid van deze bijzondere gemeenschap. De Bosschool is niet alleen een leerinstituut, maar het kloppend hart van Espelo.
De opheffingsnorm van 42 leerlingen voor Holten roept vragen op. Voor de gemeentelijke herindeling in 2003 was de opheffingsnorm in Holten 37 en in Rijssen 156. Na de herindeling zou er een nieuwe opheffingsnorm komen van 101 voor de samengestelde gemeente. Omdat dit verstrekkende gevolgen had voor meerdere scholen is er in maart 2001 een raadsbesluit genomen met een geldigheid van 20 jaar, waarbij de gemeente gesplitst werd in twee delen, Rijssen en Holten, met ieder een eigen opheffingsnorm. In 2013 is er voor een periode van vijf jaar wederom een nieuwe opheffingsnorm vastgesteld. Voor het totaal van de gemeente bedroeg deze norm 102; een stijging van 1% ten opzichte van 2001. Bijzonder is dat de opheffingsnorm voor Holten in de loop der jaren fors is gestegen en op dit moment 42 bedraagt; een stijging van 13,5%. Het aantal inwoners ten opzichte van 2001 is toegenomen met 1%. Het aantal kinderen in de doelgroep is gedaald met maar liefst 9,5%. Spreker vraagt hoe het mogelijk is dat als het inwoneraantal nagenoeg gelijk blijft en het aantal kinderen in de doelgroep flink gedaald is, de opheffingsnorm desondanks stijgt met 13,5% van 37 naar 42. Nog opmerkelijker is dat het aantal inwoners van Rijssen fors gestegen is met 8,5% en het aantal kinderen in de doelgroep ook is toegenomen. Desondanks is daar de opheffingsnorm gedaald is met 1,3% van 156 naar 154.
Spreker vraagt de commissie uit te zoeken wie er voor de informatiestroom richting het ministerie zorgdraagt ten behoeve van vaststelling van deze norm en of zij van mening is dat dit correct is gebeurd. Ook vraagt hij de commissie te onderzoeken of de afgesplitste norm van 42 voor de kern Holten in dat kader correct is vastgesteld. Op basis van genoemde kentallen zou men verwachten dat de opheffingsnorm voor Holten niet 42 maar 37 zou moeten zijn. Dan is er geen sprake van een sluiting van rechtswege, maar van een vrijwillige sluiting op basis van artikel 159 WPO. In de brief van Stichting ROOS wordt verwezen naar sluiting op basis van artikel 159 WPO. Hiertoe moet Stichting ROOS voor 1 augustus een verzoek indienen bij de raad. De brief, gedateerd 28 juli 2014, is pas op 26 augustus binnengekomen en niet voor de deadline van 1 augustus. Spreker vraagt of de commissie van mening is dat Stichting ROOS de raad te laat heeft geïnformeerd en of daarmee de rechtsgeldigheid van deze brief komt te vervallen.
In november 2004 heeft de gemeente de zorgplicht van de openbare scholen overgedragen naar Stichting ROOS. De gemeente houdt wel toezicht op het functioneren van de stichting. De afgelopen jaren zijn de financiële en bestuurlijke perikelen binnen de stichting meer dan eens onderwerp van gesprek geweest. De relatie tussen Stichting ROOS en de gemeenschap Espelo was vanaf het begin stroef. Het gevoel overheerst dat er voornamelijk is tegengewerkt in plaats van meegewerkt. Spreker legt de vraag voor, als aannemelijk gemaakt kan worden dat er voor wat betreft Stichting ROOS sprake is van onbehoorlijk bestuur, of de gemeente bereid is haar verantwoordelijkheid te nemen en de zorgplicht van de Bosschool terug te pakken. In dat geval hoeft er voor het openhouden van de Bosschool niet meer gekeken te worden naar het aantal leerlingen binnen Stichting ROOS, maar naar het aantal leerlingen binnen Holten. De gemiddelde schoolgrootte zou voor Holten 70 moeten zijn. Op dit moment is de gemiddelde schoolgrootte ongeveer 120, wat betekent dat de Bosschool tot een ondergrens van 23 leerlingen opengehouden kan worden. Hiermee wordt kostbare tijd gevonden, waarmee de Bosschool haar toekomstambities vorm kan geven.
In het raadsbesluit van maart 2001 wordt voor 20 jaar aangestuurd op splitsing van Holten en Rijssen voor wat betreft de opheffingsnorm, waarbij rekening wordt gehouden met de toenmalige situatie van het aantal leerlingen op scholen in Holten. Spreker vraagt of de commissie van mening is dat de huidige situatie, waarbij gekeken wordt naar het aantal leerlingen Roos-breed in plaats van het aantal leerlingen in Holten, in strijd is met het raadsbesluit van maart 2001.
De heer MULLER merkt op dat het thema in de commissievergadering van 1 december geagendeerd wordt.
De VOORZITTER zegt dat hetgeen is uitgesproken door de commissieleden op dat moment in de discussie meegenomen kan worden.
De heer MULLER zegt dat in oktober de telling plaatsvindt. Spreker hoopt dat de commissie de telgegevens beschikbaar heeft voordat er een reactie wordt gegeven, zodat daarmee rekening gehouden kan worden bij de behandeling in de commissievergadering op 1 december 2014.
De heer DE KOE zegt dat de toekomstvisie van de Bosschool een goede insteek is, maar dat de school niet de gelegenheid heeft gehad om een en ander uit te rollen. Spreker vraagt of het een optie is om met gemeente, Stichting ROOS en de Bosschool tot elkaar te komen of dat die deur gesloten is.
De heer NIJENHUIS zegt dat hij op voorhand geen enkele partij uitsluit. Het gaat de ouders om het aanbieden van goed onderwijs aan de kinderen in Espelo en omgeving en daarbij de Bosschool te hanteren. Dat helpt ook de leefbaarheid van het platteland te vergroten. De verstandhouding met Stichting ROOS staat onder druk, maar de school gaat de discussie niet uit de weg.
De heer DE KOE vraagt of de gemeente daarbij iets kan doen.
De heer NIJENHUIS zegt dat de ouders de raadsleden wel willen uitnodigen om op de Bosschool een kijkje te nemen en te zien welke problemen er zijn en om inhoudelijk van gedachten te wisselen.
De heer NOORDAM verzoekt de afspraak die door de gemeente is gemaakt in 2001 te specificeren.
De heer NIJENHUIS zegt dat de gemeentelijke herindeling in 2003 tot stand is gekomen. Voor die tijd had Holten 37 als opheffingsnorm. Rijssen had een opheffingsnorm van 156. Na de samenvoeging van de gemeenten zou er een nieuwe norm van kracht zijn van 101, wat kwalijke gevolgen zou hebben voor een aantal scholen in Holten. Om die reden heeft de raad voor een periode van 20 jaar besloten dat die norm per deelgebied wordt bepaald en dat per deelgebied wordt bekeken of een school onder de opheffingsnorm valt.
De heer NOORDAM vraagt door wie dat besluit destijds is genomen.
De heer NIJENHUIS zegt dat het een raadsbesluit is geweest van de gemeente Holten.
Mevrouw RIEZEBOS vraagt of er inmiddels een gesprek is gepland met Stichting ROOS, omdat het verstandig is eerst met de stichting te spreken voordat het onderwerp in de commissie wordt behandeld. Spreekster vraagt of de tekst van de inspraak beschikbaar gesteld kan worden.
De heer NIJENHUIS zegt dat zijn tekst verspreid kan worden onder de commissieleden.
Er is, zij het moeizaam, volgende week een gesprek gepland op nadrukkelijk verzoek van de ouders.
De voorzitter schorst de vergadering voor enkele ogenblikken.
3. Vaststellen definitieve agenda
De agenda wordt ongewijzigd vastgesteld.
4. Verslag van de vergadering van 8 september 2014
Het verslag wordt ongewijzigd vastgesteld.
5. Mededelingen vanuit samenwerkingsverbanden en over strategische projecten
Er zijn geen mededelingen.
6. Toelichting vanuit Soweco
De heer Hazewinkel, voorzitter Raad van Commissarissen (RvC) Soweco NV en de heer Van Broekhoven, directeur Soweco NV geven een toelichting op plannen om Soweco om te vormen.
Presentatie Soweco 6 oktober 2014 (pdf)
De heer HAZEWINKEL gaat in op het onderscheid tussen de gemeenschappelijke regeling (GR) Soweco en Soweco NV. Soweco GR is het samenwerkingsverband van zes gemeenten, waaronder Rijssen-Holten. Deze gemeenten zijn aandeelhouder van Soweco NV en hebben afgesproken aan Soweco NV opdracht te geven om de Wsw uit te voeren. De NV is in feite de uitvoeringsorganisatie. De 1500 Wsw-ers zijn geen medewerkers van Soweco NV, maar medewerkers die ten laste komen van Soweco GR. De NV vult de uitvoering in om mensen toe te geleiden naar werk. De commissarissen van Soweco NV hebben juridisch niks te maken met de GR. De wettelijke taak van de RvC is te kijken naar de totale belangen van alle stakeholders en werknemers in gesprekken met de directie over de toekomst.
Als gesteld wordt dat voor de Wsw-dienstverbanden de lonen veel hoger zijn dan de minimumlonen, dan wil spreker gezegd hebben dat er door Soweco nooit is onderhandeld over de arbeidsvoorwaarden. Dat hebben de gemeenten binnen de VNG zelf gedaan.
Er is de afgelopen jaren een forse subsidievermindering geweest voor de Wsw-ers van € 31.000 naar € 26.000 per werknemer. Op een bestand van 1500 mensen is dat € 7.5 miljoen. Voor de 150 Wsw-ers van Rijssen-Holten is dat € 750.000. Daarvoor moeten oplossingen gezocht worden.
Het uitgangspunt van de RvC is altijd geweest alle zes gemeenten bij elkaar te houden om met elkaar een oplossing te vinden. In de periode dat Rijssen-Holten en Hellendoorn geen onderdeel waren van de discussie, is door de vier gemeenten de discussie gevoerd over de vraag of Soweco verder wilde gaan met alleen beschut-geladderd, de doelgroep met de laagste loonwaarde, of dat Soweco door wilde gaan met de huidige, brede populatie, SW-niet beschut met een wat hogere loonwaarde. In die discussie heeft de RvC gevraagd een voorstel uit te werken van een opnieuw te starten Soweco.
De heer TIJHOF zegt dat Rijssen-Holten en Hellendoorn een verzoek tot uittreding hebben gedaan, maar formeel nooit zijn uitgetreden.
De heer HAZEWINKEL zegt dat de RvC daarbuiten staat. De RvC is op een gegeven moment benaderd door de vier gemeenten, de GR4, met de vraag om een oplossing. De RvC is daarna doorgegaan met het werken aan een oplossing.
De heer TIJHOF merkt op dat in die periode Rijssen-Holten gewoon aandeelhouder was.
De heer HAZEWINKEL beaamt dat. In die periode is er een briefwisseling geweest tussen spreker en het college. Daarin is alles verwoord. De RvC heeft altijd het standpunt gehad liever met zes dan met vier gemeenten verder te willen. De RvC is op de hoogte van de discussie over het verzoek om uittreding en de uitkoopvergoeding, maar heeft geen deel uitgemaakt van die discussie.
In de discussie over een nieuw Soweco liet de GR4 weten alleen door te willen gaan met beschut, de mensen met de laagste loonwaarde. Bij het opstellen van een schets hierover bleek dat Soweco dan zou afstevenen op een tekort van € 3,5 miljoen per jaar, prijspeil 2014. Dat was geen perspectief; er zou geen nieuwe instroom zijn, terwijl er wel mensen met pensioen gaan.
De exercitie voor een nieuw Soweco is vervolgens gezet naast het huidige model en de RvC kwam tot de conclusie dat het tekort dat Soweco nu heeft, waarbij zij de hele populatie bedient, eveneens ongeveer € 3,5 miljoen is. Daarop heeft de RvC zich afgevraagd waarom een scheiding aangebracht zou moeten worden tussen beschut en niet-beschut. Bovendien had de ervaring geleerd dat detachering bij bedrijven van een divers team met mensen met hoge en lage loonwaarden veel zinvoller was en veel beter werkte. Verder eist de wet dat beschut elk jaar geladderd moet worden: het ene jaar bij Soweco en het andere jaar niet. Dat is naar de mening van de RvC onuitvoerbaar.
Soweco is steeds meer gaan detacheren en heeft nog veel gebouwen die grotendeels leegstaan. Dat is een erfenis van Soweco uit het verleden.
Uit recente publicaties over de governance van SW-bedrijven blijkt voor de nieuwe dienstverlening dat het veel beter zou zijn dat er een organisatie komt die meer op afstand staat van de gemeenten dan de GR. Dat was ook het idee van de RvC. Als voor een periode van drie jaar met de zes gemeenten gewerkt zou kunnen worden aan een transitieplan, dan wil de RvC werken aan een Soweco dat meer op afstand komt van de gemeenten. De RvC wil tot een maatschappelijke onderneming komen; een stichting waarin aandelen ondergebracht worden en waarbij werkgevers en werknemers en maatschappelijke organisaties betrokken worden. Voor dit nieuwe fenomeen komt er een prestatiecontract met de individuele gemeenten, waarbij gekeken wordt naar de loonwaarde die Soweco kan creëren voor de populatie van de gemeente. Daarbij zal duidelijk aangegeven zijn wat de begeleidingskosten zijn. Hieruit volgt een tekort of een overschot per medewerker. In drie jaar moet deze nieuwe vorm zich bewijzen. De steun van de gemeente is daarbij nodig. Soweco wil daarna graag de dienstverlening als een maatschappelijke onderneming verzorgen voor gemeenten die daarom vragen.
De heer DE KOE vraagt hoezeer de gemeente vastzit aan de genoemde erfenis van Soweco binnen de geschetste nieuwe constructie.
De heer HAZEWINKEL zegt dat de gemeente daar niet meer en niet minder aan vastzit dan nu het geval is. Alle verplichtingen ten aanzien van personeel of gebouwen liggen bij Soweco GR. ‘Soweco nieuw’ wil wel prestatieafspraken maken om die erfenis in die drie jaar te managen voor bijvoorbeeld beheer of verkoop van gebouwen of hoe om te gaan met overtollig personeel.
De heer DE KOE vraagt of hij de conclusie mag trekken dat de erfenis blijft liggen binnen de huidige structuur van Soweco GR. Spreker vraagt er de bereidheid is voorwaarden te creëren waaraan Soweco over drie jaar moet voldoen en of er, als daaraan in 2018 niet voldaan is, het recht voor de gemeenten ontstaat om de nieuwe organisatie verlaten.
De heer HAZEWINKEL zegt dat liquidatie van Soweco gigantisch veel zou kosten. Ook zou er een infrastructuur afgebroken worden, die is gefinancierd met publiek geld. De RvC voelt zich erg verantwoordelijk voor die erfenis en verzoekt gemeenten deel uit te blijven maken van Soweco en mensen te leveren waarvoor Soweco kan bemiddelen. Als dat niet gebeurt, heeft Soweco geen inkomsten en kan de erfenis niet worden afgelost. Soweco en de gemeenten hebben elkaar nodig. Aan het eind van de drie jaar kunnen gemeenten zeggen dat zij geen prestatiecontract meer willen aangaan. Dan zitten zij echter nog wel met de erfenis.
De heer DE KOE vraagt of Soweco vooraf voorwaarden wil geven waaronder een gemeente na een commitment van drie jaar uit de GR kan stappen.
De heer HAZEWINKEL zegt dat Soweco NV de uitvoeringsorganisatie is en in de kern geen personeel heeft. Al het personeel zit bij de gemeenten. Spreker merkt op dat hij onafhankelijk voorzitter is van de RvC. Hij is aanwezig om duidelijk te maken dat hij gelooft dat de oplossing die aan de gemeenten wordt geboden een goede oplossing is en om te laten zien wat het alternatief is als gemeenten niet de nieuwe route volgen.
De heer TIJHOF vraagt of er de afgelopen periode kansen zijn geweest om wat te doen aan de erfenis en wat de kansen daarvoor zijn in de aankomende jaren.
De heer HAZEWINKEL zegt dat dit terugkomt in de presentatie die nog volgt. Spreker benadrukt dat er de afgelopen vijf jaren € 11 miljoen is bezuinigd door de organisatie Soweco.
De heer WESSELS vraagt waarin de nieuwe organisatie wezenlijk verschilt van de huidige organisatie en wat het voordeel voor de gemeenten is.
De heer HAZEWINKEL zegt dat er geen nieuwe organisatie komt, maar dat gekeken wordt naar de bestaande uitvoeringsorganisatie. Volgens de RvC willen de gemeenten stoppen met de GR en van het voortdurend aanvullen van tekorten. In een periode van drie jaar kan er een andere manier van werken opgezet worden, maar wel met dezelfde organisatie. De RvC denkt dat Soweco die nieuwe opzet, met een breder aanbod van mensen met een arbeidsbeperking die begeleid moeten worden, goed kan invullen. In Nederland gaat ongeveer een derde van de gemeenten oude SW-bedrijven omvormen naar dit nieuwe model. Het betreft een volledige werkgeversbenadering. Soweco wil zelf naar bedrijven gaan om te adviseren hoe dat het beste gedaan kan worden.
De heer WESSELS zegt dat de heer Hazewinkel een andere opzet van de GR voorstelt en dat het opdrachtgeverschap verandert.
De heer HAZEWINKEL zegt dat de gezamenlijke GR alle verplichtingen moet afwikkelen.
De heer WESSELS vraagt of dat in een andere juridische vorm gebeurt.
De heer HAZEWINKEL zegt dat de GR de GR blijft en wordt opgeheven als er geen verplichtingen meer zijn. Daarnaast wil Soweco NV de dienstverlening op meer afstand van de GR zetten, zodat er een grotere mate van verantwoordelijkheid en zelfstandigheid bij de uitvoeringsorganisatie komt te liggen en alles transparanter wordt. Het is uiteindelijk de bedoeling dat gemeenten die een beroep doen op de dienstverlening niet automatisch lid hoeven te zijn van de GR.
De heer NOORDAM zegt dat de RvC een oplossing wil bieden terwijl de RvC tegelijkertijd toezichthouder is op de strategie. Spreker vraagt of aangegeven kan worden wat de kansen zijn van de nieuwe organisatie met het oog op de 300 bedrijven die in beeld zijn en wat de meerwaarde is als het gaat om slagkracht.
De heer HAZEWINKEL zegt dat de RvC door de aandeelhouders en door de directie is gevraagd mee te denken. De RvC heeft gezegd dat zij het proces inzichtelijk kan maken en oplossingsrichtingen kan aanbieden. Uiteindelijk beslist echter de aandeelhouder over de toekomst van Soweco NV. Als de aandeelhouder het verhaal van de RvC niet ziet zitten, dan houdt het op. Spreker vindt dat het de verantwoordelijkheid is van de RvC om goed over de bühne te krijgen hoe het alternatieve plaatje eruit ziet. Soweco wordt geen nieuwe organisatie. Begonnen is met het programma ‘Buitengewoon’: niet meer werken in de werkplaats maar detacheren, werken bij bedrijven en organisaties en werkgevers adviseren over de manier waarop mensen met een beperking ingezet kunnen worden. Soweco doet het goed in vergelijking met andere organisaties in termen van begeleidingskosten, opbrengsten en bezetting. De daadkracht is er en Soweco is gemotiveerd daar nog harder aan te werken. Om die reden wil Soweco gaan werken met prestatiecontracten, waarop men Soweco kan aanspreken. Soweco wil niet anders dan dat mensen met een beperking, die de gelegenheid hebben om te werken, ook echt aan het werk komen. Dat is een gezamenlijke maatschappelijke verantwoordelijkheid van werkgevers en overheid.
Spreker heeft het nieuwe perspectief van Soweco geschetst en vindt dat het echt de moeite waard is om dit pleidooi te houden voor Soweco.
(Wethouder Beens komt ter vergadering.)
De heer VAN BROEKHOVEN verzorgt een presentatie over Soweco. De presentatie is als toegevoegd aan het verslag.
De heer NOORDAM zegt dat het goed is waar te nemen dat de heren Hazewinkel en Van Broekhoven bevlogenheid en enthousiasme tonen. Spreker vraagt een toelichting op de volgende punten uit de presentatie:
- De zwakke populatie levert het minste op. Volgens recente berichten komt ook beschut werk van Dinkelland naar Soweco. Wat is de eventuele invloed hiervan op het meerjarenperspectief?
- Het meerjarenperspectief laat in 2018 een operationeel resultaat zien dat 25% is van 2014.
- Wat geschetst wordt is in feite een somber beeld; ‘Soweco nieuwe stijl’ is een noodzaak. Kan er een doorkijkje worden gegeven van de resultaten door de veranderende aanpak?
- Jaarlijks zijn er 400 nieuwe contracten. Spreker verzoekt een definitie van “contract” in deze context.
- Er zijn enorm veel verschillende partijen in de markt.
De heer VAN BROEKHOVEN zegt dat voor ‘beschut Dinkelland’ een openbare aanbesteding is geweest en dat de prijs die is neergelegd de kosten volledig dekt. De winst zit in het feit dat er de komende tijd een teruggang is door uitstroom van mensen. Op deze manier wordt een stuk frictie beperkt voor de gemeenten. Het betreft 26 mensen. Soweco heeft niet meegedaan aan aanbestedingen van Oldenzaal en Losser in verband met te grote risico’s en investeringen.
Soweco krijgt een steeds beperktere groep mensen. Spreker schat dat er op basis van de totale doelgroep AWBZ/Wmo 300 mensen terecht kunnen komen in arbeidsmatige dagbesteding in de subregio Almelo met zes gemeenten. Voor deze 300 mensen wordt momenteel een landelijke, minimale dagbestedingsprijs betaald van € 13.500. Soweco zegt dat zij dit kan doen voor € 10.000. Dit is een bezuiniging voor de gemeenten van ruim € 1,2 miljoen. Met de 300 mensen gaat Soweco werk uitvoeren, dat per saldo een verbetering van het resultaat is van ongeveer € 750.000. Met andere woorden: als er 300 mensen in een arbeidsmatige dagbesteding zitten, realiseren de gemeenten een bezuiniging en verdient Soweco geld.
De heer MULLER vraagt of het mogelijk is dat in de sociale werkplaats twee mensen naast elkaar hetzelfde werken doen: de een met ‘goudomrand minimumloon Wsw’ en de ander in dagbesteding.
De heer VAN BROEKHOVEN zegt dat dat op dit moment ook gebeurt in het bedrijfsleven. Bedrijven hebben al een grote diversiteit aan mensen. Soweco kan een detacheringsfee afspreken met een bedrijf, terwijl gemeenten mensen vanuit de Wwb gratis plaatsen. Waar Soweco naar toe wil, is dat er voor de werkgevers één arrangement komt en dat er geen concurrentiesfeer ontstaat.
De heer NOORDAM zegt dat hij graag wat meer wil weten over het resultaat van het plan, vertaald in cijfers tot 2018.
De heer VAN BROEKHOVEN zegt dat de cijfers afhankelijk zijn van de aantallen mensen die er komen vanuit de gemeenten en of gemeenten met Soweco een deal willen maken met bijstandsmensen. Hoe de businesscase eruit ziet is afhankelijk van bijvoorbeeld de vraag of die mensen zonder loon komen werken of dat zij deels betaald moeten worden. Wat momenteel belangrijk is in de discussies met bestuurders en ambtenaren is dat gemeenten concreet aantallen mensen aangeven, zodat Soweco met nieuwe doelgroepen aan de gang kan gaan, hoe groot die doelgroepen zijn, hoe dat georganiseerd moet worden, wat de kosten zijn, enzovoort. Spreker gelooft dat er kansen zijn, maar kan dat niet becijferen voor Rijssen-Holten alleen.
De heer HAZEWINKEL zeg dat het doel van de presentaties bij de gemeenten is het bediscussiëren van de richting. Als de gemeenten als aandeelhouders Soweco volgen, kan Soweco concreet aan de slag gaan en komt er een berekening van het nieuwe model op basis van de toezeggingen en de gesprekken met de gemeenten. Dat kan volgend jaar plaatsvinden.
De heer VAN BROEKHOVEN zegt dat maatwerk per gemeente mogelijk is. Elke gemeente hecht aan ‘zo lokaal mogelijk’. Het gaat er niet om dat alles bij Soweco terechtkomt, maar om de vraag wat het probleem van een gemeente is, zodat Soweco daarop kan inspringen.
400 contracten zijn ook inderdaad letterlijk 400 nieuwe contracten voor de totale populatie, omdat detacheringen eindigen, mensen terugkomen en naar nieuwe werkgevers gaan.
De heer NOORDAM vraagt wat de definitie van één contract is.
De heer VAN BROEKHOVEN zegt dat er contracten zijn voor personen en voor groepen mensen.
Met partijen in de markt wordt bedoeld dat er met diverse modellen in de regio wordt gewerkt. In Tubbergen doet Soweco het openbaar groen, in Almelo zijn er zes of zeven partijen die het groenonderhoud doen. Ook in de reïntegratiemarkt zijn er diverse partijen. Spreker merkt op dat er gemeenten zijn die werken met reïntegratiebureaus die hetzelfde presteren als Soweco, maar die veel duurder zijn. Dat is vreemd, want gemeenten zijn eigenaar van Soweco.
De heer MULLER zegt over de benadering naar werkgevers, dat de uitdaging in principe dezelfde is als de uitdaging die er voorgaande jaren was. De oplossing moet straks zijn om met dezelfde mensen door middel van werkgeversbenadering een slag te maken. Een nieuwe naam is echter geen nieuwe cultuur en betekent geen oplossing van een probleem.
Spreker vraagt hoe de heer Van Broekhoven de ideale verhouding qua omzet in de toekomst ziet van gemeenten ten opzichte van de commerciële markt.
Als de prestatiecontracten succesvol zijn, komt er meer omzet. Spreker vraagt of het risico bestaat dat in de periode van drie jaar de organisatie en de overhead automatisch meegroeien.
De heer VAN BROEKHOVEN zegt dat een nieuwe naam inderdaad geen nieuwe cultuur betekent. Soweco was traditioneel een productiebedrijf en is een detacheringsbedrijf geworden. Daarvan heeft niemand iets gemerkt. Soweco heeft zichzelf omgevormd en is een bedrijf met een enorme flexibiliteit en ondernemersgeest. Daarbij wordt elke dag bekeken of er voldoende winsten uit de markt worden gehaald, of de werkgevers wel de maximale loonwaarde betalen, wat er leeft onder de werkgevers, enzovoort. De grootste slag in de komende periode is om veel meer vanuit het bedrijf te denken, te kijken hoe een bedrijf eruit ziet, wat de activiteiten zijn, of gewerkt kan worden met een stukje redesign van het productieproces, zodanig dat bedrijven meer gaan werken met mensen aan de onderkant en dat zij daar gemak van hebben. Het maken van deals met bedrijven is geen sinecure en is heel anders dan het werk van de detacheringsconsulent, die in het verleden alleen bezig was met het inzichtelijk maken van wat mensen kunnen en dat naar de markt toe brengen. Het is een enorme uitdaging voor Soweco en daar is de afgelopen twee jaar al hard aan gewerkt. De reorganisatie is er niet alleen geweest om de kosten te verminderen, maar ook om het verbeteren van de kwaliteit van de dienstverlening. Spreker geeft het voorbeeld van Extend, waar voor € 2.500 een nieuwe naam, een nieuwe website, een nieuw logo is ontwikkeld en in feite een nieuw bedrijf is opgestart.
41% van de omzet binnen Soweco wordt gegenereerd uit opdrachten van gemeenten. Het overige deel wordt uit de markt gehaald. Van die 41% is 95% groenonderhoud. 5% is iets anders: bijvoorbeeld postbezorging. De omzet van Soweco vanuit de gemeenten daalt. Spreker geeft het voorbeeld van de gemeente Almelo, die € 67 miljoen aan inkoop heeft voor catering, schoonmaak, postbezorging, digitalisering, enzovoort. Spreker is ervan overtuigd dat daar enorme kansen liggen en dat er meer mensen uit de kaartenbakken aan het werk gaan.
Ten aanzien van de overhead zegt spreker dat deze zal toenemen als Soweco groeit. Gekeken moet worden naar het rendement van de investering, een grotere overhead is niet per definitie slecht.
De heer HAZEWINKEL merkt hierbij op dat de gemeenten als aandeelhouders er zelf bij zijn in die drie jaar. Er zullen afspraken gemaakt moeten worden voor programma’s, voor budgetten en dergelijke en er zullen participatiecontracten afgesloten worden. In die drie jaar is Soweco in dialoog met de aandeelhouders. Het is de bedoeling zelf een buffer op te bouwen en continuïteit in het bedrijf te krijgen. Als Soweco als maatschappelijke onderneming zo kan fungeren en er komt een positief resultaat uit, dan zal dat resultaat rechtstreeks naar de doelgroep, mensen met een arbeidsbeperking, gaan.
De heer DE KOE zegt dat er twee bevlogen bestuurders aanwezig zijn, die sterk geloven in wat zij naar voren brengen. Spreker vindt echter dat het om een heel diffuus plan gaat en dat onduidelijk is wat de gemeente gepresenteerd krijgt. Aangegeven is dat dit de komende maanden duidelijk moet worden. Spreker vraagt zich af of er nog ruimte is in de markt om opdrachten weg te zetten. Gezegd is zojuist dat de gemeente, als eigenaar en aandeelhouder, het werk moet aanleveren en belang heeft bij een positief resultaat van Soweco, maar ook de bestuurders hebben er belang bij. De vraag is hoe de markt benaderd wordt en hoe de omslag in het bedrijf tot stand komt.
De heer VAN BROEKHOVEN zegt dat het plan totaal niet diffuus is. Het gaat om de startpositie: er moet dit jaar door de gemeente € 3,5 miljoen betaald worden, dat in 2018 is opgelopen tot € 6,5 miljoen. Daar verandert niets aan als op de huidige manier doorgegaan wordt.
De heer DE KOE is van mening dat er pas een sterk plan ligt als het zodanig is doorgerekend dat duidelijk is wat in 2018 het resultaat is.
De heer HAZEWINKEL zegt dat eerst bekend moet zijn wat de positie is van de gemeenten. Door de ervaringen die Soweco heeft met de inzet van de huidige populatie, kan nu al aangetoond worden wat de voordelen zijn in vergelijking met alleen beschut. Soweco begeleidt 600 of 700 mensen met een arbeidsbeperking naar werk zonder dat het de gemeenten iets extra kost. Als de populatie mensen met een stuk loonwaarde vergroot kan worden bij een efficiënte organisatie, zonder groei van de overhead, dan wordt aangetoond dat het de goede kant op gaat. Eerst moet nu echter verkend worden of op steun van de zes gemeenten kan worden gerekend. Als dat bekend is, wordt zo snel mogelijk geïnventariseerd wat de werkzaamheden zijn en hoe dat er rekenkundig uitziet. Het is evident dat het een voordeel zal opleveren.
De heer VAN BROEKHOVEN zegt dat Soweco in 2008 met 350 mensen meer werkte, maar dat het operationeel resultaat vandaag de dag € 500.000 beter is. Die slag heeft Soweco gemaakt de afgelopen jaren.
Het operationeel resultaat wordt geboekt door ongeveer € 10 miljoen omzet. € 4 miljoen komt vanuit gemeenten. Soweco haalt dus € 6 miljoen uit de markt.
Op de vraag hoe de rentabiliteit verbeterd kan worden, zegt spreker dat dit kan met meer mensen waarvoor loonwaarde gegenereerd kan worden, gekoppeld aan werk, ook werk van andere gemeenten. Hoe beperkter dit georganiseerd wordt, hoe moeilijker het gaat worden. Het komt zelfs voor dat opdrachten geweigerd moeten worden, omdat er geen mensen voor zijn. Er is wel werk voor de onderkant, maar het gaat erom hoe het wordt georganiseerd. Een voorbeeld is het schoonmaken van zes scholen. Daar wordt overdag schoongemaakt. Als dat werk ’s morgens vroeg of na zes uur ’s avonds gedaan moet worden, kunnen er geen mensen geleverd worden. Een ander voorbeeld is Het Meulenbelt, daar is men voor gelijke kosten gaan werken met minder verpleegkundigen en met een groep van tien tot twintig mensen vanuit de onderkant.
De heer TIJHOF zegt dat er vanavond geen zicht gegeven kan worden op een winstgevende onderneming. Het gaat om een kwetsbare doelgroep, die de samenleving wat waard moet zijn. Als de huidige situatie wordt doorgezet, gaat het de gemeente veel geld kosten. In de presentatie was te zien dat er al € 11,5 miljoen is omgebogen. Er zijn 75 mensen afgevloeid. Spreker berekent dit op een bedrag van ongeveer € 3,5 miljoen en vraagt waar de rest van de € 11,5 miljoen vandaan komt. Dat is van belang voor het resultaat in de komende jaren. Er komt geen instroom meer en er zal uitstroom moeten plaatsvinden, wat betekent dat er gereorganiseerd wordt. Spreker vraagt of dat allemaal is meegenomen in het plaatje of dat ook hier sprake is van een gelijkblijvende overhead.
In de presentatie wordt een meerwaarde gegeven aan Extend. Spreker vraagt wat de huidige omzet is die met Extend bereikt wordt en welke kansen de heer Van Broekhoven ziet voor deze BV.
Rijssen-Holten probeert alles zo lokaal mogelijk vorm te geven en er zijn allerlei initiatieven in de gemeente voor mensen in kwetsbare groepen, niet alleen beschut. Spreker vraagt hoe dat matcht binnen de nieuwe organisatie van Soweco, wat de kansen en de bedreigingen zijn en wanneer ‘Soweco nieuwe stijl’ echt een succes is. Is het een succes als er één, twee, zes gemeenten meedoen; waar ligt het breekpunt?
De heer VAN BROEKHOVEN wijst erop dat een geheel nieuw leerwerkbedrijf is opgericht, waarvoor heel veel mensen aan het werk zijn geweest, waarvan velen met een tijdelijk dienstverband. Daarna zijn de tijdelijke contracten stopgezet en is begonnen met de vaste groep.
De heer TIJHOF zegt dat het bedrag van € 11,5 miljoen ergens vandaan is gekomen en nu een eigen leven kan gaan lijden.
De heer VAN BROEKHOVEN zegt dat elk jaar voor het bestuur inzichtelijk is gemaakt wat de consequenties waren. De reorganisatie van vorig jaar heeft een bezuiniging opgeleverd van € 1 miljoen op personeel. Er is ook huisvesting afgestoten. De toren Plesmanweg is door de gemeente Almelo een aantal jaren gehuurd. Twee jaar geleden toen het Werkplein ontstond in Almelo kwam de toren leeg te staan. Dat is weer goed gemaakt in de financiën. Dat bedoelt spreker ermee als hij zegt dat Soweco geld heeft omgebogen. Huisvesting is noodzakelijk, maar er moet daarnaast voor gezorgd worden inkomsten maximaal te genereren.
Naar aanleiding van de vraag over mogelijk nieuwe frictielasten en reorganisatie, zegt spreker dat de reorganisatielasten niet zijn opgenomen. Op dit moment is Soweco dermate kwetsbaar dat al zouden er 200 mensen minder nodig zijn, er maar weinig gedaan kan worden. Pas bij 300 mensen minder kunnen stapsgewijs weer bezuinigingen gerealiseerd worden.
De meerwaarde van Extend is dat het werk voornamelijk zal bestaan uit dienstverlening en advisering naar het bedrijfsleven toe. Als dat lukt, is vaak het vervolg dat het bedrijfsleven mensen van Soweco wil hebben en vindt er bemiddeling plaats. Geprobeerd wordt een omzet te genereren van € 80.000. Het is de bedoeling Extend langzamerhand te gaan gebruiken, maar dat kan alleen als iedereen erin gaat geloven. Als de zes gemeenten ervoor kiezen met Soweco toch een andere richting op te gaan en het bedrijf willen verkleinen, dan moet op dit moment Extend niet op de markt gebracht worden.
Er is een vraag gesteld over bedreigingen en wat de marktpartijen zijn. Spreker zegt dat het marktpartijen zijn zoals Reakt, Dimence, Avelijn en partijen binnen de Wmo. Gemeenten moeten zaken doen met veel partijen. Het is zaak de versnippering te stoppen, want de infrastructuur gaat verdwijnen, ook bij al die andere partijen, en het zou jammer zijn als de gemeenten dan niets meer in handen hebben; geen kennisinfrastructuur en geen sociale infrastructuur. Belangrijk is de samenwerking op te zoeken en te kijken naar nieuwe arrangementen.
In de bestuurlijke conferentie is afgesproken dat ‘Soweco nieuwe stijl’ alleen succes heeft als de zes gemeenten zeggen dat zij achter de ontwikkeling gaan staan. Als maar twee of drie gemeenten de nieuwe organisatie ondersteunen, dan komt alsnog uittreding aan de orde, maar de vraag is hoe dat afgerekend moet worden. Dat ligt precair.
Maatwerk is cruciaal en niet in alle gemeenten hoeft hetzelfde te gebeuren. Spreker heeft onlangs in de gemeenten verkend waaraan behoefte is, of er kansen liggen in de gemeenten of dat er elders kansen liggen. Per gemeente moet gezocht worden naar mogelijkheden en wensen die de raad meegeeft aan het bestuur.
Spreker heeft onlangs de wethouders geïnformeerd over het werk dat per gemeente bij Soweco wordt gelegd. Daarin zitten grote verschillen. Dat ligt gevoelig, maar moet wel besproken worden.
In de praktijk komt het voor Rijssen-Holten neer op 150 mensen. Dan komt de vraag aan de orde of hetgeen Soweco met die mensen verdient overeenkomt met het aandelenkapitaal van Rijssen-Holten. Daarnaast gaat het om de vraag hoeveel werk er wordt gegenereerd vanuit de gemeente naar Soweco. Een voorbeeld is de gemeente Tubbergen, die fors meer werk neerlegt bij Soweco, terwijl zij de kleinste populatie heeft. Wat betreft de populatie gaat het om ongeveer hetzelfde bedrag. Rijssen-Holten zit er tussenin, samen met Hellendoorn en Twenterand.
De heer WESSELS dankt de heer Van Broekhoven voor het enthousiaste betoog. Belangrijk voor het CDA is de korting van € 31.000 naar € 26.000. Nu wordt er opnieuw gekort en is de vraag hoe Soweco ervoor gaat zorgen dat die korting nu wel gerealiseerd wordt.
In de presentatie werd gezegd dat bij ongewijzigd beleid in 2018 het operationeel resultaat een stuk minder zou zijn. Spreker vraagt of dat te maken heeft met het feit dat er geen nieuwe instroom meer is of dat er andere redenen voor zijn.
Spreker vraagt of Extend voor een bredere groep wil werken dan alleen voor de zes gemeenten en waarin Extend zich onderscheidt van andere samenwerkingsverbanden van gemeenten.
In Matrix is een deel van de huisvesting ondergebracht. Spreker vraagt wat de visie daarop is van de heer Van Broekhoven. Is het de bedoeling gebouwen te vermarkten of af te stoten?
De heer VAN BROEKHOVEN zegt dat het operationeel resultaat van € 1,8 miljoen naar € 500.000 daalt, omdat er gerekend is met een uitstroom van 6% SW-ers op jaarbasis. Daar komt bij dat momenteel een grote groep mensen met een hoge loonwaarde voor Soweco gaat uitstromen. In deze groep zitten enkele tientallen SW-ers met een leidinggevende functie. Als deze mensen met pensioen gaan, vervalt de subsidie en moeten reguliere leidinggevenden aangesteld worden.
Als Soweco over een paar jaar een paar honderd mensen minder heeft, is er minder ruimte nodig en nemen de bedrijfslasten per werknemer toe.
De afgelopen jaren heeft Soweco de personeelsadministratie gedaan voor 600 mensen van TopCraft. Dit werk gaat echter na aanbestedingen naar marktpartijen en niet langer naar Soweco. Soweco verloont momenteel zo’n 1600 mensen. Daarvoor kan echter niet 0,3 fte worden ontslagen. Dat kan pas als er één persoon kan worden verminderd in de formatie. Dus ook hier nemen die bedrijfslasten per persoon toe.
De kortingen gaan van € 31.000, naar € 26.000, naar € 22.000. Dat zit niet in het operationele resultaat, maar in het subsidieresultaat.
Spreker benadrukt dat Soweco alleen iets voor de gemeenten kan betekenen als zij nieuwe dingen gaat doen met mensen, loonwaarde gaat creëren met mensen en koppelen aan werk; werk uit de markt of werk vanuit gemeenten. Het is werk dat slim gematcht moet worden. De vraag die voorligt, is waar gemeenten voor willen gaan. De ene gemeente zal zeggen dat zij aan de gang wil gaan met dagbesteding en een andere gemeente met de brede doelgroep van de Participatiewet. Er zijn nu gemeenten die vragen of er nieuwe projecten opgezet kunnen worden met de Wwb-ers samen met het bedrijfsleven. Op de vraag wat Soweco gaat verdienen, terwijl nog niet bekend is welke businesscase uitgevoerd kan worden en wat er allemaal nodig is, kan dan ook geen antwoord gegeven worden.
De kracht van Extend zit erin dat geprobeerd wordt 45 jaar kennis en kunde te ontsluiten voor de arbeidsmarkt. Er zijn bijvoorbeeld mensen opgeleid op het gebied van redesign. Er zijn wel concurrenten, maar Extend is de enige die echt opereert op de markt. Er wordt voor tientallen bedrijven werk gedaan. Daar komen revenuen uit voort. Extend is daarin een voorloper.
De heer WESSELS vraagt of Soweco dit jaar heeft meegedaan aan de inkoop van dagbesteding en het organiseren ervan.
De heer VAN BROEKHOVEN zegt dat het bestuur heeft besloten op dit moment geen stappen te zetten. Soweco moest juist kleiner worden.
De heer WESSELS zegt dat de heer Van Broekhoven daarin een grote kans zou kunnen zien, die hij niet kan laten lopen. Spreker vraagt of dat het afgelopen jaar is gebeurd.
De heer VAN BROEKHOVEN zegt dat dat de afgelopen jaren heel breed is gedaan en niet alleen voor dagbesteding. Ook over de Wwb wordt al heel lang gesproken en gediscussieerd. Dat is een buitengewoon lastig dossier, waarbij het negatieve imago van het bedrijf een grote rol speelde. Spreker wil duidelijk maken dat gekozen moet worden of Soweco daar nog voor wil gaan. Eigenlijk moet Soweco nu op de trein springen. De gemeenten en Soweco hebben er beide veel belang bij.
Naar aanleiding van de vraag over Matrix zegt spreker dat met geringe middelen geprobeerd wordt ook de toren Plesmanweg verhuurbaar te maken en een koppeling te maken met NVM Business. Soweco wil services organiseren, zoals catering, schoonmaakwerk, postbezorging, uitlaatservice, bewaking, boodschappenbezorging, administratieve taken.
De heer NOORDAM zegt dat hij graag iets meer wil weten over de planning.
De heer VAN BROEKHOVEN zegt dat er een afspraak is dat er drie werkgroepen met gemeenteambtenaren en Sowecomedewerkers aan de gang gaan rondom de onderwerpen: welk werk gaat Soweco doen, welke dienstverlening gaat Soweco doen en hoe zien de prestatiecontracten eruit. Eind van dit jaar moeten de resultaten op tafel liggen. Naar aanleiding van de gesprekken met de wethouders is afgesproken een aantal nieuwe businesscases en een aantal nieuwe vormen van samenwerking op te zetten, niet langer af te wachten en ervaring op te doen.
De VOORZITTER dankt de heren Van Broekhoven en Hazewinkel voor de presentatie en de uitvoerige beantwoording van de vragen.
Schorsing van 21.16 tot 21.23 uur.
(De heer Sabahittin verlaat de vergadering.)
7. Raadsvoorstel vaststellen beleidsplan jeugdzorg 2015-2016 (Wolterink)
De heer STEGEHUIS zegt dat de verschillende decentralisaties in volle gang zijn. Er zijn informatiebijeenkomsten en bijpraatsessies geweest, lokaal en in regioverband, aangevuld met persoonlijke gesprekken met betrokken buren, instanties en individuele hulpverleners. De kanteling is volop bezig en 1 januari 2015 staat bij iedereen op het netvlies. In de verstrekte informatie vallen voor de VVD de volgende twee punten op:
- De gemeente Rijssen-Holten komt in al deze gesprekken positief naar voren. De gemeente is vroeg begonnen, heeft conceptueel een model gekozen, waarbij preventie een belangrijke rol inneemt en loopt voorop.
- De betrokkenheid en competentie van de organisatie. De kennis en kunde van het college en de ondersteunende ambtenaren worden in meerderheid door gesprekspartners positief onderkend en benoemd.
De decentralisatie brengt grote veranderingen met zich mee, die veel vragen van cliënten en hulpverleningsinstanties en van dit huis. De VVD heeft in de afgelopen maanden een zeer betrokken, pro-actief en positief ingestelde organisatie gezien. Volgend jaar zal de omschakeling niet vlekkeloos verlopen, maar de VVD heeft er alle vertrouwen in dat eventuele hobbels snel door deze organisatie worden opgepakt en gladgestreken. De VVD spreekt haar steun uit voor het volledige decentralisatiebeleid en de organisatie. Zij blijft kritisch, maar zal oplossingsgericht meedenken. De VVD heeft nog de volgende vragen:
- Hoofdstuk 4, bewaking van kwaliteit en zorg. De VVD mist hier de lokale embedding van de evaluaties. Spreker noemt in dit verband ook agendapunt 12, waarbij in de evaluatie is aangegeven dat dit niet goed geborgd is. De VVD vraagt het college hoe hiermee omgegaan moet worden en of er op dit onderdeel iets toegevoegd kan worden aan het beleid.
- Hoofdstuk 4.4., bezwaar en beroep. In de gesprekken met individuele hulpverleners komt naar voren dat een bepaalde groep probeert net onder de radar te blijven. Daarmee wordt bedoeld: er komt een hulpverlener actief in een gezin, er worden een tijdlang acties opgezet en er wordt geleerd, maar als op een gegeven moment de hulpverlener te dichtbij het betrokken gezin komt, zegt de cliënt het vertrouwen op en wordt een nieuwe hulpverlener naar binnen geschoven. Dat kan zich een aantal periodes herhalen voordat er ingegrepen gaat worden. De angst van de VVD is dat dit ook richting de regisseur gaat gebeuren. Hoe kan daarin door de gemeente iets worden opgevangen?
De heer MEIJERINK zegt dat in het stuk opvalt dat zaken nog een beetje in het luchtledige hangen en in algemeenheden blijven steken. Datzelfde geldt ook voor het Wmo-beleidsplan. Een voorbeeld is de activering van de sociale omgeving van mensen, bijvoorbeeld de sportverenigingen, de buurt en de signalering die daar moet plaatsvinden. De Wmo-Adviesraad waarschuwt dat deze mensen niet te veel in de rol van hulpverlener moeten worden gedrukt. Een ander voorbeeld dat wordt gegeven is dat ingegrepen kan worden bij de opvoeding en dat er eventueel een kinderrechter wordt ingezet. Daaraan gaat een andere besluitvorming vooraf, maar het ontbreekt aan de omschrijving van dit proces. Spreker vraagt wanneer een concrete invulling verwacht kan worden.
De PvdA gaat ervan uit dat verantwoording en controle plaatsvindt bij de jaarrekening. Spreker vraagt of dat ook gebeurt bij de bestuursrapportages en of de raad rapportages krijgt over de voortgang van het project en over de nadere invulling van het geheel.
Spreker vraagt de wethouder wat verwacht wordt van de in te stellen werkgroep decentralisaties en wat de rol van deze werkgroep is.
De VOORZITTER zegt dat de discussie over de laatste vraag in de raad gevoerd wordt als besloten wordt over het instellen van deze werkgroep.
De heer RETERINK spreekt de dank uit richting de ambtenaren en allen die de raad hebben meegenomen in voorlichtingssessies om uitleg te geven over wat de decentralisaties inhouden en de stukken. Zodra alles operationeel is, loopt men zeker nog tegen problemen aan. De SGP hecht daarom aan een goede evaluatie, die moet leiden tot de nodige verbeteringen.
De heer WESSELS zegt dat de in te stellen werkgroep geïnformeerd moet worden over de stand van zaken op dat moment en input moet leveren naar aanleiding van signalen uit de praktijk. Het moet geen werkgroep zijn die besluiten neemt.
Het CDA spreekt haar dank uit aan de ambtelijke organisatie. Er is veel werk verzet. De integrale aanpak met één gezin, één plan, één regisseur, spreekt het CDA aan. Het CDA hecht ook waarde aan vroegsignalering en aandacht voor preventie. Zij is benieuwd naar de notitie die de raad binnenkort ontvangt, die met name is gericht op het jeugdbeleid.
Spreker stelt de volgende vragen:
- Beleidsdoelen. Er is een algemene visie; de burger staat centraal in de lokale aanpak en de aanpak moet gericht zijn op vroegsignalering. Waar moet de raad op sturen?
Op dit moment komt 8,4% van de jongeren in aanraking met jeugdzorg/jeugdhulpverlening. Waar willen wij naar toe en op welke criteria moet de gemeente sturen? Spreker hoort graag de visie hierop. - Participatie. In het stuk staat dat de participatie wordt opgepakt door de Wmo-Adviesraad. Gezegd wordt dat de Wmo-Adviesraad de kennis en de kunde heeft. De samenstelling hiervan is onlangs gewijzigd en spreker vraagt zich af of de Wmo-Adviesraad voldoende kracht heeft voor cliënten uit de jeugdzorg om te dienen als tegenwicht in het kader van de checks and balances. Hoe verhoudt zich een lokale Wmo-Adviesraad tegenover de op te richten Cliëntenparticipatie op Twents niveau? Zullen bepaalde zaken dubbelop gedaan worden of gebeuren bepaalde zaken alleen in dit huis?
- Monitoring. Op pagina 32 wordt gesproken over de kwaliteitscriteria voor aanbieders. Hoe borgen wij de kwaliteit voor cliënten: wordt dat alleen een papieren controle door te kijken naar de kwaliteit van aanbieders? Hebben wij dan wel de eigen processen in beeld en hoe die intern verlopen? Vervolgens wordt gesproken over een regionaal reflectiepunt. Is het idee dat vanuit het reflectiepunt er in dit huis gekeken wordt naar de wijze waarop de processen verlopen? Hoe wordt dit gemonitord?
- Positie van huisartsen. In een contact met huisartsen bleek dat een doorverwijzing van een huisarts ambtelijk werd gecheckt. Dat lijkt geen wenselijke situatie. Kan de wethouder aangeven of dat dubbelop gedaan gaat worden?
- Reflectie. Er wordt gesproken over een regionaal reflectiepunt. Wordt hierin de input van cliënten meegenomen en hun ervaringen over snelheid van hulp, afstemming, de mate waarin zij serieus zijn genomen, et cetera?
- Wanneer wordt een en ander geëvalueerd? Er zijn hiervoor geen termijnen genoemd.
Mevrouw RIEZEBOS zegt dat de raad in het hele proces steeds heel goed is meegenomen en uitgebreid is geïnformeerd. Spreekster gaat in op het advies van de Wmo-Adviesraad, die nu ook een adviesraad is voor de jeugdzorg. De Wmo-Adviesraad doet een aantal aanbevelingen die de gemeente goed ter harte moet nemen. De Wmo-Advies zegt o.a. dat ervoor gewaakt moet worden dat vrijwilligers geen verkapte hulpverleners worden en dat concrete beschrijvingen van preventieactiviteiten en van wat verstaan wordt onder veiligheid ontbreken. Ook privacy is een gevoelig punt, dat aandacht verdient. Burgers moeten weten wat de gemeente over hen vastlegt en documenteert. De ChristenUnie gaat ervan uit dat het college op deze punten nog actie onderneemt. Spreekster vraagt wanneer de raad dat krijgt te horen.
Over de 100% keuzevrijheid en de toedelingssystematiek staat in het stuk dat de gemeente gemotiveerd de vrije keuze van een inwoner naast zich kan neerleggen, omdat de gemeente met meer en andere aspecten rekening houdt, zoals locatie of vervoerskosten. De vraag is wie uiteindelijk bepaalt op individueel niveau wat toegekend wordt en of er sprake is van objectief meetbare criteria.
De evaluatie ontbreekt in de verordening. Die hoeft wat de ChristenUnie betreft niet in de verordening te staan, maar zou een plek moeten hebben in het beleidsplan. Evaluatie en eventueel bijstellen van beleid is van groot belang.
De heer MULLER zegt dat Gemeentebelang zich aansluit bij de gesproken woorden van waardering.
Op pagina 6, Afstemming onderwijs, staat bij “Overleg passend onderwijs” dat het versterken van het schoolondersteuningsteam nadrukkelijk wordt geadviseerd. Dat vindt spreker niet terug in het beleidsplan, zodat hij vraagt of het nog wel een actueel thema is of dat het bewust is afgewezen.
Er wordt geen aandacht geschonken aan wachtlijsten, terwijl dit in het verleden nogal een problematisch punt was. Spreker vraagt of de wachtlijsten in de toekomst verdwenen zullen zijn of dat hierover afstemming plaatsvindt op het moment dat cliënten een andere richting op willen.
Mevrouw HEUVER zegt dat ook Lokaal Liberaal haar dank uitspreekt voor het vele werk dat de ambtenaren de afgelopen jaren hebben verzet. Alle informatie is duidelijk bij de raad binnengekomen.
Veel van de gemaakte opmerkingen hebben betrekking op de agendapunten 7, 8, 9 en 10 en veel zaken in de beleidsstukken hebben overlappingen. Lokaal Liberaal wil nog graag weten of bekend is waar mensen die met een directe hulpvraag zitten zich telefonisch kunnen melden.
Spreekster zegt dat er een situatie kan zijn, waarbij er geen klik is tussen cliënt en hulpverlener en vraagt of er in zo’n geval een andere regisseur in een gezin kan komen.
Spreekster vraagt of de vertrouwenspersoon die via de VNG ‘in de steigers wordt gezet’ lokaal gebonden is, of dat deze persoon provinciaal of landelijk werkt.
Wat betreft de samenwerking met maatschappelijke instellingen en verenigingen, vraagt zij of de gemeente op zoek gaat naar samenwerkingsvormen of dat verenigingen zelf met een plan of verdienmodel naar de gemeente kunnen komen.
Wethouder WOLTERINK dankt voor de mooie woorden over de wijze waarop de raad is meegenomen in het proces.
Er zijn veel vragen gesteld die betrekking hebben op de uitvoering. Spreker wijst erop dat in 2014 gewerkt wordt aan het optuigen van de organisatie en de processen. Daarvan is het beleidsplan een onderdeel. In 2015 vindt de transitie plaats en in 2016 vindt de transformatie plaats.
Wat betreft de vraag over bewaking van de kwaliteit zegt spreker dat er een regionaal reflectiepunt is. Ook zullen er landelijke inspecties zijn om toezicht te houden. De kwaliteit wordt volgens spreker getoetst door de Wmo-Adviesraad.
De vraag over bezwaar en beroep kan spreker op dit moment niet beantwoorden.
Op de woorden van de heer Meijerink zegt spreker dat de Wmo-Adviesraad allerlei aanbevelingen heeft gedaan, die deels zijn overgenomen. De aanbevelingen die niet zijn overgenomen worden binnenkort door het college besproken met de Wmo-Adviesraad.
Naar aanleiding van de opmerking van de heer Wessels, zegt spreker dat huisartsen zelfstandig kunnen doorverwijzen.
De VOORZITTER stelt voor alle uitvoeringstechnische vragen in één NB te beantwoorden voor de raadsvergadering van 30 oktober. Spreker verzoekt de commissie zich te beperken tot politieke vragen.
De heer MULLER zegt dat Gemeentebelang de evaluatie erg belangrijk vindt. In de modelverordening staat hierover een apart artikel opgenomen. Spreker vraagt waarom het college hierin de VNG niet volgt.
Wethouder BEENS zegt dat het college van plan is minimaal elk half jaar te evalueren. Het Wmo-beleidsplan is voor twee jaar geschreven om snel te kunnen bijsturen.
Wethouder WOLTERINK zegt dat dit ook geldt voor beleidsplan jeugdzorg.
De heer MEIJERINK vraagt wanneer diverse zaken concreet worden ingevuld.
Wethouder WOLTERINK zegt dat organisatorische en procesmatige zaken voor 1 januari 2015 ingevuld moeten worden.
Mevrouw RIEZEBOS zegt met betrekking tot de 100% keuzevrijheid en de toedelingssystematiek dat de gemeente een aanvraag van een inwoner naast zich neer kan leggen, omdat zij met andere aspecten, zoals de locatie en vervoerskosten, rekening moet houden.
Wethouder WOLTERINK zegt dat de keuzevrijheid in principe 100% is. Het college komt hierop in het NB’tje terug.
De heer TEN BERGE is van mening dat de vraag van mevrouw Riezebos een politieke vraag is, waar het college serieus bij stil moet staan.
Wethouder BEENS zegt er veel inschrijvingen zijn ontvangen. Wat betreft de Wmo is daarin een volledige keuzevrijheid. Spreker ziet op voorhand geen probleem.
Mevrouw RIEZEBOS zegt dat in het beleidsplan jeugdzorg staat dat de gemeente gemotiveerd de vrije keuze van de inwoner naast zich neer kan leggen, omdat er met andere aspecten rekening wordt gehouden. Spreekster is van mening dat er dan geen sprake is van een 100% vrije keuze.
De heer TEN BERGE merkt op dat in het Wmo-beleidsplan hierover hetzelfde staat.
Wethouder BEENS zegt dat de vraag van mevrouw Riezebos een politieke vraag is, die vanavond beantwoord moet worden.
De heer NOEVERMAN merkt op dat volgens de verordening er wel 100% keuzevrijheid is.
Wethouder BEENS verzoekt om een schorsing.
De voorzitter schorst de vergadering van 21.54 tot 21.57 uur.
Wethouder WOLTERINK zegt dat het beginsel 100% keuzevrijheid is, maar dat het college het verstandig acht een ontsnappingsclausule op te nemen, ook omdat cliënten mogen wisselen van zorgverlening. Geprobeerd wordt maatwerk te leveren, maar er kunnen zich exceptionele gevallen voordoen.
Mevrouw RIEZEBOS zegt dat zij de argumentatie van de wethouder logisch vindt, maar dat dit dan anders verwoord moet worden in het beleidsplan door het beleidsplan te amenderen, waarbij uitgesproken wordt te streven naar 100% keuzevrijheid.
Wethouder BEENS zegt dat het college de woorden van mevrouw Riezebos overneemt.
Mevrouw RIEZEBOS zegt dat het streven 100% is en dat iedereen begrip zal hebben voor een ontsnappingsclausule, zeker als keuze op keuze aan de orde is. Dit moet goed verwoord worden.
De GRIFFIER stelt voor een amendement voor te bereiden in overleg met ChristenUnie en CDA.
Mevrouw HEUVER is van mening dat er eveneens keuzevrijheid moet zijn als het gaat om de regisseur. Zij vraagt of dit opgenomen kan worden.
Wethouder BEENS zegt dat het niet verstandig is dat op te nemen. Dat moet een automatisch proces worden. Als men met de ene regisseur niet goed door een deur kan, is er een andere regisseur beschikbaar.
De heer STEGEHUIS zegt dat regisseurs diverse malen gewisseld kunnen worden en vraagt of regisseurs daardoor niet de speelbal worden van een cliënt.
Wethouder BEENS zegt dat hij ervan uitgaat dat er geen wisseling plaatsvindt. Als een persoon geen gelijk krijgt, ligt dat mogelijk niet aan de regisseur. Dat moet niet uitgespeeld worden. 2015 is een overgangsjaar, waarin ook dit soort situaties zullen voorkomen. Bij de evaluatie komt dit naar voren.
De VOORZITTER concludeert dat de commissie adviseert het raadsvoorstel als bespreekstuk te behandelen in de raad.
8. Raadsvoorstel vaststellen verordening jeugdhulp 2015 (Wolterink)
Mevrouw RIEZEBOS gaat in op artikel 7, waarbij de Wmo-Adviesraad aangeeft dat “zo spoedig mogelijk” een vage termijn is. De ChristenUnie stelt voor als termijn tien werkdagen op te nemen.
Over de 100% keuzevrijheid die is gewaarborgd bij een pgb, staat in de verordening dat een pgb alleen geweigerd kan worden voor het deel dat duurder is dan de door het college te bieden individuele voorziening in natura. Spreekster vraagt of dit betekent dat mindervermogenden minder keuzevrijheid hebben.
De heer WESSELS zegt dat het CDA zich aansluit bij de eerste vraag van mevrouw Riezebos. 2015 is een overgangsjaar en de term “zo spoedig mogelijk” volstaat op dit moment. Zodra er zicht is op de wijze waarop het proces loopt, moeten cliënten weten waar zij aan toe zijn.
Spreker vraagt aandacht voor de kennis en de expertise in de Wmo-Adviesraad op het gebied van jeugdzorg en jeugdhulp. Wat het CDA betreft mag dat geborgd worden in de verordening.
Wethouder WOLTERINK vraagt om een schorsing.
De voorzitter schorst de vergadering van 22.04 tot 22.06 uur.
Wethouder WOLTERINK zegt dat het pgb op het gebied van jeugdzorg afwijkt van de wijze waarop dit is geregeld voor de Wmo. Zoals het nu voorligt, staat het letterlijk in de wettekst. Dat betekent dat er mogelijkheden zijn om bij te betalen. De term “zo spoedig mogelijk” is bewust opgenomen om flexibel te zijn.
De VOORZITTER zegt dat het CDA eventueel in de raadsvergadering met een amendement kan komen met betrekking tot artikel 7.
De heer WESSELS zegt dat de wethouder wellicht kan bevestigen dat toegewerkt wordt naar een termijn om duidelijkheid te geven voor de cliënt. Er zullen evaluaties uitgevoerd worden. Naar aanleiding daarvan kan aangetoond worden wat een redelijke termijn is.
De VOORZITTER concludeert dat de heer Wessels zegt dat bij een evaluatie in 2015 er een termijn genoemd moet kunnen worden.
Wethouder WOLTERINK zegt dat hem dat geen probleem lijkt.
De VOORZITTER concludeert dat de commissie adviseert het raadsvoorstel als bespreekstuk te behandelen in de raad.
9. Raadsvoorstel vaststellen Wmo beleidsplan 2015-2016 (Beens)
De heer MULLER zegt dat er weinig aandacht is voor het thema dagbesteding in het plan. Spreker vraagt wat de bezuinigingsopdracht die er ligt betekent voor het beleid en de ambitie voor dagbesteding, of de gemeente kostenbesparend sturend gaat optreden, zoals de ambitie is, of dat de cliënten daar helemaal vrij in zijn.
Wat betreft de wijkgerichte aanpak vraagt spreker wanneer het aangekondigde visiedocument voor sociale wijkteams wordt aangeboden, omdat het gaat om de relatie en samenwerking binnen de wijk, ook met de wijkverpleegkundigen.
Spreker vraagt hoe achteraf de klanttevredenheid wordt beoordeeld.
De kostencompensatie voor chronisch zieken en gehandicapten wordt gekoppeld aan een nader te bepalen percentage van het sociaal minimum. Spreker vraagt wie wat bepaalt en over welke percentages het gaat. Dit is van belang voor het communicatietraject richting de cliënten.
De heer MEIJERINK zegt dat een aantal zaken nog niet concreet is ingevuld. Spreker wijst in dit geval op de manier waarop de sociale kring rondom cliënten geactiveerd wordt.
Wat betreft het mantelzorgcompliment vraagt spreker wanneer het college komt met voorstellen.
De heer VAN VELDHUIZEN zegt dat de ChristenUnie haar vragen aan de portefeuillehouder heeft gestuurd. Het is voldoende als deze vragen voor de raadsvergadering zijn beantwoord.
De heer TEN BERGE spreekt zijn waardering uit voor de ambtelijke organisatie. Hij heeft de stukken met een kritische blik gelezen en gekeken naar de opgave waar de gemeente voor staat. Spreker mist de opmaat naar de toekomst. 2015 is een transitiejaar, maar een transitie ingaan zonder te weten waar je naar toe wilt, is niet de beste weg. Concreet wijst spreker op de functie in relatie tot de AWBZ en de hulp bij het huishouden. Dat blijven gescheiden werelden. Ook de algemene voorzieningen en de visie op het wijkgericht werken volgen later nog. Spreker vindt dit gemiste kansen. Het beleidsplan is volgens hem meer een renovatie dan een nieuwbouwplan, al moet dit gezien worden binnen de context van de decentralisatie en de tijdsdruk et cetera. Een andere oorzaak is de samenwerking binnen Samen14, waardoor de lokale voorbereiding en de kaderstelling in Rijssen-Holten eigenlijk naar de achtergrond gaan. Zo is de inkoop voor verschillende vormen van zorg al geregeld, terwijl de raad daarover nog niet heeft gesproken. Een ander voorbeeld is de hulp bij het huishouden: gepubliceerd is dat de aanbesteding loopt, dat er een effectsturing komt, maar de raad heeft daarover nog niet besloten. De raad had eerder, kaderstellend, actief kunnen zijn.
De Wmo-Adviesraad wijst terecht op een aantal kwetsbaarheden, met name op het gebied van mantelzorgers en de voorzieningen voor chronisch zieken en gehandicapten. Het CDA vraagt aandacht voor deze twee groepen.
Het Sociaal Planbureau heeft recent een rapport geschreven over mantelzorgers. Ook Mezzo, de belangenorganisatie voor mantelzorgers, heeft daar heel goede ideeën over. Daarover is niets terug te lezen in het beleidsplan. Spreker stelt daarom de volgende vragen:
- Kan het college toezeggen dat gewerkt gaat worden vanuit de acht basisfuncties voor mantelzorgondersteuning, zoals door Mezzo zijn benoemd?
- Wil het college meewerken aan een innovatiefonds Informele Zorg, waarmee burgerinitiatieven gericht op het versterken van informele zorg gefaciliteerd kunnen worden en dat niet alles blijft liggen bij de professionele organisatie, maar dat juist burgers aan zet komen om initiatieven te ontplooien?
- Welk idee heeft het college over de tegemoetkoming voor chronisch zieken en gehandicapten? Komt deze regeling er alleen voor minima of is deze ook voor andere inkomens toegankelijk?
Wat betreft de keuzevrijheid komt het CDA met een amendement.
De in te stellen raadswerkgroep is niet een soort achterkamertjescommissie die spreekt over de inhoud van het beleid, maar heeft tot doel kennis en informatie uit te wisselen, aandacht te vragen voor beleidsinhoudelijke thema’s en het voorkomen van politisering van incidenten. De lijn moet niet zijn op incidenten te gaan sturen.
Wat voorligt is een goede omschrijving van de transities. Spreker blijft erbij dat hij nogal wat beleidsinhoudelijke keuzes mist. Met name rondom mantelzorgers en chronisch zieken moet er meer concretisering van beleid komen. Mogelijk komt het CDA met moties en amendementen als het college de zorgen niet kan wegnemen.
De heer NOEVERMAN sluit zich aan bij de vragen van de heer Ten Berge over ondersteuning van mantelzorgers en vrijwilligers. Spreker mist de manier van vooruitkijken om meer mantelzorgers en vrijwilligers te kunnen werven. De acht stappen van Mezzo gaan daar uitstekend op in.
Wethouder BEENS zegt dat sprekers beleidsinhoudelijke keuzes missen in voorliggend stuk. Spreker zegt toe dat er nog concrete punten naar de raad komen. Dit wordt voorgelegd aan de nog in te stellen raadswerkgroep. Deze werkgroep denkt mee over wat er leeft in de fracties en de ideeën binnen het college, of dat matcht met elkaar en hoe er een goed ambtelijk stuk opgesteld kan worden voor de commissie.
Wijkgericht werken heeft voor het college minder prioriteit. Een groot aantal gemeenten heeft wijkgericht werken als topprioriteit, omdat dat het portaal is waar de mensen zich kunnen melden als zij zorg nodig hebben. Dat is het voor Rijssen-Holten absoluut niet en zal het wat het college betreft ook niet worden. In Rijssen-Holten is de eigen balie het portaal, maar ook wordt met de regisseurs gewerkt. De regisseurs gaan en blijven met mensen in gesprek. Wijkgericht werken is wat het college betreft veel meer preventief gericht en is langere-termijnwerk. Het college komt daarop terug in een visiedocument. Het is niet bekend of dat document gereed is voor 1 januari 2015.
Gezegd is dat men de wijkverpleegkundige mist in het document. Samen14 is daar nog volop mee bezig. Dit komt voor 1 januari 2015 concreet naar de raad toe, zodat daarmee via werkafspraken gewerkt kan worden. In Samen14 wordt ook gewerkt aan de pgb-tarieven.
Mantelzorg is een collegeaangelegenheid. Het college komt hier voor 1 januari 2015 op terug in de commissie na een toetsing in de werkgroep.
Op bladzijde 19 staat de telefonische bereikbaarheid beschreven, ook na 17.00 uur en in de weekenden. Daarover wordt gecommuniceerd via de website.
De manier waarop verenigingen en instellingen worden betrokken, wordt omschreven in een visiedocument Wijkgericht werken.
De heer Muller vroeg naar het in beeld brengen van bezuinigingen voor de dagbesteding. Hierop moet 19% bezuinigd worden. Er wordt gericht gekeken naar het vervoer en of mensen die elders in dagbesteding zitten ook naar de eigen gemeente kunnen gaan. Hier gaat hier om maatwerk, maar waar het kan zal de dagbesteding in de eigen gemeente plaatsvinden.
Het college wil per half jaar evalueren.
Spreker zegt naar aanleiding van de vraag van de ChristenUnie of er een communicatieplan is voor de burgers, dat er op twee manieren wordt gecommuniceerd. Er komt een algemeen communicatieplan over de transformatie en de omslag in denken. Dit plan staat al in de steigers. Daarnaast komt er gerichte communicatie voor de doelgroepen.
Vorige week is in de presentatie gezegd dat er ruimte is voor 14 fte uitbreiding. Op dit moment is 5,5 fte ingevuld voor wat betreft de regisseurs.
De VOORZITTER constateert dat er vragen worden beantwoord die niet zijn gesteld in de vergadering.
Wethouder BEENS zegt dat hij vragen beantwoordt die schriftelijk zijn ingebracht door de ChristenUnie.
De VOORZITTER zegt dat de commissie deze vragen niet kent. De heer Van Veldhuizen stemt ermee in dat deze vragen rondgestuurd worden.
Wethouder BEENS zegt dat de heer Ten Berge zaken mist in de opbouw. Er komen echter nog diverse concrete zaken naar de commissie toe in de komende periode.
Met de opmerking van de heer Ten Berge dat het stuk eerder renovatie is dan nieuwbouw en dat hij vindt dat de oorzaak ligt binnen Samen14, is spreker het fundamenteel oneens. Juist in Samen14 is een enorme kracht opgebouwd. Ook de staatssecretaris was positief over de manier waarop Samen14 dit heeft opgepakt en wat nu al de resultaten zijn. Het gaat enigszins ten koste van het lokale werken, maar er is veel meer kennis dan in een individuele gemeente en er is ruimte voor lokale inkleuringen.
De heer TEN BERGE zegt dat hij heeft willen aangeven dat met het oog op de transitie de samenwerking binnen Samen14 ten koste gaat van de lokale beleidsvrijheid. Bij de transformatie, waarin lokale keuze gemaakt worden, moet Rijssen-Holten zich niet in het Twentse keurslijf laten drukken.
Wethouder BEENS zegt dat de transformatie inderdaad door de gemeente zelf gedaan moet worden.
De heer TEN BERGE zegt dat in het beleidsplan wordt gesteld dat de invulling van de waardering van mantelzorg via het compliment en de tegemoetkoming voor chronisch zieken en gehandicapten in handen is van het college. Spreker vraagt of deze punten worden besproken in de werkgroep, waarna het college komt met voorstellen voor de commissie.
Wethouder BEENS zegt dat dat klopt. Het college hoeft daarmee niet naar de commissie te komen, maar acht het toch verstandig de commissie daarin volledig mee te nemen.
De VOORZITTER concludeert dat de commissie adviseert het raadsvoorstel als bespreekstuk te behandelen in de raad.
10. Raadsvoorstel vaststellen Wmo verordening 2015 (Beens)
De heer STEGEHUIS zegt dat de regisseur een enorm belangrijke rol inneemt, maar in de verordening komt het woord “regisseur” nergens voor. Spreker vraagt dit te benoemen bij de begripsbepalingen, bijvoorbeeld als ‘gedelegeerde van het college’.
De heer VAN VELDHUIZEN zegt dat hij zijn vragen heeft ingediend bij het college en dat hij ervan uitgaat dat ook deze schriftelijk worden beantwoord.
De VOORZITTER stelt voor de vragen en de antwoorden breed, schriftelijk te delen.
Wethouder BEENS zegt dat de vragen en de antwoorden inderdaad breed zullen worden gedeeld.
De heer Stegehuis sprak over de begripsbepaling van ‘de regisseur’. Spreker is van mening dat de verordening goed uitgevoerd moet worden en dat in het beleidsplan staat hoe dat moet gebeuren. Wat spreker betreft hoeft het stuk niet gewijzigd te worden.
De heer STEGEHUIS stemt daarmee in.
De VOORZITTER concludeert dat de commissie adviseert het raadsvoorstel als bespreekstuk te behandelen in de raad.
Er zijn diverse vragen gesteld over de beleidsplannen Jeugdzorg en Wmo.
Kijk hier voor de vragen en antwoorden.
11. Onderwijshuisvestingsprogramma 2014/positie oude Holterenkschool (ovv CU; Wolterink)
De VOORZITTER geeft het woord aan de inspreker voor dit agendapunt, de heer Lammertink. Er is een enorm beroep gedaan op zijn geduld en dat van de aanwezigen die speciaal voor dit agendapunt zijn gebleven en de voorzitter dankt hen voor dit geduld.
De heer LAMMERTINK spreekt in. Hij merkt bij het wegbrengen van zijn kinderen naar de Haarschool of bij de tienminutengesprekjes met de leerkrachten dat er in het schoolgebouw sinds zijn eigen jeugd niets is veranderd. Spreker denkt niet dat de commissieleden de school, als het een huis was, zouden willen kopen of, anders gezegd, dat zij in dat huis met hun kinderen in de huidige staat zouden willen wonen.
Spreker heeft berekend dat zijn zoon, die in groep 4 zit en ongeveer 30 uur per week op school zit, nog ongeveer 9500 uur in dit schoolgebouw zit als er geen nieuwbouw plaatsvindt. Alle kinderen samen zullen bijna een miljoen uren in de school zijn om te leren en te spelen. De staat van het gebouw, zoals diverse commissieleden hebben gezien, is zodanig dat men er zelf niet in zou willen wonen, laat staan dat iemand zijn kinderen er in laat wonen. De leerkrachten zitten gemiddeld nog veel langer in school.
Volgens spreker voldoet het gemeentehuis aan alle binnenmilieutechnische eisen. Dat is zeker niet het geval voor de Haarschool. Het is dan ook de vraag of een leerkracht nog met passie kan werken in zo’n werkomgeving. Wat betreft het onderwijskundige deel wijst spreker op een onderzoek van TNO naar de invloed van de luchtverversing op de cognitieve prestaties van leerlingen op het basisonderwijs. Er blijkt een keiharde één-op-één-relatie te zijn tussen binnenmilieu, frisse lucht, temperatuur, ventilatie, CO²-gehalte en de prestaties van de kinderen.
Spreker gaat vervolgens in op het aspect geld en wijst daarbij op het begrip ‘total cost of ownership’, dat ook wordt toegepast bij nieuwbouw. Daarbij wordt er gekeken naar de totale kosten van de hele levensduur van de school. Te zien is dan dat bij een nieuwe school de uitgaven voor met name stookkosten en onderhoud vele malen minder zijn dan nu. Een nieuw pand is dus wel een investering, die echter niet per definitie duur hoeft te zijn.
De Haarschool staat voor een nieuwe toekomst en dit is echt een sleutelmoment voor de school. Er is een nieuwe schoolleiding, met nieuwe plannen; men wil de toekomst in. Dat kan echter niet als de spoken uit het verleden nog rondwaren in het oude pand. Het zou mooi zijn als in een nieuw pand een nieuwe start geforceerd wordt richting de toekomst. De raad heeft de sleutel in handen. Spreker vraagt de commissieleden of zij de sleutel in het slot willen steken, omdraaien en de deur willen openen of dat zij de deur dicht laten en de Haarschool in het verleden blijft leven. Spreker wijst de commissie veel wijsheid toe bij die keuze.
De heer KLEIN VELDERMAN spreekt zijn bewondering uit voor de manier waarop de heer Lammertink deze kwestie vanavond aan de orde stelt.
De heer MULLER gaat ervan uit dat de woorden van de heer Klein Velderman door velen gedeeld worden.
De VOORZITTER zegt dat dit inderdaad geldt voor de hele commissie.
Eerste termijn
De heer TIJHOF zegt dat de situatie van de Haarschool bekend is en dat de Haarschool niet voor niets genoemd wordt in het beleidsakkoord. In de kern Rijssen zijn er enkele nog oudere schoolgebouwen. Alles bij elkaar geteld, houdt het in dat er op dit moment te weinig geld is de wensen die er leven in het onderwijsveld waar te maken. Er is zelfs geen zicht op wanneer die zaken wel opgelost kunnen worden. In het verleden was er een fonds voor onderwijshuisvesting en het is volgens spreker goed met elkaar na te denken over een goede manier om tegemoet te komen aan de behoeften van het onderwijsveld, ook om duidelijkheid te scheppen over wat gepland kan worden. In de huidige begroting is hiervoor geen geld opgenomen, ook niet voor de Haarschool. Het is een lastig issue hoe daarmee omgegaan moet worden.
De ChristenUnie heeft het onderwerp geagendeerd om recht te doen aan het beleidsakkoord. Om ook recht te doen aan de financiën van de gemeente moet de raad eerst orde op zaken stellen. Daarvoor is nog enige tijd nodig. Spreker is van mening dat er middelen gereserveerd moeten worden, wat concreet betekent dat een aantal zaken meegenomen moet worden naar de kadernotabehandeling in 2015.
De heer MEIJERINK zegt dat een aantal raads- en commissieleden zelf heeft geconstateerd dat de Haarschool nu nieuwbouw nodig heeft en niet in 2018 of nog later. Ambtelijke stukken bieden aanknopingspunten om iets voor de Haarschool te kunnen doen. De bottleneck zit volgens de PvdA in de uiteindelijke afboeking van € 400.000 boekwaarde. De PvdA is van mening dat het incidenteel perspectief mogelijkheden biedt om daaraan tegemoet te komen, omdat nieuwbouw niet zo lang kan wachten als de heer Tijhof voorstelt.
De heer MULLER zegt dat het geagendeerde collegebesluit luidt akkoord te gaan met sloop van de oude Holterenkschool. Er zijn wat Gemeentebelang betreft echter twee prioriteiten: sloop van de Holterenkschool en eventueel daaraan gerelateerd nieuwbouw van de Haarschool. Er ontstaat hierdoor een spagaat, maar uiteindelijk moeten er keuzes gemaakt worden. Sloop van de Holterenkschool is niet het probleem, maar sloop op dit moment betekent in feite dat nieuwbouw van de Haarschool wordt opgeschoven tot 2018 of later. Er worden hiermee dus twee besluiten genomen. Gemeentebelang wijst dat af. De visie uit het beleidsakkoord over de Haarschool gaat om nieuw beleid en komt aan de orde bij de kadernota in 2015.
Bij het bezoek aan de Haarschool is gebrainstormd over diverse mogelijkheden, ook over tijdelijke huisvesting. Gemeentebelang geeft het college mee alle opties voor tijdelijke huisvesting te inventariseren en te overwegen. Het moet voor het college niet vanzelfsprekend zijn dat sloop nú uitstel tot na 2018 betekent. Op basis daarvan moet het college een beslissing nemen over sloop van de Holterenkschool.
De heer TEN BERGE zegt dat het CDA een heel eind meegaat met de woorden van de heer Muller. Ook het CDA ziet de noodzaak in van nieuwbouw van de Haarschool. Dekking vanuit het incidenteel perspectief vindt het CDA te kort door de bocht, omdat er structurele kapitaallasten ontstaan door nieuwbouw. Daarom moet bij de kaderstelling de afweging plaatsvinden hoe de financiën de komende jaren goed ingezet kunnen worden en hoe tegemoet gekomen kan worden aan behoeftes die er zijn op het gebied van onderwijshuisvesting.
De heer STEGEHUIS zegt dat hij is geschrokken tijdens het bezoek aan de Haarschool, zeker als het gaat om de veiligheid. In een lokaal met leerlingen is binnen een kwartier het wettelijk maximum van 1200 ppm bereikt. Spreker is het er helemaal mee eens als gezegd wordt dat geld een issue is, maar er moet hier aan de veiligheid van de kinderen gedacht worden.
HBC-scholen staan overal op de nominatie voor sloop, omdat de brandveiligheid in het geding is. In het plafond zitten constructies die de 30-minuten niet kunnen garanderen dat er een vluchtweg moet zijn. Voorts zit er hard asbest in de school. Gezegd is dat zolang men daar niet aan peutert, er niets aan de hand is, maar vertel dat maar eens aan kinderen.
Er moeten harde keuzes gemaakt worden in deze gemeente. Het punt van de Haarschool kan echter niet zomaar op de lange baan worden geschoven. De VVD vindt dat er zo snel mogelijk actie ondernomen moet worden.
De heer NOEVERMAN zegt dat vorige sprekers hebben aangegeven dat niet alleen naar de Haarschool gekeken moet worden, maar dat de problematiek op het gebied van onderwijshuisvesting in de gemeente breed moet worden geïnventariseerd en dat daarna bekeken moet worden wat er daadwerkelijk gedaan kan worden gedaan.
De heer STEGEHUIS zegt dat de toestand van HBC-scholen al heel lang bekend is en al heel lang expliciet op de agenda staat. Dit is de laatste HBC-school die nog aangepakt moet worden. Dit is het beleid geweest in voorgaande jaren.
De heer KLEIN VELDERMAN zegt dat hij de woorden van de heer Stegehuis onderschrijft. Spreker is ook op bezoek geweest bij de Haarschool en maakt zich ernstig zorgen om de kwaliteit van leven in het pand. Het is een omissie dat dat aspect niet meegenomen wordt in de afweging over wel of geen nieuwbouw.
De heer TEN BERGE zegt dat ook het CDA zorgen heeft over de leefbaarheid en het klimaat in de school, maar vindt dat dit in een breder perspectief bekeken moet worden en dat het algemeen belang afgewogen moet worden. Dat kan bij de kaderstelling, die al snel aan de orde is.
De heer TIJHOF zegt dat de snelst mogelijke manier om te reageren en om financieel de zaak rond te krijgen, is geld te reserveren bij de kaderstelling in 2015. De VVD noch D66 heeft actie ondernomen om dit punt op de agenda te krijgen. Nu roepen dat de ChristenUnie en anderen zaken op de lange baan schuiven en zelf geen actie ondernemen, is net zo kwalijk.
De heer NOORDAM merkt op dat de heer Tijhof geen enkele maal het woord “veiligheid” heeft gebruikt. Veiligheid is vanavond door de inspreker heel helder verwoord. Daar moet op gereageerd worden.
De heer KLEIN VELDERMAN zegt dat hij eveneens vindt dat alle aspecten meegenomen moeten worden als er scholen vernieuwd moeten worden. Dat moet breed bekeken worden. Het gezondheidsaspect moet daarbij meegenomen worden. Als er oudere scholen zijn met een beter leefklimaat, dan is de Haarschool eerder aan de beurt. Het hangt daarom af van het schoolgebouw zelf en niet alleen van de financiële situatie of onderwijskundige noodzaak. ‘Total cost of ownership’, genoemd door de inspreker, moet in het verhaal meegenomen worden: niet alleen kijken hoeveel geld het de gemeente kost, maar kijken hoeveel euro’s er in totaal uitgegeven worden aan het gebouw, waaronder de kosten die de school draagt.
Wethouder WOLTERINK zegt dat het binnenklimaat, onderhoud en energie een kwestie is van de school zelf en niet van de gemeente.
De toestand van de Haarschool is de laatste vijf, zes, zeven jaar niet erg verslechterd. Het college ziet nieuwbouw niet als noodzaak. Dat nieuwbouw wenselijk is, geeft spreker direct gewonnen.
Er is gesproken over brandveiligheid en asbest. Die zaken spelen ook bij andere scholen een rol.
Spreker heeft eerder al gezegd dat sloop van de Holterenkschool niet voor de aankomende begrotingsbehandeling plaatsvindt. Met het collegevoorstel is bedoeld, dat als men van plan is een nieuwe Haarschool te bouwen, dat zo snel mogelijk moet gebeuren, in elk geval voor 2018. Daarmee kan bespaard worden op tijdelijke huisvesting.
Tweede termijn
De heer MULLER zegt dat Gemeentebelang geen probleem heeft met een gedegen vergelijking van alle problemen op de scholen of met een eventuele ranking daarvan. Het is logisch en te verwachten dat de uitkomst van die ranking absoluut prioriteit voor de Haarschool met zich meebrengt.
Het eerstvolgende moment waarop actie genomen kan worden, is bij de kaderstelling. Vanavond was te horen dat alle partijen daartoe bereid zijn. Spreker verheugt zich op de initiatieven die er komen op dat gebied.
De heer POLMAN zegt dat de wethouder de kosten die de Haarschool zelf maakt, de exploitatiekosten, niet ziet als ‘total cost’. Hij vraagt of de wethouder niet de verantwoordelijkheid voelt voor de meerdere kosten die de school de komende jaren gaat maken, zolang er geen nieuwbouw is.
De heer MEIJERINK zegt dat de Haarschool de laatste HBC-school in de gemeente is. Het beleid is dat deze scholen zo spoedig mogelijk worden vervangen. De eerstvolgende gelegenheid om daarover te spreken is bij de begrotingsbehandeling in november 2014. Op dat moment kunnen er al voorstellen worden ingediend, waarmee aan de slag gegaan kan worden. Voor de PvdA spreekt het vanzelf dat de Holterenkschool nog even blijft staan. Naarmate langer wordt gewacht, wordt nieuwbouw duurder. Spreker zal met zijn fractie en wellicht met andere fracties bespreken of er bij de eerstvolgende begroting iets op schrift gezet kan worden.
De heer DE KOE zegt dat de Haarschool in een slechte conditie verkeert en prioriteit verdient bij vervanging. Spreker stelt voor de komende maanden alles goed af te wegen en in het voorjaar een definitief besluit te nemen. Op dat moment moet de Haarschool in elk geval in de planning opgenomen worden.
De heer TIJHOF zegt dat hij de woorden van de inspreker onderschrijft. Iedereen, ouders, schoolverenigingen en de gemeente hebben de verantwoordelijkheid voor de kinderen. De gemeente moet zorgdragen voor onderwijshuisvesting en daar serieus werk van maken. Om die reden heeft de ChristenUnie dit onderwerp vanavond geagendeerd. Het is goed dat hierover gesproken kon worden en dat onderwijshuisvesting op de agenda gehouden wordt, dat de juiste prioriteiten worden gesteld en dat de middelen beschikbaar worden gesteld. Die stappen moet op de juiste manier gezet worden en er moet niet te lang mee gewacht worden. Er moet een overzicht komen van wat er nodig is en om hoeveel middelen op welke termijn het gaat. Als dat duidelijk is kan serieus werk gemaakt worden van vervanging van de Haarschool. Spreker verwacht daarbij een goed samenwerkende raad om snel resultaat te behalen.
De heer STEGEHUIS zegt dat de VVD nu actie wil ondernemen, omdat het beleid is de HBC-scholen langzamerhand te ontmantelen. Door de koppeling aan de andere school, ontstond de indruk dat alles op de lange baan geschoven werd.
Volgens de wethouder is de staat van de school de laatste zes, zeven jaren niet slechter geworden. Vorige week is bij spreker echter een heel andere indruk ontstaan. Er komen enkele grote kostenposten aan als de komende twee, drie jaar door de gemeente niet gezorgd wordt voor vervanging. De cv-installatie en het dak – tien jaar geleden is door de gemeente zelf gezegd dat dit een tijdelijke dakbedekking moest zijn – staan dan weer hoog op de agenda. Er is dus wel degelijk een technische en een financiële noodzaak om in te grijpen.
Wethouder WOLTERINK zegt dat onderhoud en energie echt een kwestie van de school zelf is. Een HBC-school krijgt daar een, zij het beperkte, toeslag voor.
De heer MULLER merkt op dat de Haarschool een energielabel G heeft. Een lager label bestaat niet.
Wethouder WOLTERINK zegt dat er meer scholen zijn met energielabel G.
De VOORZITTER sluit de bespreking van dit agendapunt af.
12. Sluiting
De VOORZITTER stelt voor de rest van de agenda te verdagen naar de vergadering van 1 december 2014. De commissie stemt hiermee in, waarna spreker de vergadering sluit om 23.00 uur.
Aldus vastgesteld in de vergadering van de Commissie MDV van Rijssen-Holten op 1 december 2014.