Commissie MDV 8 december 2014 (20:00 - 22:30)
- Datum:
- 08-12-2014
- Tijd:
- 20:00 - 22:30
- Zaal:
- Raadzaal
- Openbaarheid:
- Openbaar
- Voorzitter:
- dr. E.G. Bosma
- Griffier:
- H.A.J. van de Vliert
- Notulist:
- G.B. Aanstoot-Stam
Aanwezig | Naam |
---|---|
Voorzitter | dr. E.G. Bosma |
SGP | J.W. Reterink, dr. J. Noeverman en J.A. Baan |
CDA | F.J. Wessels, G.D. ten Berge en G. Smelt |
ChristenUnie | mr. W.L. Riezebos-Tessemaker en G. Pas |
Gemeentebelang | W.J.M. Muller, J. Kuiper-Ruitenberg en P. Kroeze |
PvdA | R.W. Meijerink, S. Kök en G. Pluimers-Kremer |
VVD | F.W. Noordam, E.J.W. Deijk en H.A.M. Stegehuis |
Lokaal Liberaal | R.A. de Koe en E. Heuver-Harbers |
D66 | ir. H. Klein Velderman en C. Polman |
Griffier | H.A.J. van de Vliert |
Gemeentesecretaris | J Jansen |
Pers | 1 |
Publiek | 30 |
1. Opening
De VOORZITTER opent de vergadering en heet de aanwezigen van harte welkom.
2. Inventarisatie spreekrecht
De VOORZITTER zegt dat er vier insprekers zijn op agendapunt 13 over het gemeenteorgel: mevrouw Visscher, de heer Van den Berg, de heer Sanderman en de heer Ter Harmsel.
3 Vaststellen definitieve agenda
Na agendapunt 3 wordt het agendapunt Mededelingen toegevoegd.
Agendapunt 13 wordt behandeld na agendapunt 5. De agenda wordt aldus vastgesteld.
3a. Mededelingen
Er zijn geen mededelingen.
4. Vaststellen verslag van commissie MDV van 6 oktober 2014
Het verslag wordt ongewijzigd vastgesteld.
5. Voornemen opheffing Bosschool (Wolterink)
Mevrouw KUIPER zegt dat Gemeentebelang het jammer vindt als de Bosschool als school en schoollocatie verloren gaat. Helaas ziet ook Gemeentebelang voor de raad geen ruimte daarin verandering te brengen. Gemeentebelang heeft nog de volgende vragen:
- In de bijlage staat: “De minister zal voor 1 januari aan ROOS meedelen dat de school per 1 augustus 2015 dient te worden opgeheven”. Is het bekend of de mededeling al is ontvangen bij ROOS?
- Het is bekend dat de Bosschool in overleg is met een andere school over het aangaan van een samenwerkingsverband. Is hierover al nadere informatie bekend?
- Heeft de inzet van de mediator bijgedragen aan het verbeteren van de onderlinge verhoudingen?
- In het kader van reservering op achterstallig onderhoud is de vraag in hoeverre de Bosschool in aanmerking kan komen voor een bruidsschat.
De heer MEIJERINK zegt dat uit de stukken blijkt dat er voor de Bosschool eigenlijk geen hoop meer is. Spreker vraagt de wethouder of hij iets kan zeggen over een dependance en of deze qua schoolgrootte aan dezelfde eisen moet voldoen die gelden voor een zelfstandige vestiging.
De heer WESSELS zegt dat het goed is ook vanavond de betrokkenheid te zien van de aanwezigen namens de Bosschool. Onlangs heeft het CDA tijdens de Open Dag van de Bosschool aangegeven dat de raad geen middelen heeft die ingezet kunnen worden om de school in stand te houden. Het CDA betreurt dat, want de Bosschool is naast een school een echt punt in de gemeenschap. Het gaat echter om een verplichte sluiting volgens artikel 153 van de wet, waarop geen uitzondering mogelijk is.
Het CDA vindt communicatie belangrijk en is benieuwd of de communicatie tussen de ouders en het schoolbestuur door de tussenkomst van de mediator is hersteld.
Op de Open Dag is gezegd dat de enige mogelijkheid voor de Bosschool om open te blijven is dat zij zich voor 1 februari 2015 aangesloten moest hebben bij een andere vereniging. Spreker vraagt hoe groot de wethouder deze kans inschat en of de wethouder met hem van mening is er voor de kinderen en hun ouders voor 1 januari duidelijkheid moet zijn.
Mevrouw RIEZEBOS benadrukt dat de ChristenUnie het ontzettend spijtig vindt dat het doek voor de Bosschool lijkt te gaan vallen. De ChristenUnie is in februari bij de school op bezoek geweest in het kader van behoud van kleine scholen. De Bosschool is een prachtige school in een prachtige omgeving. Sluiting gaat de ChristenUnie enorm aan het hart, mede gezien de locatie in de gemeenschap.
De heer NOORDAM zegt dat het gaat om meer dan sluiting van een school op het platteland. Het is een verarming van het platteland. De vraag rijst waarom men nog op het platteland blijft wonen als de voorzieningen daar verdwijnen. De VVD wil graag weten, als het doek voor de school is gevallen en het gebouw wordt verkocht, of het verschil tussen verkoopwaarde en boekwaarde gereserveerd kan worden voor een kulturhus in Espelo.
Wethouder WOLTERINK zegt dat het college beseft dat de Bosschool het kloppend hart van Espelo is. Iedereen vindt het ontzettend jammer dat het erop lijkt dat de Bosschool moet sluiten. In verband met de teldatum van 1 oktober moet Stichting ROOS één BRIN-nummer inleveren, ténzij er een andere optie is, namelijk dat er gebruik gemaakt kan worden van een gemiddelde schoolgrootte, waarbij een BRIN-nummer niet hoeft te worden ingeleverd. De datum daarvan is 1 februari. Spreker vindt niet dat er vooruitgelopen moet worden op het verkopen van het gebouw en het reserveren van gelden die daaruit voortvloeien.
Op 19 november is er een bijeenkomst geweest, geïnitieerd door het college, waarbij aanwezig waren: een onafhankelijk extern deskundige, de burgemeester, de plv. wethouder Onderwijs, de beleidsambtenaar, het bestuur van Stichting ROOS en een jurist, de schooldirecteur met drie personeelsleden en drie ouders, waaronder de voorzitter van de MR. Het is een goed gesprek geweest, waarbij de extern deskundige heeft aangegeven dat er in theorie nog opties zijn. De uitkomst van het gesprek was dat de ouders een ultiem onderzoek doen om toch nog een oplossing te vinden.
Stichting ROOS heeft in deze situatie zakelijk gecommuniceerd. De ouders zijn vooral emotioneel betrokken.
Spreker heeft alle opties nog eens bekeken. Het fenomeen samenwerkingsschool van twee kleine plattelandsscholen van verschillende signatuur, die tot één school worden samengevoegd, is niet aan de orde, omdat er maar één BRIN-nummer overblijft. Een besturenfusie van de Bosschool met een bijzondere school is in theorie een optie, waarbij de gemeenteraad de Bosschool uit de stichting moet halen. Dat zal niet veel helpen, want op 1 februari heeft de Bosschool nog steeds 25 of 27 leerlingen en is het einde oefening. Mocht de raad daar echter toe besluiten, dan moet de raad de Bosschool overdragen aan een andere stichting met een andere partner, die wel gebruik kan maken van de gemiddelde schoolgrootte. In artikel 16 van de statuten van Stichting ROOS staat dat een dergelijke constructie pas rechtsgeldig wordt één jaar nadat Stichting ROOS daarvan in kennis is gesteld. Kortom, spreker ziet geen mogelijkheden. Met betrekking tot de vraag over de dependance zegt spreker dat men eventueel gebruik zou kunnen maken van een gemiddelde schoolgrootte.
De heer MEIJERINK concludeert dat een school die niet wil fuseren en als aparte dependance wil blijven bestaan, moet voldoen aan de minimale schoolgrootte.
Wethouder WOLTERINK zegt dat als de Bosschool een partner zóu kunnen vinden, dat de schoolgrootte zodanig moet zijn dat er geen BRIN-nummer hoeft te worden ingeleverd.
Tweede termijn
Mevrouw HEUVER zegt dat Lokaal Liberaal ook het kleine sprankje hoop waarover de wethouder sprak, onderzocht wil zien. Ook vindt spreekster dat er uitgebreider antwoord gegeven moet worden op de vraag over een mogelijke fusie van een partij met de Bosschool. Eventueel kan met Stichting ROOS gesproken worden over de opzegtermijn van een jaar. Lokaal Liberaal vindt dat er alles aan gedaan moet worden om tot ‘iets’ te komen. Lokaal Liberaal zou het erg spijtig vinden dat de Bosschool moet sluiten.
De heer KLEIN VELDERMAN zegt dat er volgens de wethouder een school in de buurt moet zijn met het juiste aantal leerlingen voor het schoolgemiddelde. Spreker vraagt of er een dergelijke school of stichting in de omgeving bestaat. Verder vraagt spreker of met Stichting ROOS is overlegd over het inkorten van de hardheidsclausule.
De heer WESSELS zegt dat hij uit de woorden van de wethouder het gevoel kreeg dat er geen opties meer zijn, met name door de opmerking dat samenwerking van de Bosschool met een eventueel andere partner geregeld moet zijn 1 februari. De statuten van Stichting ROOS staan dat niet toe en spreken van een opzegtermijn van een jaar. Spreker vraagt de wethouder of dat een juiste interpretatie is.
De heer MEIJERINK is het eens met de woorden van de heer Wessels. Het ziet er naar uit dat het doek gaat vallen voor de Bosschool. Het is de vraag of het zoeken naar doorstartmogelijkheden verstandig is gezien de schoolgrootte. Een aantal jaren geleden is ook over de Bosschool gesproken naar aanleiding van een Inspectierapport, waarin stevige noten werden gekraakt over de kwaliteit van het onderwijs. Dat had niets te maken met de inzet van de leerlingen, het personeel of de ouders van de Bosschool, maar wel met de schoolgrootte. Gezien de prognoses is het niet de verwachting dat het leerlingenaantal van de Bosschool stijgt. Bij een school is de kwaliteit van het onderwijs het belangrijkste. De conclusie moet volgens spreker daarom zijn, hoe jammer het ook is voor de rol van de school in de gemeenschap van Espelo, dat het in onderwijskundig opzicht wellicht het verstandigst is om tot sluiting van de school over te gaan.
De heer MULLER zegt bij interruptie dat het Inspectierapport in 2012 inmiddels niet meer geldt en geen onderdeel van de beoordeling hoeft te zijn.
De heer MEIJERINK zegt dat het destijds ging om de schoolgrootte. De redenen die toen werden gegeven waren volkomen plausibel. De schoolgrootte zal voorlopig niet veranderen en ook niet het aantal leerkrachten, waardoor bepaalde taken of specialismen blijven liggen. Het Inspectierapport uit 2012 kan er ondertussen beter uitzien, maar het gaat om fundamentele zaken die alleen opgelost kunnen worden door groei van het aantal leerlingen. De prognoses tonen echter aan dat dat in de toekomst niet gebeurt. Wat spreker betreft moet de kwaliteit van het onderwijs boven alles gaan.
De heer NOORDAM zegt dat de kwaliteit van het onderwijs niet in het geding mag komen. Als dat het geval is, haakt de VVD af. De Bosschool heeft decennialang bestaan en het gaat veel verder dan dat het alleen een school is. Het heeft wat de VVD betreft ook een kernfunctie.
Spreker proefde uit de woorden van de wethouder eveneens een sprankje hoop. Naar aanleiding van de woorden van de heer Wessels zegt spreker dat statuten geen vast gegeven zijn en gewijzigd kunnen worden als daartoe aanleiding is. Dat geeft flexibiliteit in het zoeken naar oplossingen.
De wethouder zegt dat hij niet wil vooruitlopen op verkoop van de school. Spreker zegt dat dat moment wel bereikt lijkt te zijn en herhaalt zijn vraag of de wethouder, als er middelen over zijn, bereid is die te investeren in de kernfunctie van de Espelose gemeenschap
De heer MULLER zegt dat de zorgen over de kwaliteit van het onderwijs voor Gemeentebelang geen onderdeel zijn van de overwegingen. De Inspectie heeft nadrukkelijk het vertrouwen uitgesproken in de kwaliteit van het onderwijs van de Bosschool. Als er mogelijkheden zijn voor het openblijven van de school, dan sluit Gemeentebelang zich daarbij graag aan.
Wethouder WOLTERINK zegt dat iedereen het jammer vindt dat de Bosschool moet sluiten.
De heer Meijerink sprak over de kwaliteit van het onderwijs. Spreker is het daarmee eens. Er zijn momenteel 27 leerlingen bij de Bosschool, waarvan 20 uit Espelo en 7 van elders. Van de 27 leerlingen zit tweederde in de bovenbouw en zal snel uitstromen. De kans dat de Bosschool verder daalt in leerlingenaantal is volgens spreker dan ook groot.
Het Inspectierapport was in eerste instantie inderdaad vrij negatief. Later is dat bijgesteld. De kwaliteit van het onderwijs op de Bosschool is niet ter discussie.
De hardheidsclausule op artikel 16 is niet aan de orde. Een hardheidsclausule is er voor zaken die geregeld kunnen worden. De vraag is of Stichting ROOS daaraan überhaupt wil meewerken.
De heer KLEIN VELDERMAN vraagt bij interruptie of de wethouder dat heeft besproken met Stichting ROOS.
Wethouder WOLTERINK zegt dat hij zelf alle opties heeft onderzocht en dat die vorige week allemaal met Stichting ROOS zijn besproken. De ouders zijn nog op zoek naar een escape, maar spreker is van mening dat er geen opties zijn.
De heer WESSELS zegt dat er in theorie nog één optie is: voor 1 februari moet de Bosschool zich aansluiten bij een andere stichting, waarbij een beroep kan worden gedaan op de gemiddelde groepsgrootte. Spreker vraagt of Stichting ROOS bereid is daarover mee te denken.
Wethouder WOLTERINK zegt dat hij in het algemeen er met Stichting ROOS wel over heeft gesproken. Er spelen in dat scenario veel andere zaken mee, zoals de afwikkeling van de financiën, plaatsing van het personeel en wat het betekent voor het openbaar en het bijzonder onderwijs in Rijssen-Holten. Spreker gaat ervan uit dat Stichting ROOS aan een dergelijke constructie, mocht die al mogelijk zijn, niet zondermeer zal meewerken.
Op de vraag van de heer Noordam over eventuele middelen die overblijven na verkoop van de school, zegt spreker dat de raad zelf het budgetrecht heeft.
De VOORZITTER concludeert dat het college geen opties meer ziet voor de Bosschool. De commissie hoeft daarover op dit moment geen besluit te nemen. Het besluit van het ministerie moet afgewacht worden. In de tussentijd ondernemen de ouders wellicht nog actie.
(De heer Tijhof is ter vergadering gekomen om 20.30 uur.)
13. Motivatie ChristenUnie voor agendering gemeente-orgel
Mevrouw Visscher van de CAR (Cultuur Adviesraad) spreekt in en zegt dat de CAR zich over het al dan niet van de hand doen van het stadhuisorgel geen mening heeft kunnen vormen, omdat de voor- en tegenargumenten bij de CAR niet bekend zijn. De CAR betreurt het dat haar geen advies is gevraagd in deze zaak en begrijpt niet waarom deze door het college van B&W zelf ingestelde adviesraad wordt genegeerd, terwijl er toch sprake is van een duidelijke beleidswijziging op het gebied van kunst en cultuur. In het ‘Reglement Cultuuradviesraad gemeente Rijssen-Holten’ staat hierover: “Een cultuuradviesraad die wordt betrokken bij de voorbereiding van beleid betreffende kunst en cultuur”. Helaas merkt de CAR er weinig van dat zij betrokken wordt bij de voorbereiding van het beleid. Sterker nog, de leden van de CAR moesten via de media vernemen dat er een besluit was genomen om het stadhuisorgel van de hand te doen. Spreekster vraagt zich af of het college op dezelfde manier volgend jaar besluit de Nagelhout-collectie van de hand te doen, als mocht blijken dat daar extra in geïnvesteerd moet worden.
Voor de goede orde zegt spreekster dat zij deze nieuwe CAR – op verzoek van toenmalig wethouder Ter Keurst – heeft samengesteld en in samenspraak met de afdeling Mens en Werk verder heeft vormgegeven. Rijssen en Holten zijn nu in de CAR gelijkelijk vertegenwoordigd met mannen en vrouwen die de gemeente - vanuit hun uiteenlopende kennis en ervaring, opgedaan in de culturele sector - graag gevraagd en ongevraagd van advies willen dienen. Daarvoor is informatie vanuit de gemeente onontbeerlijk. De CAR roept de commissie daarom op het college op te dragen het genomen besluit over het stadhuisorgel terug te trekken en vervolgens het advies van de heer Sanderman dat de commissie heeft ontvangen, goed te bestuderen en ook de CAR om advies te vragen. Hiermee geven de raad en het college aan dat zij de CAR serieus nemen. Ten slotte wil de CAR op korte termijn met de wethouder in overleg treden met het doel de samenwerking te optimaliseren.
De heer NOORDAM zegt dat voor de VVD het laatste moment waarop met de CAR is gecommuniceerd van belang is.
Mevrouw VISSCHER zegt dat de communicatie van de CAR met de gemeente tot nu toe beperkt is gebleven tot het beoordelen van de subsidieaanvragen. De CAR gaat daar zorgvuldig en oplossingsgericht mee om. Soms zijn aanvragen niet heel handig geformuleerd, zodat deze niet in aanmerking komen voor subsidie. Dat is vaak een kwestie van onwennigheid bij de aanvragers. De CAR gaat daar vervolgens mee in gesprek en adviseert en begeleidt daarin waar nodig.
De heer VAN DEN BERG spreekt in en refereert aan een Rijssen dat wordt gekarakteriseerd door een gedreven bouw- en transportwereld, waar het ‘protestantse’ en ‘gereformeerde’ de boventoon voert en waar men elkaar grotendeels kent bij de scheldnaam. In het Rijssens volkslied staat het omschreven als: “Er is mear één Riessen”. Daar zijn de Rijssenaren trots op en dat geeft Rijssen een uniek karakter. Wat nog meer uniek is, is het orgel in het stadhuis. Rotterdam en Rijssen zijn de enige gemeenten in Nederland waar nog een stadhuisorgel aanwezig is. De bouw van het orgel werd geopperd door toenmalig burgemeester Smit, omdat er rond 1970 in Rijssen weinig culturele voorzieningen waren. Het stadhuisorgel is op 19 april 1977 in gebruik genomen. Het orgel heeft 12 stemmen, twee klavieren en pedaal en 706 pijpen.
Het voorstel van het gemeentebestuur om een passende locatie te vinden ‑ en mocht dit niet lukken, het orgel zelfs te verkopen ‑ staat dwars op de reden dat het stadhuisorgel destijds is aangeschaft, namelijk het cultureel leven in Rijssen nieuw leven inblazen. Niet alleen verdwijnt er een stukje cultuur uit Rijssen, uit het gemeentehuis om precies te zijn, maar er worden ook kansen ontnomen: kansen voor de huidige stadsorganist, om de klanken van het orgel ten gehore te brengen, kansen voor aanstormende talenten, die op dit moment op muziekscholen het orgelvak leren of gewoon voor de liefhebber die van de grootse klank van het orgel houdt. De grootste en wellicht de belangrijkste groep zijn de luisteraars, die op dit moment nog de kans krijgen om te genieten van de muziek die voor hen gespeeld wordt. Musici laten hun kunde op het orgel los, om de luisteraars te laten proeven van een schitterend instrument en haar klanken. Al deze mensen, organisten, leerlingen, componisten, liefhebbers, luisteraars, de inwoners van Rijssen, Holten en daarbuiten, wordt met het voorstel dat er nu ligt de kans ontnomen om te genieten van dit stukje Rijssense cultuur op een bijzondere locatie, in een publieke ruimte waar normaliter politiek bedreven wordt, het gemeentehuis. Het is een logische gedachte dat een orgel vaak wordt gezien als een religieus muziekinstrument, aangezien kerk en orgel vaak in één zin genoemd worden. Bovendien zijn de meeste orgels in kerken te vinden.
Spreker sprak aan het begin van zijn verhaal over het unieke karakter van Rijssen en hoe uniek het is om een orgel in het gemeentehuis te hebben. Met dit voorstel gaat juist dat unieke aspect verloren. Bovendien zijn niet alle orgels geschikt als concertorgel, maar juist dit orgel is er speciaal voor gebouwd. Baserend op een onderzoek van een student van het Prins Claus Conservatorium moet een gemeente beginnen met zelfkritisch te zijn en goed na te gaan wat de kwaliteiten van het orgel zijn, wat het orgel betekent voor de stad, voor haar inwoners en voor de orgelcultuur. Er kan samengewerkt worden met mensen die creativiteit en kwaliteit nastreven en er kan nieuwe, hedendaagse orgelmuziek klinken. Dit zijn enkele suggesties, maar wat de gemeenteraad ook doet, het moet gedaan worden met kwaliteit. Dat moet uitgedragen worden naar de buitenwereld door het orgel op deze locatie te laten klinken. De gemeente moet trots zijn dat het zo’n uniek instrument in handen heeft.
De heer NOORDAM vraagt de heer Van den Berg of bij hem, nadat het voorstel van het college bekend werd, de enthousiaste gedachte is ontstaan om te zoeken naar sponsoren.
De heer VAN DEN BERG zegt dat hij dat zeker wil gaan doen als dat de oplossing is om het orgel te houden in het gemeentehuis.
De heer KLEIN VELDERMAN vraagt wat de heer Van den Berg vindt van de akoestiek in de Brusselzaal voor het bespelen van het orgel. Verder vraagt spreker hoe zwaar de heer Van den Berg tilt aan het feit dat het orgel in het gemeentehuis staat. Volgens spreker hecht de heer Van den Berg er vooral belang aan dat het orgel gebruikt wordt en dat er veel mensen naar een concert kunnen gaan.
De heer VAN DEN BERG zegt dat de heer Sanderman, de volgende inspreker, antwoord kan geven op de vraag over de akoestiek. Het gemeentehuis als locatie voor het orgel is prima. Het is een publieke ruimte. Een van de genoemde opties is de kelder van het Parkgebouw, dat zou een schande zijn.
De heer SANDERMAN (stadsorganist) spreekt in en zegt dat een gemeentebestuur erg goede redenen moet hebben om terug te komen op eerder gedane toezeggingen. Er is na de verkiezingen in maart een andere raad en een ander college gekomen, maar een gemeentebestuur wil betrouwbaar zijn en niet zomaar terugdraaien wat de voorgangers hebben beloofd.
Spreker heeft de commissie schriftelijk al uiteengezet op welke punten het bestuursvoorstel om afstand te doen van het stadhuisorgel discutabel of onjuist is. Vanavond beperkt hij zich tot twee zaken.
Als stadsorganist heeft spreker het signaal gegeven dat het orgel te lijden heeft van de droge lucht. In het rapport dat orgelmaker Boogaard op verzoek van spreker hierover heeft uitgebracht, staat dat er echt iets moet worden gedaan aan de luchtvochtigheid. Er zijn ook vervolgstappen gezet, waarbij spreker niet betrokken is geweest. Voorzover hij weet is er één offerte gevraagd voor bevochtiging. Die offerte was zo hoog dat snel geconcludeerd werd dat het orgel dan maar moest vertrekken. Spreker vraagt waarom er alleen bij de firma Van Dam offerte is gevraagd en of deze firma verstand heeft van bevochtiging rondom orgels; dat is namelijk een heel specifiek vakgebied met gespecialiseerde firma’s. Toen spreker op persoonlijk titel bij een van die specialisten informatie inwon, werd hem verzekerd dat het veel goedkoper kan en dat de stoombevochtiger die Van Dam heeft geoffreerd ongeveer het slechtste is wat je een orgel kunt aandoen. Zowel de eenmalige kosten voor aanschaf van een bevochtigingsinstallatie als de jaarlijkse onderhoudskosten worden door deze specialistische firma geraamd op ongeveer eenderde van de bedragen uit de offerte van Van Dam. Spreker vraagt zich af of een ongeschikt apparaat voor een veel te hoge prijs de basis is om het orgel weg te doen.
Vorig jaar bij de kadernotabehandeling heeft spreker aangegeven dat hij zijn bescheiden vergoeding als stadsorganist beschikbaar stelde als wisselgeld tegen de harde toezegging dat het orgel hier blijft en gebruikt blijft worden. In het bestuursvoorstel dat nu voorligt staat weliswaar dat de vergoeding voor de stadsorganist tot 2014 beschikbaar is, maar er staat niet bij voor wie. Spreker benadrukt dat die vergoeding per november 2013 al is stopgezet. De gemeente heeft dus een stadsorganist op declaratiebasis, maar die nu wordt geconfronteerd met een bestuursvoorstel om het orgel toch af te stoten. Spreker plaatst dan ook grote vraagtekens bij de argumentatie van het bestuursbesluit.
Er worden in Nederland steeds meer stadsorganisten benoemd, juist omdat gemeentebesturen inzien dat een orgel een stukje cultureel erfgoed is dat grote waarde heeft en representatief kan zijn voor de stad. Vaak gaat het daarbij om een historisch kerkorgel, zoals het orgel in de Dionisiuskerk, dat een rijksmonument is. Zo’n orgel is een cultureel visitekaartje voor de stad, dat de stadsorganist kan presenteren. Met een stadhuisorgel is een gemeente uniek. Daar moet men zuinig op zijn, het koesteren en laten klinken in het gemeentehuis.
De heer DE KOE vraagt of de stadsorganist mogelijkheden ziet om in overleg met de CAR te komen tot een oplossing. Voorts vraagt spreker of er gezien het bijzondere karakter van de kern Rijssen momenteel mensen zijn die orgelspelen leren op het stadhuisorgel.
De heer SANDERMAN zegt dat er nog steeds heel wat orgelleerlingen zijn bij de Muziekschool en dat er particuliere docenten zijn die hierin lesgeven. Er kan overlegd worden met de CAR, maar eerst moet er een probleem geformuleerd zijn. In het bestuursvoorstel mist spreker de onderbouwing waarom het orgel uit het gemeentehuis moet verdwijnen. Daarover moet eerst gesproken worden.
Spreker gaat in op de vraag over de akoestiek. De Brusselzaal lijkt op het eerste oog helemaal niet geschikt voor orgelconcerten. Zodra er echter een concert is dan klinkt dat heel prettig in deze zaal. De akoestiek is er slecht, maar toch heeft men er geen last van. Spreker noemt het iets eigens.
De heer TER HARMSEL spreekt in namens de werkgroep Muziek in de Brusselzaal. De werkgroep is sinds een jaar weer erg levendig en actief. Op eigen (burger-)initiatief heeft de werkgroep de sponsoring en financiering van de concertserie opgepakt, nadat de subsidie aan de Kulturele Raad Rijssen was stopgezet. De werkgroep heeft tien sponsoren aan zich weten te binden voor vijf jaar, lopend vanaf 2014. Wat de werkgroep en de sponsoren betreft komt er nog lang geen einde aan de concertenserie. De werkgroep is met deze constructie in staat een gezonde financiële huishouding te voeren en de kosten van de concerten zelf te dragen en hoeft niet bij de gemeente aan te kloppen om ondersteuning.
De werkgroep heeft het afgelopen jaar flink geïnvesteerd in media-aandacht voor de concerten, onder andere met hulp van een elektronische nieuwsbrief, die aan ruim 60 abonnees wordt verstuurd en gemiddeld door ruim 110 contacten wordt gelezen. Afgaand op de grote opkomst bij ieder concert van het afgelopen jaar, met gemiddeld 70 à 80 bezoekers per avond, ziet de werkgroep dat de populariteit van de concertserie onverminderd groot is gebleven en zeker in een behoefte voorziet.
De formule voor de concertserie is altijd geweest: door en voor Rijssenaren, met als doel het bevorderen van de gemeenschapszin en tevens de muzikale ontwikkeling van de Rijssenaren, laagdrempelig, de toegang is gratis, het vindt plaats in een centraal en openbaar gebouw en op de donderdagavond. Daarmee worden jarenlang vele Rijssenaren bereikt. Mede vanuit het verleden, toen er weinig andere plekken waren waar men concerten kon organiseren, speelt het stadhuisorgel en de bijbehorende concertserie klaarblijkelijk nog steeds een prominente plek in het culturele leven van Rijssen.
De werkgroep pleit dringend voor behoud van het orgel in de Brusselzaal en doet een dringend verzoek aan de gemeente om de kosten voor onderhoud en herstel, inclusief luchtbevochtiging, te realiseren. Daarmee kan de concertenserie als een klinkend monument, dat herinnert aan een periode van ruim 40 jaar, worden behouden. De werkgroep realiseert zich dat dit voor nu een relatief groot bedrag van de gemeente vergt; hoewel misschien een second opinion op de nu geoffreerde bevochtiging verstandig is. Als dit echter over vijf jaar, dezelfde termijn als waarvoor de sponsoren zonder aarzelen tekenden, wordt uitgesmeerd, dan is de werkgroep van mening dat het voor de gemeente absoluut te doen is. Als de onderhoudsmaatregelen genomen zijn, kan de werkgroep met de sponsorgelden financieel onafhankelijk van de gemeente verder om dit prachtige monument met relatief weinig moeite te behouden. Daarmee staat de gemeente de sponsoren bij, die zich voor langere termijn aan de concertserie hebben gecommitteerd, en ook de trouwe bezoekers en vrijwilligers, inclusief de musici, in deze toch al zuinige tijden.
De heer NOORDAM zegt dat de motie die ooit is ingediend is overgenomen door het college. Daarin staat: “Daarbij in overleg met de stadsorganist naar mogelijkheden te zoeken die het orgel als concertinstrument beter tot zijn recht laten komen”. Dat is een oproep geweest aan het college, dus daar moet iets mee gedaan zijn.
De heer SANDERMAN zegt dat er geen overleg is geweest tussen college en de werkgroep Muziek in de Brusselzaal.
Mevrouw RIEZEBOS zegt dat juist daarom de commissie Muziek in de Brusselzaal is opgericht. Die commissie heeft een indrukwekkend aantal sponsoren geregeld, waardoor de concerten tot 2019 kunnen plaatsvinden in de Brusselzaal op het stadsorgel.
De VOORZITTER geeft aan dat de ChristenUnie heeft verzocht om agendering, maar er ligt ook een stuk dat opiniërend door het college is aangeboden. Hij geeft het woord daarom vooraf aan mw. Riezebos en aan de portefeuillehouder om het agendapunt in te leiden.
Mevrouw RIEZEBOS zegt dat de ChristenUnie in haar motivatie voor agendering van dit onderwerp, aangeeft dat er een aantal onjuistheden in het bestuursvoorstel staat. Er wordt o.a. gezegd dat het om een motie ging van de SGP, maar het was een motie van de SGP en de ChristenUnie. Verder gaat het om de vergoeding van de stadsorganist, die al bij de kaderstelling in juni 2013 is verdwenen. In de motivatie geeft de ChristenUnie ook aan dat er meer dan twee concerten per jaar georganiseerd worden dankzij alle sponsoren.
In het bestuursvoorstel staat dat de stadsorganist en de concertcommissie geïnformeerd moeten worden. Dat lijkt de ChristenUnie minimaal. De stadsorganist is de professional en heeft verstand van het orgel. In de kaderstellende vergadering van 28 juni 2013 is afgesproken dat het in overleg met de stadsorganist zou gaan. Alleen informeren over het afstoten van een orgel is niet voldoende. Ook de stadsorganist heeft onjuistheden in het bestuursvoorstel geconstateerd en de commissie daarvan op de hoogte gesteld. Het is daarom goed het onderwerp nog een keer te bespreken.
De commissie MDV heeft in de vergadering van 4 maart 2014 kennis genomen van het reglement van de CAR en de nadere regels voor het cultuurbudget. Daarbij ís inderdaad gezegd dat deze cultuuradviesraad het college adviseert. Vervolgens is de cultuurnota behandeld, waarbij bleek dat de CAR niet om advies was gevraagd. Het is in Rijssen-Holten een goede gewoonte om adviesraden uitermate serieus te nemen. De wethouder heeft destijds uitgebreid zijn excuses aangeboden, omdat de CAR niet was geconsulteerd. Nu is hetzelfde gebeurd met het besluit over het stadsorgel. Spreekster verzoekt de wethouder dringend het besluit te herzien en met de CAR en met de stadsorganist in overleg te gaan om gezamenlijk te zoeken naar een oplossing.
In de kaderstellende vergadering van 28 juni 2013 heeft de stadsorganist het volgende gezegd. “Beseffen wij wel hoe uniek het is dat wij in Rijssen een orgel hebben? Willen wij ons daar sterk voor maken? Oké, ik heb een voorstel. Als u dan geholpen bent met de paar centen die ik als stadsorganist krijgt, dan zou ik zeggen: maak er een onbezoldigd erebaantje van en laat die organist zijn werk doen op declaratiebasis. Het levert niet veel op. Het gaat maar om een bescheiden bedrag dat in die 35 jaar nog nooit geïndexeerd is. Nog geen 15% van het hier genoemde bedrag van € 3700. Maar als het moet, lever ik het wel in tegen de harde toezegging dat het orgel hier blijft en gebruikt blijft worden. Het staat er voor de bevolking en dat mogen wij de bevolking niet afnemen.” Spreekster heeft de geluidsopname van de betreffende vergadering nageluisterd. In die vergadering is de uitspraak gedaan: het stadhuisorgel blijft staan, we bouwen er geen gemeentehuis omheen, maar het stadhuisorgel blijft staan.
Spreekster roept nogmaals de wethouder op het besluit te heroverwegen, tot een goede oplossing te komen en het stadhuisorgel te behouden voor het gemeentehuis van Rijssen-Holten.
Wethouder CORNELISSEN zegt dat toen de motie door het college werd overgenomen, door wethouder Ter Keurst is gezegd: “Het gaat hier om het dekken van de kosten van de stadsorganist en het stemmen van het orgel. Het college stelt voor de kosten van de stadsorganist niet langer te dekken uit de gemeentelijke begroting. Tot op heden werd de Brusselzaal om niet ter beschikking gesteld. De kosten zouden gedekt kunnen worden uit het heffen van entree. Onder toevoeging van datgene wat is verwoord in de opdracht van het college, is spreker bereid de motie over te nemen.”
Er is door mevrouw Riezebos gevraagd of de wethouder het voorstel wil herzien. Spreker wijst erop dat het een collégevoorstel betreft en niet een voorstel van de wethouder.
Met die overgenomen motie is het college aan de slag gegaan. Daarbij bleken er wat problemen te zijn met het orgel, met name vanwege de droge lucht. Uiteindelijk is met de firma Boogaard en de firma Van Dam en iemand van de facilitaire dienst gekeken naar het orgel. Daarbij is gesproken over luchtbevochtiging in een ruimte die ook gebruikt wordt voor andere doeleinden. De klimaatbeheersing wordt nu verzorgd door de firma Van Dam.
De boodschap die in de kaderstellende vergadering is meegegeven was dat het in elk geval niet de gemeentebegroting zou mogen raken. Die opdracht kan niet vervuld worden door het college met de destijds gestelde voorwaarden. Om die reden legt het college een voorstel voor om de opinie van de commissie te horen.
Eerste termijn
De heer DE KOE zegt dat de wethouder geen uitvoering kan geven aan de motie, maar dat hij wel, zonder tussenkomst van de raad, de beslissing neemt dat er afstand wordt gedaan van het orgel. Spreker verzoekt de wethouder daarop een reactie te geven.
Uit de inspraak van mevrouw Visscher blijkt dat de CAR niet betrokken is bij de beslissing van het college om het orgel van de hand te doen. Ook daarop verzoekt spreker een reactie en hij vraagt voorts hoe het college erover denkt om voordat er een beslissing wordt genomen de CAR alsnog te betrekken bij de besluitvorming.
Er is een toezegging gedaan aan de stadsorganist: als hij zijn vergoeding inlevert, blijft het orgel staan. Het getuigt niet van een betrouwbaar bestuur als die toezegging nu niet wordt nagekomen.
Er wordt een aantal punten aangedragen door de stadsorganist over het onderhoud en de onderhoudskosten, waarbij hij stelt dat dat goedkoper gedaan kan worden. Spreker vraagt of het niet beter was geweest dat dat soort zaken met de CAR en de stadsorganist was besproken, waardoor er misschien goedkopere opties op tafel gekomen waren. Na de woorden van de insprekers blijkt dat de stadsorganist niet een uitstervend ras te zijn. Spreker vraagt of dat niet pleit voor het behoud van een goed orgel in deze gemeente.
De heer MEIJERINK stelt voor het bestuursvoorstel op dit moment niet te behandelen. Volgens de heer Sanderman staat er een aantal onjuistheden in. Daarnaast blijkt de CAR niet geraadpleegd te zijn. Er moet daarom eerst een voorstel voorgelegd worden, waarin de zaken correct op een rijtje staan en waarbij er een advies van de CAR naast komt te liggen. Daarna kan de commissie er inhoudelijk over spreken.
De VOORZITTER zegt dat de heer Meijerink een ordevoorstel doet om het voorstel te verdagen.
De heer DE KOE zegt dat zijn vragen beantwoord kunnen worden. Dan is duidelijk of er juridisch juist gehandeld is. Daarna mag het voorstel wat hem betreft verdaagd worden, maar op dit moment niet.
Mevrouw RIEZEBOS zegt dat er inderdaad sprake is van een collegebevoegd, het was onjuist van haar dit voorstel een voorstel van de wethouder te noemen. Wat betreft het ordevoorstel is het handig ook de mening van het college te horen.'
Spreekster zegt verder dat zij naast de CAR ook de orgelprofessional bij uitstek, de heer Sanderman, bij het voorstel zou willen betrekken.
De sponsoren van de werkgroep Muziek in de Brusselzaal worden een beetje geschoffeerd. Zij zeggen sponsorgelden toe voor vijf jaar en vervolgens wordt het orgel van de hand gedaan.
De heer KLEIN VELDERMAN zegt dat D66 voor het behoud van cultuur is in de gemeente en voorstander is van vooraf communiceren met belanghebbenden. D66 steunt het ordevoorstel.
De heer TEN BERGE zegt dat het CDA het ordevoorstel niet steunt, maar benieuwd is naar de mening van het college. Het is een aangelegenheid van het college, waarover opiniërend gediscussieerd kan worden. Het voorstel hoeft niet verdaagd te worden.
De VOORZITTER concludeert dat de heer Ten Berge stelt dat er een opiniërend voorstel voorligt, waarover nu gesproken kan worden, zodat het college de mening van de commissie kan meenemen. Het college kan vervolgens op een later tijdstip met de juiste gegevens komen.
Spreker peilt de mening van de overige fracties en concludeert dat een meerderheid op dit moment over het voorstel wil discussiëren, omdat het stuk opiniërend voorligt. De eerste termijn van de behandeling wordt voortgezet.
De heer MEIJERINK zegt dat er een aantal onjuistheden in het stuk staat en dat het advies van de CAR en het advies van de stadsorganist ontbreken. Dat had spreker graag willen betrekken bij de behandeling van dit agendapunt. Op dit moment kan hij er niets mee.
De heer NOORDAM zegt dat de gang van zaken onzorgvuldig is geweest. De heer Meijerink heeft gelijk, maar spreker hecht eraan toch vanavond de discussie te voeren.
Spreker heeft zich met name geconcentreerd op wat er staat bij “overwegende dat”. Op grond daarvan hebben SGP en ChristenUnie destijds de motie ingediend en heeft het college de motie overgenomen. Daarvan is niets terug te vinden. Spreker verzoekt het college een reactie te geven.
De heer RETERINK zegt dat de SGP zich grotendeels herkent in de woorden van mevrouw Riezebos en graag wil dat de zaak met de genoemde betrokken partijen opnieuw ter tafel komt en dat onjuistheden en verkeerd geformuleerde zaken rechtgezet worden. Spreker kan zich voorstellen dat het college zegt niet te kunnen voldoen aan de motie, omdat dat geld gaat kosten. Het is echter vervolgens aan de raad daar iets mee te doen.
De heer MULLER zegt dat hij waardering heeft voor de insprekers, in het bijzonder voor mevrouw Visscher. Zij heeft ongevraagd haar verantwoordelijkheid genomen met betrekking tot de CAR. Spreker is blij dat de vorige wethouder de CAR met betrokken mensen heeft kunnen bezetten.
De vraag die wat spreker betreft aan de orde is, is of er een ander voorstel voorgelegd zou zijn als de informatie van de heer Sanderman eerder beschikbaar was geweest. Spreker vraagt of die informatie gedeeld wordt door het college of dat dit ter discussie staat. Persoonlijk vindt spreker dat het voorstel ingetrokken moet worden op basis van de informatie die nu is gegeven en gezien de procedure en dat de commissie er later op terug kan komen.
Mevrouw RIEZEBOS zegt dat zij van de wethouder een reactie wil horen op het negeren van de CAR.
Wethouder CORNELISSEN zegt naar aanleiding van de woorden van de heer Noordam, dat is gebleken dat het college problemen heeft bij het uitvoeren van die motie. Om deze reden wordt nu in de eerste plaats de commissie daarover geïnformeerd, zodat dit opiniërend behandeld kan worden.
De heer NOORDAM vraagt bij interruptie welke energie de wethouder gestoken heeft in het behouden van het stadsorgel, volgens de oproep in de motie, en of er is gezocht naar sponsoren.
Wethouder CORNELISSEN zegt dat het college niet heeft gezocht naar sponsoren voor het probleem van de luchtbevochtiging.
Het klopt dat het reglement van de CAR aan de orde is op het moment dat er beleid wordt gemaakt. Spreker heeft destijds zijn excuses aangeboden voor het feit dat de CAR betrokken had moeten zijn bij de bespreking van de cultuurnota. De CAR heeft een brief ontvangen, waarin is uiteengezet dat het college ervoor kiest om het onderwerp in eerste instantie te bespreken in de commissie c.q. de raad, omdat de motie niet uitgevoerd kan worden.
De heer DE KOE zegt bij interruptie dat de CAR een adviesraad is en dat de commissie het advies van de CAR heel goed kan gebruiken bij het nemen van een beslissing. Spreker wil van de wethouder weten waarom hij de weg heeft bewandeld, die hij zojuist aangaf.
De heer NOORDAM interrumpeert de heer de Koe en zegt dat hij zich wil concentreren op de motie en wat daarover is afgesproken.
Wethouder CORNELISSEN zegt dat er problemen zijn geconstateerd met het orgel. De heer Sanderman was daarbij aanwezig.
Mevrouw RIEZEBOS zegt bij interruptie dat er een offerte is gevraagd voor de Brusselzaal en niet zozeer voor het oplossen van de problemen rondom het orgel.
Wethouder CORNELISSEN zegt dat er breder is gekeken dan alleen naar de Brusselzaal. Orgelmakerij Boogaard geeft aan dat er een aantal terugkerende kosten zal zijn als de reparaties zijn uitgevoerd en de luchtbevochtiging is gerealiseerd. Nu deze kosten naar voren kwamen, is er een andere situatie ontstaan. Het stuk ligt opiniërend voor. De specifieke vraag die voorligt en waarop het college antwoord wil krijgen, is of de commissie met die kosten het orgel wil behouden.
Tweede termijn
De VOORZITTER verzoekt de commissie zich te beperken tot de politieke discussie. Technische vragen kunnen eventueel afzonderlijk worden doorgestuurd.
De heer RETERINK zegt dat hij erbij blijft dat als het college geen invulling kan geven aan de motie, omdat dit vastloopt op de financiën, het aan de commissie is om een keuze te maken. Het college moet daarom na overleg met de stadsorganist en de CAR een goed voorstel voorleggen met betrekking tot de eventuele kosten. Het plaatje dat nu voorligt, moet daarbij niet leidend zijn.
De heer NOORDAM interrumpeert de heer Reterink en vraagt wat zijn mening is over wat de wethouder heeft gezegd over het niet uitvoeren van de motie.
De heer RETERINK zegt dat als de wethouder zich niet heeft gehouden aan de motie, duidelijk is dat dat niet goed is.
De heer TEN BERGE zegt dat de essentiële vraag voorligt of de raad er geld voor over heeft om het orgel te behouden. Zoals de heer Reterink zegt, is het aan de raad daarover verder te discussiëren. Spreker is met de SGP van mening dat daarover opnieuw in de commissie gesproken moet worden.
Mevrouw RIEZEBOS sluit zich aan bij de woorden van de heren Reterink en Ten Berge. Als het bestuursvoorstel terugkomt in de commissie, moet dat goed gedocumenteerd gebeuren en niet met halve waarheden en onjuistheden. De CAR, die ten tijde van de motie nog niet bestond, en de stadsorganist moeten geconsulteerd worden. Spreekster stelt voor dat het college het voorstel nu terugneemt. De raad kan dan bij de kaderstelling een afweging maken.
De heer DE KOE zegt dat het bestuurlijk niet juist is de motie op deze wijze uit te voeren. Het bestuursvoorstel past niet bij de motie. Toezeggingen die in het verleden gedaan zijn, komen niet geheel overeen met het voorliggende voorstel. De CAR en de stadsorganist moeten geconsulteerd worden over de technische kant en de culturele kant. Spreker vindt het verstandig als het college het voorstel terugneemt en de commissie daarover later informeert.
De heer KLEIN VELDERMAN constateert naar aanleiding van het voorliggende bestuursvoorstel dat er onzorgvuldig is gehandeld. De CAR is niet benaderd op een herkenbare manier. D66 vindt het belangrijk voordat een dergelijke motie wordt uitgewerkt, dat alle mogelijkheden onderzocht zijn. Wellicht was er dan, in samenspraak met de CAR, een andere oplossing voorgelegd. D66 steunt het verzoek aan het college om dit voorstel in te trekken.
De heer MULLER zegt dat Gemeentebelang in de eerste termijn haar keuze al heeft aangegeven. Spreker blijft zich verbazen over het feit dat niet duidelijk is wat de kosten zijn van het hele traject. Dat is een van de hoofdzaken in deze discussie. Te zijner tijd moet volledige en juiste informatie voorgelegd worden.
De heer NOORDAM zegt dat hij moeite blijft houden met de manier waarop de motie terzijde wordt geschoven. Onder punt 1 van de motie staat: “naar wegen te zoeken die het mogelijk maken dat het orgel zijn functie als concertinstrument behoudt”. De portefeuillehouder heeft in de eerste termijn gezegd dat hij dat niet heeft gedaan. Dat betekent dat de motie niet is uitgevoerd. Daarover moet een uitspraak gedaan worden. De vraag is wat er nu gebeurt.
Wethouder CORNELISSEN zegt dat er discussie is over de geoffreerde luchtbevochtiger. De insteek was dat vooral aansluiting is gezocht met de huidige klimaatbeheersing in het gemeentehuis. Daarover is overleg geweest met orgelmakerij Boogaard, die uiteindelijk de offerte heeft gemaakt. Het college constateert dat dit een behoorlijk bedrag is. Een punt dat het college destijds heeft benadrukt, is dat de uitvoering van de motie geen kosten met zich mee mocht brengen voor de begroting.
De heer NOORDAM vraagt of de wethouder bereid is, horende de commissie, het voorstel terug te nemen.
Wethouder CORNELISSEN zegt dat hem vragen zijn gesteld, die hij wil beantwoorden.
De offerte die er nu ligt, zou in een volgend stadium lager kunnen uitvallen bij een andere leverancier. Het kostenaspect blijft echter overeind. Spreker wil een onderscheid maken in het bespelen van het orgel en de financiële consequenties in verband met de luchtbevochtiging.
Het stuk is opiniërend voorgelegd. Als de commissie zegt dat zij het muziekinstrument wil behouden voor het gemeentehuis, dan neemt het college dat mee, maar daar zit een financieel aspect aan. Het college wil in dat geval een second opinion vragen voor de offerte van de luchtbevochtiging. Dat moet wat het college betreft onderdeel uitmaken van het gemeentehuis, omdat de Brusselzaal ook voor andere doeleinden gebruikt wordt. Als dat de wens is van de commissie, is dat voor het college geen probleem.
Mevrouw RIEZEBOS interrumpeert de wethouder en vraagt of het juist is de luchtbevochtiging van de Brusselzaal af te schuiven op het orgel. Zij krijgt het gevoel dat er argumenten gezocht worden om het orgel van de hand te doen.
De VOORZITTER vat de opinie van de commissie als volgt samen. De commissie verlangt van het college dat er overlegd wordt met de directbetrokkenen en dat er bij de kaderstelling een gefundeerd voorstel voorligt, waarover op dat moment besloten wordt. De opmerkingen die vanavond naar voren zijn gebracht, kunnen daarin meegenomen worden.
De heer MULLER zegt dat Gemeentebelang niet wil wachten tot de kaderstelling. Wat spreker betreft kan de discussie al gevoerd worden zodra het college zich geheroriënteerd heeft.
De VOORZITTER zegt dat in dat geval de bespreking “uiterlijk bij de kadernota” gedaan wordt.
6. Raadsvoorstel herbenoeming leden Raad van Toezicht Stichting ROOS (Wolterink)
Er worden geen vragen gesteld, waarna de VOORZITTER concludeert dat de commissie adviseert het raadsvoorstel herbenoeming leden Raad van Toezicht als hamerstuk te behandelen in de raad van 18 december 2014.
7. Raadsvoorstel wijziging verordening materiële financiële gelijkstelling onderwijs (Wolterink)
De heer RETERINK merkt op dat de aanvragen in het vervolg via een eenvoudiger formulier gedaan kunnen worden. Spreker vraagt of dat volstaat voor de accountant.
Wethouder WOLTERINK zegt dat beoogd wordt dat er zo weinig mogelijk administratieve rompslomp is. De accountantscontrole is niet meer nodig.
De VOORZITTER concludeert dat de commissie adviseert het raadsvoorstel wijziging verordening materiële financiële gelijkstelling onderwijs als hamerstuk te behandelen in de raad van 18 december 2014.
8. Raadsvoorstel vaststellen beleidsplan Participatiewet (Wolterink)
De heer NOEVERMAN geeft zijn complimenten voor de voorbereidingen rondom het beleidsplan, waarbij de raad op een goede manier is meegenomen.Er staan dan ook weinig verrassingen in het document.
Op pagina 10, de Wet educatie en beroepsonderwijs, gaat het over het educatieaanbod in de regio: de verplichte inkoop bij de regionale opleidingscentra wordt in drie jaar geleidelijk afgeschaft. Spreker vraagt, gelet op wat er nog is vermeld over lokale prioriteiten, of mensen uit Rijssen de komende tijd gewoon bij het ROC in Rijssen terecht kunnen of dat zij wellicht naar Enschede moeten.
De individuele inkomenstoeslag, genoemd op pagina 6, wordt geregeld in een verordening. Aan de ene kant moet inspanningen verrichten om te komen tot inkomensverbetering. Aan de andere kant is een van de criteria, dat als men uitzicht heeft op inkomensverbetering, men niet in aanmerking komt voor de inkomenstoeslag. Spreker vraagt hoe geborgd wordt in de uitvoering dat in gelijke gevallen gelijk wordt gehandeld en of hiervoor heldere criteria geformuleerd kunnen worden. Spreker vraagt hoe het college denkt om te gaan met de spanning die hierin kan optreden.
De heer TEN BERGE geeft zijn complimenten voor de ambtelijke organisatie voor het goed te lezen en goed te begrijpen beleidsplan. Helaas geeft de wet weinig ruimte voor een couleur locale.
Spreker wil graag van het college horen wat het advies is geweest van de Cliëntenadviesraad Wwb over het beleidsplan.
Rijssen-Holten staat bekend om haar goede ondernemersgeest en om de goede lijnen met de gemeente. Het stuk ademt echter een sfeer uit van een regionale uitvoering. Zo worden garantiebanen als regionale inspanning opgepakt. In de beschrijving van de werkgeversbenadering staan tien alinea’s over de regio en maar één over de lokale benadering. Verder wordt de lokale loonkostensubsidie afgeschaft, mede omdat de regio dat wil. Spreker vraagt het college of Rijssen-Holten in een regionaal dwangbuis zit of dat zij lokaal nog ruimte heeft.
Spreker vraag voorts wat het doel is van de individuele studietoeslag en of dit budget niet beter toegevoegd kan worden aan het budget voor reïntegratie van arbeidsgehandicapten en het geld op een andere wijze wordt ingezet. Spreker is benieuwd naar de stand van zaken over SOWECO.
De heer STEGEHUIS geeft eveneens een welgemeend compliment aan de organisatie. Allerlei onderdelen van de Participatiewet komen samen in voorliggend plan. Het is een goed leesbaar stuk.
De VVD heeft het document positief besproken als ‘work in progress’. Zij hoopt dat de commissie medio 2015 een vorm van evaluatie voorgelegd krijgt, zodat de ervaringen met de Participatiewet die tot dat moment zijn opgedaan vanuit de organisatie bekeken kunnen worden. Het plan loopt door tot 2018 en spreker verwacht voor die tijd nog wat bijsturing.
Mevrouw HEUVER dankt de organisatie voor het goede en leesbare beleidsplan. Spreekster vraagt wat op dit moment de stand van zaken is op het gebied van samenwerking en werkgeversbenadering voor het plaatsen van werklozen bij bedrijven.
De heer MEIJERINK verwijst naar pagina 6 van het beleidsplan, waar bij het onderdeel “Bijzondere bijstand” staat: “De categoriale bijzondere bijstand onder de Participatiewet wordt verkleind”. Spreker vertaalt dit als: het verdwijnt bijna, de gemeente mag alleen nog een collectieve aanvullende zorgverzekering of een tegemoetkoming in de premie van een dergelijke verzekering geven bij een inkomen tot 110%. Spreker vraagt, nu de categoriale bijstand verdwijnt, wat de gemeente nog kan betekenen voor deze groep in individuele zin: zijn er mogelijkheden om iets op het gebied van bijstand te doen?
Verderop staat bij dit onderdeel dat de raad nog afzonderlijke de gevolgen voor het lokale minimabeleid gerapporteerd krijgt. Spreker vraagt wanneer dit gebeurt en hoe die rapportage eruitziet.
De heer MULLER zegt dat er een pittige nota voorligt. Een deel van de gerezen vragen zijn nog onduidelijk en zullen ook onduidelijk blijven, vooral met betrekking tot de financiële zaken.
In het stuk staat dat er met de Cliëntenraad is gesproken. Spreker vraagt wat de conclusies en standpunten van de Cliëntenraad zijn.
Er is één regionaal werkbedrijf. Van de drie werkpleinen is er niet één in Rijssen-Holten. Spreker vraagt of inwoners van Rijssen-Holten straks naar Enschede moeten voor gesprekken over de voortgang in plaatsing.
Rijssen-Holten ligt op een regionale grens. Spreker vraagt hoe de contacten gaan verlopen met het Sallandse gebied. Over de lokale situatie staat niets vermeld in het beleidsplan.
Nadrukkelijk staan in het stuk de contacten met lokale ondernemers vermeld. Spreker vraagt hoe bijvoorbeeld zorg- en onderwijsinstellingen worden betrokken bij de contacten over de participatie.
Op pagina 14 staat een tabel over de huidige situatie van cliënten en inwoners en de heroriëntatie daarop over een jaar. Spreker vraagt hoe realistisch die tabel is.
In het stuk staat enkele keren dat er een ESF-aanvraag (Europees Sociaal Fonds) loopt. Spreker vraagt of hierover al enig uitsluitsel te geven is.
De term “Arbeidsmatige dagbesteding” is bij spreker niet bekend en hij vraagt of dat het traject is dat door de heer Hazewinkel is uitgelegd tijdens de presentatie over SOWECO van enkele weken geleden. Dit is een traject, waarbij mensen met een rugzakje met geld naar een locatie gaan om te werken.
Over de verplichting om werk te vinden staat enerzijds de eventuele verhuisplicht genoemd en anderzijds staat hier de term redelijkheid. Spreker vraagt wie dat uiteindelijk bepaalt.
Er is een aanname gemaakt over de studietoelage. Spreker vraagt of er een maximum is gesteld aan dit soort regelingen, waaronder de subsidie voor werkgevers, of dat het openeinderegelingen zijn.
Het plan zet vooral in op het plaatsen van mensen op een arbeidsplaats met een vast contract. Spreker vraagt of dat in deze tijd realistisch is, omdat werkgevers vooral behoefte hebben aan een flexibele inzet. Eerder is in deze context gezegd dat er bij de bijstand een draaideur gezet zou kunnen worden, die gerust veel kan ronddraaien c.q. dat de bijstand soepel en toegankelijk moet zijn om in en uit te treden om te voldoen aan de wens van werkgevers om mensen flexibel in te zetten. Het gebruik van die variant als instrument mist spreker in het beleidsplan.
Wethouder WOLTERINK zegt naar aanleiding van de woorden van de heer Ten Berge over het weinige couleur locale, dat er sprake is van een regionaal werkbedrijf. Dat is wettelijk verplicht, ook wettelijk regionaal verplicht, als schakel naar de 125.000 garantiebanen. Er is wel degelijke sprake van lokaal beleid, met name bij de inzet op begeleid werken. Er wordt daarnaast gewerkt aan een Participatiepact, een samenwerkingsvorm met het bedrijfsleven. De raad wordt daarover nog nader gerapporteerd. De insteek is: wat lokaal gedaan kan worden, moet ook lokaal gedaan worden.
Er is gesproken over het afschaffen van de lokale loonkostensubsidie. De minister heeft hierover gezegd dat bewust is gekozen om mensen met een beperking in een voorrangspositie te plaatsen, maar dat moet volgens spreker niet helemaal ten koste gaan van de Wwb-ers. In die zin worden momenteel in Twente gesprekken gevoerd over een gezamenlijke reïntegratieverordening, waarbij het ook gaat om de vraag of voor Wwb-ers nog een loonkostensubsidie verstrekt kan worden. De huidige reïntegratieverordening blijft daarom bestaan tot 1 juli 2015.
De Raad van Commissarissen van SOWECO heeft een plan gepresenteerd. De betrokken wethouders hebben ingestemd met de grote lijnen van het plan. Er zijn inmiddels werkgroepen gevormd door het DB van SOWECO. Zodra die werkgroepen gerapporteerd hebben, komt er een bestuursvoorstel naar het college, dat vervolgens aan de commissie wordt voorgelegd.
De ESF-aanvraag is inmiddels door Enschede verzorgd voor alle andere gemeenten. Daarover is nog geen bericht terugontvangen.
De heer J. JANSEN zegt naar aanleiding van de vraag over educatie dat met het ROC is afgesproken dat deze zo lokaal mogelijk georganiseerd worden als er voldoende aanmeldingen zijn voor de cursussen.
Wat betreft de vraag over de individuele inkomenstoeslag en het borgen van gelijke behandelingen van individuele personen, zegt spreker dat de consulenten regelmatig met elkaar sparren over hoe met bepaalde situaties omgegaan moet worden. Juist door deze intervisie wordt geprobeerd. individuele situaties goed te beoordelen en af te stemmen met de consulenten. Op die manier wordt geprobeerd een gelijke behandeling te realiseren.
Met de Cliëntenraad is er een uitvoerig en positief gesprek geweest over de beleidsnota. Dat heeft niet geresulteerd in een schriftelijke standpuntverklaring van de Cliëntenraad. Het beeld van spreker was dat de Cliëntenraad achter de beleidsnota staat en achter de plannen. De Cliëntenraad heeft dezelfde zorgen als de commissie met betrekking tot de couleur locale, het betrekken van lokale ondernemers, enzovoort.
Het doel van de studietoeslag is arbeidsgehandicapten, die niet de mogelijkheid hebben om naast een studie een bijbaantje te hebben vanwege een lichamelijke beperking, te compenseren, zodat zij daarvan geen financieel nadeel ondervinden. Het is in de wet opgenomen op voorstel van de Tweede Kamer. Het was de dringende oproep van de landelijke politiek om dat ook mogelijk te maken voor de nieuwe doelgroep die bij de gemeente terechtkomt. Het voorstel is die oproep te volgen. Tot nu toe is niet overwogen om het geld op een andere manier in te zetten, ook omdat er geen zicht is op het aantal aanvragen in het komende jaar. In principe is het een openeinderegeling. Dit is een onderwerp dat bij de evaluatie in een latere fase aan de orde kan komen. De lijn bij alle regionale gemeenten was om deze regeling gewoon uit te voeren.
De manier waarop het lokale minimabeleid vorm krijgt komt aan de orde bij het volgende agendapunt.
Klanten kunnen straks voor bijna alle zaken terecht bij de eigen gemeente. Voor specifieke zaken, een scholingsadvies of iets dergelijks, worden zij verwezen naar het werkplein. In 2015 is het werkplein nog gevestigd in Almelo.
Wat betreft de vraag over de tabel op pagina 14 over de uitstroom van het potentieel, zegt spreker dat de consulenten met de klanten spreken over het mogelijk bereiken van een hoger niveau. Spreker kan op dit moment niets zeggen over de haalbaarheid. Over een jaar komt dit onderdeel terug bij de evaluatie.
De arbeidsmatige dagbesteding is inderdaad datgene wat de heer Hazewinkel bedoelde.
De verhuisplicht zal individueel en in redelijkheid bekeken worden.
Over de vraag of de bijstand voldoende is gericht op flexibele arbeid, zegt spreker dat daarover niet veel in het beleidsplan staat. De staatssecretaris heeft daarover een brief gestuurd aan de Tweede Kamer en daarbij gewezen op vrijlatingsbepalingen, premieregelingen, enzovoort. De staatssecretaris heeft aangekondigd dat de bijstandsregelingen in die zin nog verder aangepast worden om bijstand gemakkelijker te verbinden met tijdelijke arbeid, zodat men niet allerlei arbeid krijgt door draaideursituaties. Ook landelijk wordt de Participatiewet daarop nog aangepast.
Wethouder WOLTERINK zegt toe de evaluatie, waar de heer Stegehuis om vroeg, te doen, waarbij de verschillende aantallen van de doelgroep meegenomen worden, zoals nu vermeld staan op pagina 13/14 van de beleidsnota.
De heer STEGEHUIS zegt dat hij met zijn vraag bedoelde dat het hele beleidsplan nog een keer doorgelopen wordt, mede aan de hand van de dan opgedane ervaringen.
Wethouder WOLTERINK zegt dat toe, waarbij ook de zojuist door hem genoemde doelgroep meegenomen wordt.
Het college zal niet zo streng omgaan met de verhuisplicht als het in de wet staat. Spreker zegt toe dat daarmee in alle redelijkheid omgegaan wordt.
Naar aanleiding van de vraag van mevrouw Heuver over de werkgeversbenadering bij plaatsing van werklozen wijst spreker op het Participatiepact dat in wording is. De raad wordt daarover nog geïnformeerd.
Tweede termijn
De heer MEIJERINK vraagt of hij mag concluderen dat de categoriale bijstand onder de Participatiewet wordt afgeschaft, maar dat individuen nog steeds op individuele basis in aanmerking kunnen komen voor het doen van een aanvraag voor allerlei zaken, zoals participatie in sportverenigingen, maar ook voor duurzame gebruiksgoederen.
De heer TEN BERGE zegt dat het beleidsplan op de steun van het CDA kan rekenen. Daarbij heeft zij een aantal kanttekeningen. Het CDA bekruipt het gevoel dat men vooral druk is geweest met de manier waarop alles regionaal en landelijk georganiseerd wordt, maar niet met de manier waarop de gemeente het lokaal georganiseerd wil zien. Het CDA roept het college en de ambtelijke organisatie op ook vooral lokaal te kijken en nu echt tempo te maken met het Participatiepact. Dat Participatiepact heeft natuurlijk wel een relatie met het SOWECO-dossier, maar als de gemeente lokaal dingen wil doen, dat moet zij er lokaal klaar voor zijn en daarop nu voorsorteren. De te prioriteren doelgroep daarbij is de doelgroep vanuit de garantiebanen. Er moet in 2015 vooral werk gemaakt worden van begeleid werken, zoals dat de laatste jaren actief is opgepakt, ook voor de mensen van de wachtlijst van de sociale werkvoorziening die nu in een gat vallen.
Wat betreft de studietoeslag, die is bedoeld als compensatie voor een bijbaantje, vindt spreker dat het geld beter geïnvesteerd kan worden in opleidingen en reïntegratie. Inkomenstoeslagen zijn er in Nederland al voldoende.
Wethouder WOLTERINK zegt dat hij de opmerkingen van de heer Ten Berge over het zo lokaal wegzetten van werknemers, het Participatiepact, ter harte neemt.
De heer J. JANSEN zegt op de vraag van de heer Meijerink dat de regeling over de categoriale bijstand wordt omgezet naar een regeling op grond van de Gemeentewet. Op die manier, op een andere juridische basis, is het toegestaan en is de bestaande regeling gehandhaafd.
De VOORZITTER concludeert dat de commissie adviseert het raadsvoorstel vaststellen beleidsplan Participatiewet als hamerstuk te behandelen in de raad van 18 december 2014.
9. Raadsvoorstel wijzigingen n.a.v. Participatiewet en Wet maatregelen WWB (Wolterink)
De heer MEIJERINK zegt dat er in de stukken een aantal lijstjes wordt genoemd van zaken die men vergoed kan krijgen. Spreker vraagt of daarop indexatie wordt toegepast.
Mevrouw HEUVER vraagt met betrekking tot de Verordening Tegenprestatie of er samenwerking is gezocht met de lokale zorginstellingen en of er inmiddels een banenpool. Is.
De heer MULLER gaat in op de periodes die genoemd zijn in de Verordening Tegenprestatie. Bij de duur en omvang van de tegenprestatie staat: de tegenprestatie wordt opgedragen voor de maximale duur van zes maanden. Bij punt 2 staat: tegenprestaties worden opgedragen door maximaal 80 uur per 12 maanden. Bij punt 3 staat: tegenprestaties kunnen binnen een periode van 12 maanden niet meer dan zes maal worden opgedragen en omvatten in die periode ten hoogste 14 dagen. Spreker vraagt hierover een uitleg, met name over de koppeling tussen de maximale duur van 12 maanden en 80 uur per maanden.
De heer TEN BERGE zegt dat het college niet heeft overwogen te kijken naar een alternatief voor de individuele studietoeslag. Spreker vraagt of het college dat alsnog wil doen.
De heer STEGEHUIS gaat in op de tabel die genoemd is op pagina 4 van de Verordening Bijdrageregeling Bijzondere Bijstand, waar de te declareren kosten zijn genoemd. Spreker heeft dit nagerekend en vraagt zich af als iemand een computer, een bankstel of een fiets nodig heeft en daarvan wordt de € 250 afgehaald, of deze doelgroep dat kan opbrengen Spreker vraagt of er een mogelijkheid is waarbij cliënten een jaar kunnen doorsparen om het jaar daarop van de dubbele maximale vergoeding gebruik kunnen maken.
Op pagina 5 staat dat de uitbetaling na uiterlijk acht weken is. Spreker verzoekt het college deze uiterlijke termijn zo minimaal mogelijk te maken en als doelstelling vier weken aan te houden. Deze cliënten hebben het behoorlijk moeilijk.
De heer NOEVERMAN merkt op dat er nogal wat tekstuele fouten staan in de verordeningen. In de definitieve versie moet dat aangepast worden.
Wethouder WOLTERINK verzoekt de heer Noeverman de opgemerkte tekstuele fouten te mailen.
De heer Stegehuis sprak over uitbetaling na uiterlijk acht weken. Dit betekent dat eerdere uitbetaling mogelijk is. Indien gewenst kan hierover een motie of een amendement ingediend worden.
Spreker zegt toe de studietoeslag mee te nemen bij de evaluatie.
Een banenpool is er niet, evenmin als de samenwerking met zorginstellingen.
De heer J. JANSEN zegt dat het doel van de Verordening Tegenprestatie is deze zo min mogelijk toe te passen en bedoeld is als een stok achter de deur. Het is de bedoeling mensen vooral te stimuleren om op vrijwillige basis vrijwilligerswerk te gaan doen en daarmee een tegenprestatie vervullen. Dat is niet gebonden aan grenzen of aan tijdsduur. Als er mensen zijn die geen geldige reden hebben om iets te doen en gewoon weigeren, dan is de verordening achter de hand. Het opleggen van een tegenprestatie is begrensd. Of die grenzen helemaal goed geformuleerd zijn, is de vraag. Daarover kan later een keer verder gesproken wordt.
De heer MULLER zegt dat hij wil voorkomen dat de verordening geamendeerd moet worden als daarin iets staat dat tot een misverstand kan leiden. Als de raad een verordening vaststelt, die niet juridisch duidelijk is en niet is uit te leggen, worden er problemen opgeroepen. Dat moet voorkomen worden.
De VOORZITTER stelt voor dat de heer Muller zich over deze materie laat informeren door een ambtenaar die hieraan gewerkt heeft.
Wethouder WOLTERINK zegt dat hij de vraag van de heer Meijerink over indexatie van te vergoeden bedragen en de vraag van de heer Stegehuis over de spaarmogelijkheid via een NB beantwoordt.
NB.: Het college heeft op 15 december 2014 de vragen als volgt beantwoord:
Bedragen werden in het verleden niet automatisch jaarlijks geïndexeerd. In de verordening wordt nu het bedrag genoemd waar iemand recht op heeft. Het is niet wenselijk dat we jaarlijks voor de indexering een raadsvoorstel moeten maken om deze bedragen aan te passen. Indien er aanleiding is om de bedragen aan te passen zal dit meegenomen worden.
Een spaarrekening is niet wenselijk. De bijdrageregelingen moeten gezien worden als een tegemoetkoming en niet als een vergoeding. Als een klant 3 of 4 jaar spaart zou dat dus betekenen dat hij met het geld van de gemeente een televisie kan aanschaffen voor een bedrag van € 1.000. Deze kosten van de bijdrageregelingen komen in principe al niet voor bijzondere bijstand in aanmerking omdat de wet er vanuit gaat dat deze kosten van de uitkering betaald moeten worden. Het is daarom niet de bedoeling dat men door middel van een spaarrekening een bedrag kan sparen en waarmee het volledige bedrag vergoed wordt.
De heer NOORDAM verzoekt om agendering als bespreekstuk in de raad. De heer Stegehuis heeft een motie of een amendement aangekondigd.
De voorzitter concludeert dat de commissie adviseert het raadsvoorstel wijzigingen n.a.v. Participatiewet en Wet maatregelen WWB als bespreekstuk te behandelen in de raad van 18 december 2014.
10. Afwikkeling schadeclaim inzake gemaakte kosten voor uittreding uit SOWECO (Wolterink)
De heer WESSELS zegt dat het CDA niet staat te juichen om voorliggend resultaat te vieren, maar zij gaat wel akkoord en wil vooruitkijken naar een gezamenlijke toekomst met SOWECO.
De heer RETERINK zegt dat de SGP, puur kijkend naar de financiële kant van de zaak, geneigd is te zeggen dat er niet betaald moet worden. Kijken naar wat in het stuk staat over de analyse en wat het opgeleverd heeft voor de huidige bedrijfsvoering en voor de herstructurering, dan is het onderhandelingsresultaat erg pover en moet de gemeente erg veel ophoesten. Anderzijds moet de raad oog hebben voor de SOWECO-medewerkers. Deze mensen mogen op geen enkele wijze de dupe worden van wat hier voorgevallen is. Met grote schroom en met wat tegenzin stemt de SGP in.
Wethouder WOLTERINK zegt dat inderdaad vooruitgekeken moet worden. Er lag in eerste instantie een rekening van € 200.000 voor de twee gemeenten. Dat bedrag is gedeeld door drie nu SOWECO meebetaalt. Een alternatief is er niet. Niet akkoord gaan betekent uiteindelijk dat het nog veel meer kost.
11. Budget coördinatie vluchtelingenwerk Rijssen-Holten (Cornelissen)
De heer WESSELS zegt dat het een mooi signaal is dat de eerste tussentijdse evaluatie van de coördinatie van het vluchtelingenwerk door ViaVie Welzijn positief lijkt te zijn en aanleiding geeft daarmee verder te gaan. Nadenken over huisvesting en coördinatie ervan is goed. Spreker vraagt de portefeuillehouder of hij ook de gevolgen van de taakstelling, op het gebied van onderwijs, integratie, uitkeringen et cetera meeneemt in het verlengde van dit voorstel.
De heer STEGEHUIS vraagt wat de sancties zijn als de gemeente niet voldoet aan de taakstelling van het aantal huisvestingsplaatsen.
Wethouder CORNELISSEN zegt dat ViaVia met name vrijwilligers begeleidt, die ervoor zorgdragen dat de integratie zo goed mogelijk gebeurt. De insteek van de gemeente is dat mensen zich zo snel mogelijk onderdeel voelen van de gemeenschap in Rijssen-Holten.
De taakstelling ligt voor de eerste helft van 2015 op 31 huisvestingsplaatsen. Verwacht wordt dat de taakstelling voor de tweede helft van 2015 even zo groot is. De gemeente heeft daarin enig respijt en kan eventueel een aantal huisvestingsplaatsen meenemen naar een volgend jaar, al moet daarmee voorzichtig omgegaan worden als die taakstelling blijft groeien.
De taakstelling van 2014 lag op 31 of 32 huisvestingsplaatsen. Op 31 december wordt duidelijk of de gemeente uitkomt op min één of op plus drie. Min één betekent dat er één meegenomen mag worden naar 2015. Plus drie betekent dat er dit jaar drie huisvestingsplaatsen meer gerealiseerd zijn en dat die in mindering gebracht kunnen worden op het aantal in 2015. De min drie en plus één is ontstaan door gezinshereniging, waarvoor huisvesting al was geregeld is. 15 december is hierbij de teldatum.
De VOORZITTER zegt dat het voorstel met een positief advies in de raad van 18 december 2014 terugkomt als een begrotingswijziging.
12. Inzet mantelzorgcompliment in 2015 (opiniërend; Beens)
De heer NOEVERMAN zegt dat de SGP zich kan vinden in het voorstel, maar dat het belangrijk is dat de ondersteuning goed geregeld wordt. In het stuk wordt geconstateerd dat dat al het geval is, maar dat er anderzijds veel verandert en dat er veel op de gemeente afkomt en dat zij zich in 2015 erop wil richten om de ondersteuning zo goed mogelijk te blijven doen. De SGP ondersteunt de inzet om te kijken op welke manier meer mantelzorgers in beeld gebracht kunnen worden.
Wat betreft het mantelzorgcompliment in 2015 stemt de SGP in met het geven van een VVV-cadeaubon van € 30. Het is goed dat eind 2015 bekeken wordt of het mantelzorgcompliment in deze vorm gehandhaafd blijft. Spreker heeft niet veel moeite met de uitbesteding aan de SVT (Stichting Vrijwillige Thuiszorg). Dat wil hij gekoppeld zien aan een vergroting van het aantal mensen dat het mantelzorgcompliment krijgt. De uitvoeringskosten zijn geraamd op € 25.000. Op dit moment worden ongeveer 1200 mantelzorgers bereikt en wordt er € 36.000 uitgegeven. Ten opzichte daarvan zijn de uitvoeringskosten erg hoog en zou het bereik een behoorlijk stuk groter mogen worden.
De heer TEN BERGE zegt dat het CDA het goed vindt dat deze regeling er is gekomen, maar spreker zijn de volgende punten uit het stuk opgevallen: te veel, te snel, weinig creativiteit, weinig integraliteit, te veel laten leiden door het idee van een gesubsidieerde instelling, niet vernieuwend of creatief. Kortom: goed voor de transitie, niet voor de transformatie. In 2015 moet gekeken worden of dit op een andere manier uitgevoerd kan worden. Ook moet er dan integraal gekeken worden naar het gehele mantelzorgbeleid en de ondersteuning van deze kwetsbare groep inwoners.
Mevrouw RIEZEBOS vindt het buitengewoon belangrijk dat de mantelzorgers gewaardeerd worden. Een evaluatie in de komende tijd is van belang.
Mevrouw HEUVER zegt dat het goed is dat er aandacht is voor de mantelzorgers en dat deze groep goed in beeld blijft. Spreekster sluit zich aan bij de woorden van vorige sprekers met betrekking tot het evaluatiemoment over het grote bedrag dat uitgegeven wordt voor de organisatie.
De heer MULLER zegt dat er € 30.000 uitgegeven moet worden om € 120.000 te verdelen. Dat vindt Gemeentebelang een vreemde verhouding. Gerekend is op tien minuten, maar het is een activiteit die waarschijnlijk voor meerdere jaren geldt. Misschien valt het bedrag bij een herberekening veel lager uit, kan het bedrag toegevoegd worden aan de € 30 om uit te komen op € 35, waarbij per saldo evenveel uitgegeven wordt. Spreker merkt nog op dat er € 10.000 ruimte is.
De uitgifte van VVV-bonnen is een gemakkelijke manier. Spreker zegt dat het een optie kan zijn om met de lokale middenstandsverenigingen te bekijken of de € 120.000 aan bonnen omgezet kan worden in besteding bij de lokale middenstandsbedrijven en dat zij verder de organisatie en de verrekening voor hun rekening nemen. Dit jaar zal dat niet meer te realiseren zijn, maar wellicht in de loop van 2015.
De heer MEIJERINK sluit zich aan bij de woorden van de heer Ten Berge, de heer Noeverman, mevrouw Riezebos en mevrouw Heuver. Het in beeld brengen van mantelzorgers verloopt via het keukentafelgesprek. Volgens het stuk kunnen alle andere mantelzorgers zich melden bij de SVT via een voordracht of een aanmeldformulier. Spreker vraagt op welke wijze dit bekend gemaakt wordt naar buiten toe.
De heer STEGEHUIS zegt dat de VVD voorstander is van het voorstel. In het transitiejaar 2015 is het belangrijk om de waardering uit te spreken voor de mantelzorgers, die spannende zaken op zich af zien komen.
Wethouder BEENS zegt op de vraag van de heer Noeverman over uitbesteding naar de SVT en het geld dat daaraan gekoppeld is, dat het doel moet zijn dat er een groot aantal mantelzorgers uit naar voren komt. Berekend is dat de gemeente ongeveer 8000 mantelzorgers heeft. Het is een grote opgave die allemaal in beeld te krijgen. Vorig jaar zijn 1183 bedragen van € 200 uitbetaald aan mantelzorgers via de AWBZ. Nu wordt geprobeerd alle mantelzorgers in beeld te krijgen. Het college verwacht dat 2000 mantelzorgers via de keukentafelgesprekken in beeld gebracht worden. Geprobeerd wordt via de SVT nog 2000 andere mantelzorgers in beeld te krijgen. Er zijn 4000 mantelzorgers in de berekening meegenomen. Tegen de heer Ten Berge zegt spreker dat hij even moet afwachten. Dat het college niet creatief is, kan nu nog niet beoordeeld worden.
Mevrouw RIEZEBOS vraagt of is overwogen de kerken te betrekken.
Wethouder BEENS zegt dat dat op dit moment nog niet is gebeurd, maar dat er binnenkort een gesprek plaatsvindt met de kerken, waarbij dit onderwerp meegenomen kan worden.
De evaluatie is al genoteerd in het stuk. Wat nu voorligt is eigenlijk een voorschot op 2015. Bekeken zal worden wat het heeft opgeleverd en of het een succes is geweest.
Het mantelzorgcompliment moet gezien worden als een schouderklopje. Het geld kan overgeboekt worden naar een bankrekening, maar het college denkt dat het geven van een bon iets bijzonders betekent. Dat is niet een gemakkelijke manier om iets te geven. Er moeten 4000 bonnen uitgereikt worden aan mensen die ergens in Rijssen-Holten wonen. De tip die door de heer Muller is gegeven voor een volgend jaar neemt het college mee bij de evaluatie.
Op de vraag van de heer Meijerink zegt spreker dat de gemeente samen met de SVT, het communicatiebureau en de Wmo-adviesraad wil nadenken over de manier waarop dit op een goede manier afgewikkeld wordt. Zodra daarover meer bekend is, zal het college dat meedelen.
De VOORZITTER zegt dat het college met de opmerkingen aan de slag kan gaan.
14. Actiepuntenlijst commissie MDV
De vier punten zijn afgehandeld.
15. Rondvraag
De heer STEGEHUIS wijst op de grote hoeveelheid informatieve stukken. Hij verzoekt bij de agendering van de volgende commissievergadering daarop terug te mogen komen.
De VOORZITTER zegt dat er inderdaad veel informatieve stukken aangeboden zijn en dat het verzoek van de heer Stegehuis ingewilligd kan worden.
De heer MULLER zegt dat SOWECO kwam met een narekening in verband met een rekenfout bij de SiSa-rapportage over het aantal deelnemers. Dat kost SOWECO meer dan € 2 miljoen, waarvan € 260.000 voor rekening van Rijssen-Holten is.
Wethouder WOLTERINK merkt op dat alle Kamerfracties hierover zijn benaderd. Het college heeft daarnaast beroep aangetekend. Daarover is nog geen uitsluitsel gegeven.
De heer WESSELS gaat in op informatief stuk b, beleidsregels koopkrachttegemoetkoming. Via het Gemeentefonds is € 74.000 beschikbaar gesteld voor de koopkrachttegemoetkoming. In het stuk is aangegeven dat het college verwacht € 30.000 nodig te hebben. Spreker vraagt wat er gebeurt met het restant.
Wethouder WOLTERINK zegt dat het restant in principe naar de algemene rekening gaat. Spreker komt hierop via een NB terug.
NB.: Het college heeft op 15 december 2014 als volgt geantwoord:
Het uitgangspunt voor de koopkrachttegemoetkoming was dat het bedrag in 2014 besteed zou worden. Onze vastgestelde beleidsregels vervallen in principe daarom per 1 januari 2015. Omdat uitbetaling in 2014 voor een aantal gemeenten niet mogelijk was heeft het ministerie aangegeven dat een uitloop naar 2015 ook is toegestaan. Wij zullen daarom moeten kijken of het nodig is om de beleidsregels tijdelijk nog te verlengen (1 of 2 maanden). Volgens de algemene lijn geldt dat het beschikbare budget meegaat naar het volgende jaar (omdat het een incidenteel budget betreft) en dus bestemd blijft binnen het programma. Indien het overschot voor iets anders wordt gebruikt zal dit middels een collegevoorstel geregeld moeten worden.
16. Sluiting
De VOORZITTER sluit de vergadering om 22.38 uur.
Aldus vastgesteld in de vergadering van de Commissie MDV van Rijssen-Holten op 19 januari 2015.