Commissie MDV 8 mei 2017
- Datum:
- 08-05-2017
- Tijd:
- 20:00 - 22:05
- Zaal:
- Raadzaal
- Openbaarheid:
- Openbaar
- Voorzitter:
- dr. E.G. Bosma
- Griffier:
- drs. G.H. Veerman
- Notulist:
- E.J.H. Linssen-Nijland
Aanwezig | Naam |
---|---|
Voorzitter | dr. E.G. Bosma |
SGP | dr. J. Noeverman, J.W. Reterink en J.A. Baan |
CDA | G.D. ten Berge, F.J. Wessels en G. Smelt |
ChristenUnie | J. Berkhoff, N.J. Otten en J. van Veldhuizen |
Gemeentebelang | W.J.M. Muller, J. Kuiper-Ruitenberg en P. Kroeze |
PvdA | R.W. Meijerink, S. Kök en R.H.L. Janssen-Niehof |
VVD Lokaal | E.J.W. Deijk, R.A. de Koe en B.J. van den Berg |
D66 | ir. H. Klein Velderman |
Griffier | drs. G.H. Veerman |
Wethouders | B. Beens, R.J. Cornelissen, B.D. Tijhof |
Pers | 1 |
Publiek | 15 |
1 Opening
De VOORZITTER opent de vergadering en heet iedereen hartelijk welkom.
2 Inventarisatie spreekrecht
De heer Van den Dijk (voorzitter Schaats- en Skeelervereniging Rijssen) heeft zich gemeld voor het spreekrecht over agendapunt 10.
3 Vaststellen definitieve agenda
De heer NOEVERMAN verzoekt het rapport capaciteitsonderzoek binnensport, agendapunt 11, van de agenda te halen en opnieuw aan de commissie aan te bieden, samen met rapport basale sportvoorzieningen.
De heer BERKHOFF zegt dat de commissie al negen of tien maanden in afwachting is van het rapport basale sportvoorzieningen. De ChristenUnie deelt de mening van de SGP om de rapporten in een keer te behandelen.
De heer MEIJERINK van de PvdA, de heer VAN DEN BERG van VVD Lokaal, de heer KLEIN VELDERMAN van D66, mevrouw KUIPER van Gemeentebelang, de heer TEN BERGE van het CDA en wethouder CORNELISSEN laten weten geen bezwaar te hebben tegen het verzoek van de SGP.
De agenda wordt aldus gewijzigd vastgesteld.
4 Verslag van de vergadering van 13 maart 2017 en de overloopvergadering van 20 maart 2017
De verslagen worden ongewijzigd goedgekeurd.
5 Mededelingen vanuit samenwerkingsverbanden en over strategische projecten
Er zijn geen mededelingen.
6 Raadsvoorstel Plan van nieuwe basisscholen 2018-2021 (Tijhof)
Eerste termijn
De heer KLEIN VELDERMAN zegt dat hij contact heeft gezocht met Stichting ROOS en vraagt het college of ze dit voorstel heeft afgestemd met Stichting ROOS.
Voorts vraagt spreker, als dit voorstel is vastgesteld door de raad, of er dan tot 2021 niet meer gesproken mag worden over het stichten van een openbare school in de gemeente. Bij het realiseren van Het Opbroek zal er waarschijnlijk een behoorlijke groei plaatsvinden, waarbij een openbare school mogelijk wordt. Het zou jammer zijn als daar geen openbare school kan worden gesticht.
Wethouder TIJHOF zegt dat het college regelmatig contact heeft met Stichting ROOS. Alle scholen worden altijd in de gelegenheid gesteld aan te geven of er wensen zijn voor nieuwbouw. Dat geldt ook voor Stichting ROOS. D66 vraagt specifiek naar de situatie in Het Opbroek, waar een nieuwe wijk ontstaat met jonge gezinnen. Het is echter de vraag of er behoefte is aan een nieuwe openbare school in Rijssen. Op dit moment zit de Salto, de enige openbare school in Rijssen en onderdeel van de Stichting ROOS, al jarenlang onder de opheffingsnorm. Deze school wordt in stand gehouden, omdat er binnen een straal van 5 kilometer geen alternatief voorhanden is. Deze school kan op de huidige locatie nog jaren groeien. Er is, gezien de prognoses, zeker geen behoefte aan een nieuwe school. Verplaatsing van de school zou eventueel eerder aan de orde zijn, dan het stichten van een nieuwe school aldus spreker
Tweede termijn
De heer KLEIN VELDERMAN vraagt nogmaals of het stichten van een nieuwe openbare school tot 2021 niet aan de orde is bij het vaststellen van voorliggend voorstel.
Naar aanleiding van het antwoord van de wethouder zegt spreker dat voor ouders de keuze snel gemaakt is als zij moeten kiezen voor een school dichtbij of veraf. De openbare school in Rijssen ligt onder het leerlingenaantal, maar zou op een aantrekkelijker locatie veel leerlingen kunnen aantrekken.
De heer BERKHOFF zegt dat de openbare school in Rijssen, de Salto, onder de opheffingsnorm zit. Dan kan de heer Klein Velderman wel verzoeken om een nieuwe openbare school, maar het feit is dat er niet meer leerlingen zijn. Op het moment dat er in Het Opbroek veel kinderen zijn voor het openbaar onderwijs, dan is sprake van een nieuwe situatie.
De heer KLEIN VELDERMAN zegt dat het een wens lijkt te zijn van de heer Berkhoff, dat er niet meer kinderen zijn voor het openbaar onderwijs. Het lijkt spreker echter vreemd, omdat in Rijssen een deel van de bevolking stemt op PvdA, VVD enzovoort.
De heer BERKHOFF zegt dat de Salto onder de opheffingsnorm zit. Dat is geen wens van hem, maar de realiteit.
De heer MULLER zegt dat er een openbare school is en blijft in Rijssen. Het gaat bij dit onderwerp niet over de Salto, maar over de vraag of er meer scholen komen. Tot 2021 lijkt dat niet aan de orde te zijn, volgens spreker.
De heer KLEIN VELDERMAN zegt dat het gaat om de locatie en om de twee kilometer: de afstand van de Salto naar Het Opbroek. Spreker hoort graag van de wethouder of bij de vaststelling van het voorliggende plan er wel of niet een opening blijft voor het stichten van een openbare school in Het Opbroek
Wethouder TIJHOF zegt dat het college in gesprek blijft met het onderwijs. Het openbaar onderwijs in Rijssen-Holten wordt verzorgd door de Stichting ROOS. In de kern Rijssen is er één locatie: de Salto. Als er door omstandigheden een grote aanwas van leerlingen zou zijn voor het openbaar onderwijs, dan wordt dat besproken en komt het college daarvoor terug bij de commissie. De prognoses laten op dit moment geen stijging zien van het openbaar onderwijs in Rijssen. Het ligt dan ook niet in de lijn der verwachtingen dat er voor 2021 een aanvraag voor een nieuwe school voor openbaar onderwijs in Rijssen zal komen.
De heer KLEIN VELDERMAN zegt dat het voorstel wat D66 betreft als hamerstuk naar de raad kan, met de woorden van de wethouder over een eventueel grote aanwas van leerlingen voor het openbaar onderwijs.
De VOORZITTER concludeert dat de commissie adviseert het raadsvoorstel Plan van nieuwe basisscholen 2018-2021 als hamerstuk te behandelen in de raad.
7 Raadsvoorstel vaststellen wijziging re-integratieverordening Participatiewet en verordening studietoeslag (Tijhof)
Eerste termijn
De heer MULLER vraagt waarom er 2 thema’s in één raadsvoorstel worden behandeld. Hij vindt dat het 2 aparte voorstellen hadden moeten zijn.
Hij gaat in op de re-integratie en zegt dat er een reeks maatregelen wordt voorgesteld, waaronder het loonsubsidiecomponent. Een aantal regio’s werken met vouchers ter waarde van € 3000, €5000 en € 6000, die een potentiële kandidaat, met achterstand op de arbeidsmarkt, mee kan krijgen voor een bepaalde werkplek. Dat wordt met weinig administratie en voorafgaande toetsingen gedaan en het schijnt redelijk succesvol te zijn. In een aantal regio’s wordt dit ook gekoppeld aan ESF-subsidie-programma’s. Hij vraagt of deze variant ook in beeld is geweest en of ESF-subsidie voor de regio Twente relevant kan zijn.
Mevrouw JANSSEN gaat in op het verplicht beschut werk. In het voorstel wordt gesproken over eventuele minimum aantallen. Voor de PvdA is het essentieel dat iemand die daarvoor aangewezen is ook beschut werk kan krijgen. Spreekster vindt dat er bij de genoemde aantallen geen sprake mag zijn van een plafond en dat er ook geen wachtlijsten mogen zijn. Als iemand dus in aanmerking komt voor beschut werk, dan moet er ook een plek beschikbaar zijn. Zij vraagt of de verordening op genoemde manier gelezen mag worden.
De heer TEN BERGE vindt het ronduit beschamend dat in een verordening moet worden geregeld hoeveel plekken beschut werk er zijn. De participatiewet biedt naar zijn mening voldoende mogelijk-heden om dit goed te regelen.
Hij vindt het goed dat het college kiest voor een reële lijn en ziet het beschut werken als een nieuwe Wsw, waarbij de financiën ook ontoereikend waren.
Wat de studietoeslag betreft vindt hij dat er sprake is van het paard achter de wagen spannen. Ooit is dit in het leven geroepen omdat landelijk werd gesteld dat dit nodig was. In de praktijk blijkt dat niemand er behoefte aan heeft, omdat er geen beroep op wordt gedaan. Daarom wordt gesteld dat dit onder de aandacht moet worden gebracht en daarom passen we ons beleid aan. Wellicht dat de regeling moet worden afgeschaft omdat er geen behoefte aan is. Dan kan er voor gekozen worden om het geld in te zetten wanneer iemand in de participatiewet zit en behoefte heeft aan extra ondersteuning.
De heer VAN DEN BERG gaat in op de woorden van de PvdA en zegt begrepen te hebben dat het niet om een plafond gaat maar om een minimum aantal plaatsen beschut werk.
Hij gaat in op de financiën en vindt dat er sprake is van een open einde. Hij begrijpt dat het lastig is dit op voorhand vast te stellen, maar VVD Lokaal wil de vinger aan de pols houden en vraagt de raad tijdig te informeren, mochten de financiën uit de hand lopen.
Wethouder TIJHOF zegt in dit kader te maken te hebben met regionale afspraken. Er is een zgn. instrumentenkoffer met regelingen, die regionaal zijn afgestemd. Toevallig zit daar geen voucher-regeling bij. Er zijn wel 14 andere regelingen die in dit kader op een goede manier kunnen worden ingezet.
Binnen de regio is men bezig met ESF-subsidies, die op verschillende terreinen worden ingezet.
Het college wil voldoen aan de wetgeving rondom nieuw beschut en wil mensen een kans geven op de arbeidsmarkt. Dit moet echter wel financieel haalbaar en draagbaar zijn voor de gemeente. Op de oude Sw komt de gemeente miljoenen tekort per jaar. En dat wil het college niet opnieuw met nieuw beschut. Toch wil het college de mensen die het aangaat een goed plek bieden en dit in reële stappen uitvoeren. Daarom is voorliggend voorstel uitgewerkt. Hij kan zich de opmerkingen van de PvdA voorstellen en als de wens in de hele raad leeft dan kan hij ervoor kiezen om extra budget uit eigen middelen toe te voegen, zodat meer mensen aan nieuw beschut werk kunnen worden geholpen. Het college heeft dit budget niet, dus ze gaat aan de slag met nieuw beschut zoals voorgesteld in het voorstel en zo probeert ze de financiën in de grip te houden. Mochten zaken scheeflopen dan zal de raad hierover geïnformeerd worden.
Wat de studietoeslag betreft is er sprake van een regeling die regionaal wordt uitgevoerd. Er is echter wel sprake van verschillen binnen de Twentse gemeenten. De regeling werkt effectiever bij de gemeenten die er meer aandacht aan besteden. Ook zijn er verschillen in de studietoelage. Binnen de regio zijn vragen gesteld over het verder verhogen van de bijdrage. Daarvan heeft het college gezegd dat ze eerst de zaken wil gelijktrekken, voordat met andere bedragen wordt gewerkt. Wellicht kunnen meer mensen worden geïnteresseerd voor deze regeling, door er extra aandacht op te vestigen.
Tweede termijn
De heer MULLER zegt dat als er een nieuwe verordening wordt vastgesteld, de oude moet worden ingetrokken. Volgens hem voorziet dit raadsvoorstel daar niet in.
Wat hem opvalt is dat de ASD achteraf wordt geïnformeerd en als ze daar kanttekeningen bij willen plaatsen dit aan de raad zal worden doorgegeven. Hij vraagt waarom er niet eerst met de ASD wordt overlegd.
Spreker denkt dat de studieregeling bijv. binnen Enschede, als universiteitsstad, relevanter is dan voor de gemeente Rijssen-Holten, maar de fractie vindt dat de gemeente hiermee eenieder van dienst kan zijn en heeft er dus verder geen problemen mee.
Wat het vaststellen van het aantal mensen betreft, voor wie de Wsw-regelingen beschikbaar zijn, merkt hij op dat door minimum aantallen vast te stellen sprake is van beheersbaarheid. Dat wil niet zeggen dat groepen niet worden buitengesloten, maar als je er een openeinderegeling van maakt weet de gemeente niet waar ze aan toe is volgens spreker. Sturing en informatie vraagt de nodige tijd, maar daar verwacht de fractie vanuit het college over geïnformeerd te worden.
De VOORZITTER wijst erop dat in het raadbesluit het intrekken van de oude verordening niet staat, maar in verordeningen zelf wel. In artikel 20 van de re-integratieverordening wordt gesproken over het intrekken van de oude verordening en in artikel 12 van de verordening studietoeslag. Als de nieuwe verordening wordt vastgesteld is de oude ingetrokken.
Mevrouw JANSSEN merkt op dat beschut werk voor een heel specifieke groep is, die veel beperkter is dan mensen die voor Wsw in aanmerking komen. Zij verwacht dat het financiële aspect dus niet zo groot is. Spreekster vraagt of er binnen de gemeenten mensen zijn met een indicatie voor beschut werk en of er al mensen werkzaam zijn in nieuw beschut werk.
De heer TEN BERGE bedankt de portefeuillehouder voor zijn toelichting en merkt n.a.v. de woorden van mevrouw Janssen op dat het erom gaat dat de gemeente een passende voorziening treft voor mensen die dat nodig hebben. Hij vraagt zich af of er sprake is van een passende voorziening, wanneer iemand een ‘stempel’ krijgt en tot aan zijn pensioen gegarandeerd een baan heeft. Hij vraagt zich ook af of een aanvulling op vormen van arbeidsmatige dagbesteding, loonkostensubsidie en de 10 andere varianten die de wethouder noemde nodig is. Vandaar dat de fractie sceptisch is over een openeinderegeling t.a.v. nieuw beschut.
Wethouder TIJHOF onderkent dat het wellicht cryptisch omschreven staat in het voorstel, maar deze is al voorgelegd aan de ASD. Dit is niet achteraf gebeurd. Het ligt al een tijdje bij de ASD en de reactie heeft het college nog niet ontvangen. Als deze binnen is zal de raad hiervan in kennis worden gesteld. Binnen de gemeente wonen mensen die een indicatie nieuw beschut hebben, maar deze mensen zijn nog niet aan werk geholpen. Dat zal met deze regeling z.s.m. worden gedaan.
Mevrouw JANSSEN interrumpeert en vraagt of het aantal mensen die een indicatie hebben groter is dan het aantal mensen dat volgens de minimum aantallen van het rijk moeten worden geplaatst.
Wethouder TIJHOF ontkent dit.
De heer MULLER zegt dat Gemeentebelang waarde hecht aan het antwoord van de ASD. Dat betekent dat de fractie het als een bespreekstuk wil agenderen voor de raadsvergadering, in afwachting van een mogelijk advies van de ASD.
De VOORZITTER concludeert dat de fractie het agendapunt wil kunnen bespreken, mocht het advies van de ASD daartoe aanleiding geven.
De heer TIJHOF verwacht de reactie van de ASD op 11 mei a.s.
De VOORZITTER concludeert dat de commissie adviseert het raadsvoorstel vaststellen wijziging re-integratieverordening Participatiewet en verordening studietoeslag als bespreekstuk te behandelen in de raad.
8 Raadsvoorstel benoemen mevrouw Schreurs tot lid Raad van Toezicht Stichting Waerdenborch (Tijhof)
Er worden geen vragen gesteld.
De VOORZITTER concludeert dat de commissie adviseert het raadsvoorstel benoemen mevrouw Schreurs tot lid Raad van Toezicht Stichting Waerdenborch als hamerstuk te behandelen in de raad.
9 Raadsvoorstel bestuursopdracht "Organiseren huishoudelijke ondersteuning als algemene voorziening" (Beens)
Eerste termijn
De heer MULLER gaat in op de huishoudelijk ondersteuning en refereert aan de presentatie in het voortraject en de speciale bijeenkomst met een toelichting op de ophanden zijnde veranderingen. Daar is goede informatie over gegeven, waarbij de vragen voor Gemeentebelang zorgpunten zijn gebleven. Hij vraagt hier aandacht voor, omdat hij verwacht dat dit voorstel verder gaat dan goedkeuren van de gevraagde € 250.000.
De VOORZITTER zegt dat het formeel gaat om een begrotingswijziging van € 250.000.
De heer MULLER zegt dat Gemeentebelang instemt met het voorstel en de zorgpunten op een ander moment aan de orde stelt.
Mevrouw JANSSEN laat weten dat de PvdA in de vorige vergadering al heeft aangeven onder welke voorwaarden de fractie akkoord kan gaan. Hieraan wordt in het collegevoorstel aandacht besteed, dus daar is de fractie positief over.
Ze uit haar zorgen over de problemen die de overgang voor deze kwetsbare groep met zich meebrengt. Wat de fractie betreft moet er ook bij de overgang maatwerk worden geleverd, als mensen daardoor in de problemen komen. Daarbij vraagt ze zich ook af of de genoemde data v.w.b. de indicatiestellingen wel haalbaar zijn.
De inkomensafhankelijke tegemoetkoming vindt de fractie een belangrijk punt, waar ze t.z.t. graag meer over hoort.
V.w.b. de financiële middelen is volgens spreekster duidelijk onderbouwd dat extra middelen nodig zijn. Dit kan de fractie dus steunen.
De VOORZITTER geeft aan dat het bij dit raadsvoorstel slechts over het geld gaat. Voor het overige is het een collegebevoegdheid.
Hij concludeert dat de commissie adviseert het raadvoorstel bestuursopdracht "Organiseren huishoudelijke ondersteuning als algemene voorziening"als hamerstuk te behandelen in de raad.
10 Raadsvoorstel locatie voor de Schaats- en Skeelervereniging Rijssen (Cornelissen)
De heer VAN DEN DIJK spreekt in. Hij geeft aan blij te zijn met de door het college voorgestelde oplossingsrichting.
Spreker heeft tijdens de commissievergadering van januari jl. ook laten weten dat de voorkeur voor het oplossen van de locatieproblemen bij Het Opbroek lag.
Op het genoemde perceel is men in staat een 200 meter skatepiste te realiseren, met daar omheen een schaatsbaan van zo’n 330/340 meter. Hiermee gaat een lang gekoesterde wens van de vereniging in vervulling.
Spreker verwijst naar het collegevoorstel om te lezen wat er tussen januari en heden is gebeurd, zoals het onderzoek of een mogelijk oplossing op de windhondenrenbaan gezocht kon worden.
Bovendien heeft TC De Mors een beroep op het college gedaan om rondom de locatiekeuze voor een schaats- en skeelerbaan rekening te houden met een mogelijk fusie tussen TC De Mors en TC Rijssen, waarna er meer ruimte in Het Opbroek nodig zou zijn voor de realisatie van tennisbanen. De enige uitbreidingsmogelijkheid zou daarbij perceel 9711 zijn. Hetzelfde perceel dat in beeld is voor de realisatie van een schaats- en skeelerbaan.
Spreker wijst erop dat er ook mogelijkheden zijn om op perceel 8765 3 tennisbanen te realiseren, maar het college vond het wenselijk om op perceel 9711 ruimte over te laten voor de realisatie van tennisbanen. Hierover is met de wethouder gesproken.
Spreker vindt dat de door de vereniging ingebrachte punten onvoldoende in het voorstel naar voren komen en er wordt onvoldoende concreet invulling gegeven aan het mogelijk gecombineerd gebruik van het perceel.
Spreker vindt het wenselijk dat aan de tennisclubs een deadline wordt meegegeven om te komen tot een definitieve beslissing rondom het wel of niet fuseren. Als er geen fusie komt hoeft de schaats- en skeelervereniging hier in haar planvorming ook geen rekening mee te houden.
Mocht er gefuseerd worden, dan vraagt de verenging eerst banen te realiseren op perceel 8765. Eventueel kan er dan op perceel 9711 tussen de skatepiste en de schaatsbaan één tennisbaan worden aangelegd. Daar blijft nl. een strook van 37 x 20 meter over, voldoende voor één tennisbaan. Een afspraak met TC De Mors en wellicht de fusieclub is al gemaakt.
Spreker refereert aan de erfpacht die blijkbaar t/m einde van dit jaar op het perceel zit en vraagt wat dit precies inhoudt en of het mogelijk is andere afspraken te maken, zodat de vereniging eerder kan beginnen met de werkzaamheden.
De Schaats- en skeelervereniging is blij met het voorstel van het college, dat zich richt op Het Opbroek. Met de skatepiste van 200 m en een schaatsbaan 330 m kan de vereniging vol goede moed de toekomst in. Ze zien mogelijkheden nog 1 tennisbaan te realiseren op perceel 9711 en gaan daarover graag in gesprek met TC De Mors en wellicht met de fusieclub die gaat ontstaan en spreker wenst de commissie en de gemeenteraad veel wijsheid toe bij het te nemen besluit.
De heer KLEIN VELDERMAN vraagt of de heer Van den Dijk vraagt aan het college met de vereniging in gesprek te blijven op het moment dat de tennisclub fusieplannen heeft en er mogelijk tennisbanen moeten worden gerealiseerd. Spreker vindt het vreemd dat hieraan een deadline wordt verbonden en dat als er iets gebeurt dit op een bepaalde locatie plaatsvindt. Het lijkt hem handiger dat wordt afgesproken dat het college in gesprek blijft met de Schaats- en skeelervereniging en dat zij een stem heeft op het moment dat er gesproken wordt over mogelijke invulling.
De heer VAN DEN DIJK zegt dat hij in het collegevoorstel niet terugziet hoe concreet de combinatie gemaakt moet worden tussen de skatepiste, de schaatsbaan en een tennisbaan. Wat de vereniging betreft, maar wellicht interpreteert de commissie dit anders, kan het nog alle kanten op in de toekomst en zou het ook kunnen zijn dat het college zegt dat een schaatsbaan van 330 meter niet gaat lukken, omdat er tennisbanen moeten worden gerealiseerd. Spreker wil graag ruimte om een 330 meter baan te realiseren. Daarnaast kan er nog 1 tennisbaan gerealiseerd worden en dit zou volgens spreker voldoende moeten zijn voor de mogelijke fusie die nog komt. Dit ziet hij graag verwoord in het voorstel.
De heer MULLER zegt dat de heer Van den Dijk een aantal vragen aan de commissie stelt, die eigenlijk aan de wethouder moeten worden gesteld. Hij vraagt of de heer Van den Dijk niet rechtstreeks in contact staat met de wethouder, refereert aan de technische details en vraagt de heer Van den Dijk zich te beperken tot het raadsvoorstel.
De heer VAN DEN DIJK zegt een aantal punten in een gesprek met de wethouder te hebben genoemd, die niet in het collegevoorstel zijn verwoord. Hij vraagt de wethouder deze punten alsnog op te nemen, omdat het anders geen zin heeft om gesprekken te voeren.
De heer BERKHOFF vraagt of de heer Van den Dijk van mening is dat het raadsvoorstel niet volledig is en adviseert geen besluit te nemen, totdat het college met een beter voorstel komt.
De raad moet beslissen dat de locatie Het Opbroek de voorkeur heeft, dat de vereniging € 10.000 extra krijgt en dat het ten laste van het incidenteel perspectief gaat.
Hij gaat ervan uit dat de vereniging er met het college uitkomt. Zo niet, dan stelt hij voor dat de heer Van den Dijk terugkomt naar de commissie.
De heer VAN DEN DIJK geeft aan dat de onderhandelingen, met mitsen en maren, al zo lang duren dat een document waarin precies staat wat de vereniging mag realiseren gewenst is. Hij geeft daarbij aan dat de lengte van de baan van groot belang is en hij durft dus niet bij voorbaat te zeggen dat het in de toekomst wel goed komt. Naar de mening van de vereniging is het voorstel net niet specifiek genoeg en wellicht dat de commissie het verder kan aanvullen en het voorstel alsnog naar de raad kan.
De heer VAN DEN BERG zegt dat de heer Van den Dijk spreekt over een skeeler- en schaatsbaan. Tijdens de laatste commissievergadering werd er alleen over een skeelerbaan gesproken. Hij vraagt waar de schaatsbaan opeens vandaan komt, of het de bedoeling is dat deze tegelijk met de skeelerbaan wordt gerealiseerd of dat dit pas in de toekomst gebeurt en er nu rekening met de ruimte wordt gehouden.
De heer VAN DEN DIJK zegt dat de Schaats- en skeelervereniging in de plannen altijd over een schaats- en skeelerbaan heeft gesproken. Hij heeft dit als voorzitter één keer losgelaten bij de evt. realisatie op De Koerbelt. Als er nl. gekozen moet worden tussen een schaats- of skeelerbaan, dan liever de skeelerbaan. In de commissie van januari 2017, maar ook in de e-mail is genoemd dat ze op het perceel op Het Opbroek schaatsen en skeeleren willen combineren. Dit is niet nieuw.
Eerste termijn
De heer KLEIN VELDERMAN zegt er blij mee te zijn dat er een uitgewerkt plan ligt. Van de wethouder vraagt hij een antwoord op de vraag van de inspreker en hij vraagt hoe concreet het college de plannen kan beschrijven in het voorstel en of het mogelijk is op de grond waar nog erfpacht op rust de bouwwerkzaamheden eerder te laten beginnen.
De heer RETERINK zegt dat er lang gezocht is naar een plek voor de Schaats- en skeelervereniging. Er is veel verwarring over geweest en er is ook veel over gesproken. Uiteindelijk is een amendement raadsbreed aangenomen om te kijken of er een skeelerbaan op een van de voetbalvelden kan worden aangelegd.
De heer MEIJERINK interrumpeert en zegt dat het amendement niet raadsbreed is aangenomen. De PvdA was tegen en volgens hem nog een aantal fracties meer.
De heer RETERINK laat weten dat de SGP het voorstel voor de locatie Het Opbroek steunt, hoewel zij een voorkeur hebben voor De Koerbelt.
Hij vraagt waarom Het Opbroek niet eerder in beeld is gekomen, dan was veel geharrewar voorkomen en benadrukt het standpunt van de SGP in de commissie, verwoord door de heer Noeverman. Daarbij is gesteld dat nieuwe inzichten en feiten veranderingen teweeg kunnen brengen. De fractie steunt het voorstel en zegt dat het amendement van tafel kan. Optie 1 is de enige variant die er binnen past. Hier wijkt de gemeente vanaf, waar de fractie geen moeite mee heeft, maar daarmee kan ook het amendement van tafel.
Vanaf 2006 is er gesproken over een schaats- en skeekerbaan en spreker wenst de vereniging veel schaats- en skategenoegen toe.
De heer TEN BERGE heeft begrip voor de woorden van de heer Van den Dijk, ook gezien het lange traject. Spreker vindt wel dat de raad en de commissie de hoofdlijnen in acht moet nemen, dat goed verwoord is in het voorstel en dat een goede oplossing biedt voor de vereniging. Hij hoopt ook dat er nu snel doorgepakt kan worden en spreekt zijn vertrouwen uit dat de portefeuillehouder dit goed met de vereniging regelt.
De heer VAN VELDHUIZEN zegt dat de antwoorden op de vragen er aanleiding toe hebben gegeven de voorlopige keuze voor variant 2 definitief te maken.
De fractie kan ook instemmen met het toegevoegde voorstel v.w.b. het uitstellen van het kunstgras-veld voor Sportclub Rijssen. De drie verenigingen zijn in gesprek en de fractie wacht het besluit af.
De fractie was al akkoord met de € 10.000 voor de bestemmingsplanprocedure.
Ook de ChristenUnie vindt dat er nu snel verder gegaan moet worden.
De heer RETERINK interrumpeert en vraagt of het kunstgrasveld een nieuwe afweging wordt voor de ChristenUnie of dat het nog een uitvoering van een amendement betreft.
De heer VAN VELDHUIZEN zegt dat het voor de ChristenUnie een nieuwe afweging wordt.
De heer MEIJERINK rectificeert zijn woorden en zegt dat het eerdere amendement, waarover de heer Reterink sprak. inderdaad unaniem is aangenomen. De fractie is blij met het voorstel en hij is benieuwd naar de reactie van de wethouder op de inspreker en met name op de relatie skeeleraars en tennis.
De heer VAN DEN BERG bedankt de portefeuillehouder voor de snelle beantwoording van de quickscan. VVD Lokaal heeft de realisatie van een skeelerbaan op Het Opbroek nooit als een belemmering gezien, met de locatie voor de windhondenrenbaan in ogenschouw nemend. Maar dit is van de baan, gelet ook op de beantwoording,
Hij geeft aan dat in de e-mail van 3 november 2016 gesproken wordt van een skeelerbaan. Tijdens het indienen van de motie vreemd aan de orde tijdens de laatste raadsvergadering, heeft de portefeuillehouder gezegd en hij citeert: “In een eerder stadium is er inderdaad een link gelegd met de schaats- en skeelerbaan. Dit is losgelaten in verband met de beschikbare middelen” einde citaat. Nu wordt er echter weer gesproken over een schaats- en skeelerbaan. Hij vraagt of er nu uitgegaan moet worden van twee banen.
De heer RETERINK interrumpeert en vraagt of hij het erg vindt dat hij voor hetzelfde geld ook een schaatsbaan krijgt.
De heer VAN DEN BERG beantwoordt met nee en vraagt tot welke hoogte het noodzakelijk is om die € 10.000 nog beschikbaar te stellen, als van 2 banen wordt uitgegaan.
De heer MULLER zegt dat hem twee voor de prijs van één wel aanspreekt.
Gemeentebelang kan instemmen met het voorstel zoals dat er nu ligt. Daarom heeft de fractie de eerdere motie rondom oriëntatie op de windhondenrenbaan niet gesteund. Spreker gaat er nu vanuit dat het aan de portefeuillehouder is om de afweging te maken en de belangen van de verschillende partijen die betrokken zijn goed te wikken en te wegen. Het doel is voor iedereen duidelijk. Er zit volgens hem ook enige tijdsdruk op, waarover niet in het raadsvoorstel wordt gesproken. Bekend is dat de baan bij Lucky namelijk niet beschikbaar blijft. Hij wenst de portefeuillehouder succes met het voorstel en hoopt dat er niet te veel sprake is van vertraging.
Wethouder CORNELISSEN laat weten gesprekken te hebben gevoerd met alle betrokken partijen, waarbij de vraag was of de verenigingen elkaar in de weg zitten op deze locatie. De conclusie is daarbij betrokken dat dit niet het geval is. De schaats- en skeelervereniging heeft aangegeven belang te hebben bij een zo lang mogelijke baan en dus de totale lengte van het perceel willen gebruiken. Ook is met de tennisverenigingen gesproken en is aangegeven dat uitbreiding niet alleen mogelijk is op het perceel naast de huidige tennisbanen, waar de skeelerbaan geprojecteerd is, maar dat het ook nog ligt op het perceel voor de tennisbanen en waar dus mogelijkheden zijn om in de toekomst uit te breiden.
Spreker geeft aan met de betrokken partijen in gesprek te blijven. Hij stelt voor met alle partijen nogmaals om tafel te gaan, dit is ook van belang in verband met de bestemmingsplanprocedure.
Wat de erfpachtconstructie betreft, deze loopt tot en met 31 december 2017. Dit is geen probleem, omdat de planning van de bestemmingsplanprocedure ongeveer dezelfde termijn beheerst. Het college is bereid in gesprek te gaan met de pachters, als de procedure sneller is afgerond.
Spreker gaat in op de vraag waarom Het Opbroek niet eerder in beeld kwam en zegt dat bij de fusie van de tennisclubs een eventuele uitbreiding gepland stond op dit perceel. Omdat de fusiegesprekken formeel eindigde is het perceel weer in beeld gekomen en met alle partijen is de conclusie getrokken dat het elkaar niet bijt, ook omdat onduidelijk is hoeveel banen er uiteindelijk nodig zijn, op het moment dat beide verenigingen bij elkaar worden gebracht. Het ledenaantal van beide verenigingen loopt overigens terug.
De intentie is altijd geweest een schaats- en skeelerbaan te realiseren. Op een gegeven moment is dit losgelaten, ook vanwege het financiële aspect. Van de Schaats- en skeelervereniging heeft hij begrepen dat zij met het budget beide banen kunnen realiseren. Ook kwam de oproep vanuit de raad de realisatie van een schaats- en skeelerbaan te onderzoeken. Vandaar dat het college ook bij de vereniging heeft aangegeven dat dit geen probleem is, maar daarbij is wel een duidelijk financieel kader meegegeven.
Tweede termijn
De heer KLEIN VELDERMAN bedankt voor de beantwoording en gaat akkoord met het voorstel.
De VOORZITTER concludeert dat de commissie adviseert het raadsvoorstel locatie voor de Schaats- en Skeelervereniging Rijssenals hamerstuk te behandelen in de raad
11 Rapport capaciteitsonderzoek binnensport (opiniërend; Cornelissen)
Is van de agenda gehaald.
12 Doorontwikkeling SOWECO naar Maatschappelijke Onderneming en begroting 2018 SOWECO (opiniërend; Tijhof)
Eerste termijn
De heer WESSELS wijst op de brief van het AB over de voortgang van SOWECO. Deze vooruitstre-vende houding heeft de fractie verbaasd, daar de opinies van deze commissie nog ingediend moeten worden.
Op 2 februari jl. werd helder dat de GR geen goedkeuring kon geven aan de oprichting van de Maatschappelijke Onderneming (MO) binnen dezelfde GR. In voorliggend voorstel is dit ook verwerkt. De MO komt er echter wel, de NV wordt alsnog omgezet naar een MO. De winst die t.o.v. 2 februari is geboekt is dat de MO niet binnen de GR valt en dat in het voorstel inzichtelijk wordt gemaakt wat de GR is, wat de erfenis is en wat de derde pijler, de NV, is en welke straks de MO wordt.
De duidelijkheid over de GR en de erfenis vindt het CDA zeer waardevol, maar over de MO heeft de fractie nog een aantal vragen. De vraag is hoe de MO los komt te staan van de GR. Als je 5 tot 7 jaar verder kijkt, dan heeft Rijssen-Holten nog ca. 100 mensen aan het werk binnen de Wsw en dan is de vraag of daarvoor een aparte organisatie moet worden omgevormd. De visie van het CDA is dat de gemeente zich nog meer dan nu moet richten op het werk lokaal te laten plaatsvinden, niet perse via de MO. Instappen in de MO op lange termijn lijkt de fractie niet verstandig. In het voorstel staat: “Bij de doorontwikkeling van de NV richting een MO zal de aandeelhoudersrol van gemeenten veranderen. Hierover dient gezamenlijke besluitvorming plaats te vinden omtrent het eigenaarschap van de MO”. Er wordt dus veranderd maar hoe en wat is nog niet duidelijk. Het CDA vindt het belangrijk dat de gemeente hier los van komt te staan en wij niet alsnog in een nieuwe MO worden ondergebracht. Hij vraagt aan de wethouder of gegarandeerd kan worden dat de gemeente hier los van komt.
Spreker concludeert dat het goed is dat de MO niet bij de GR wordt ondergebracht, zoals het voorstel van 2 februari jl. was, maar de vraag is hoe dit apart van de GR komt te staan.
De heer NOEVERMAN zegt dat de SGP zich beter kan vinden in het collegevoorstel dan in plan van SOWECO zelf en daarmee sluit hij aan bij de woorden van de heer Wessels. De fractie kan zich vinden in de uitgangspunten verwoord in de notitie. Het komt erop neer dat de gemeente op geen enkele manier (bestuurlijk, juridisch en financieel) verantwoordelijkheid willen dragen voor SOWECO, voor zover het gaat om taken die verder gaan dan de oude GR-taken. Dat is het standpunt zoals dat altijd verwoord is. Dat betekent dat de nieuwe taken in een afzonderlijke juridische entiteit moeten komen, los van de GR. Die uitgangspunten lijken er in de notitie wel te zijn, maar daar is de SGP wel bezorgd over. De fractie kan zich vinden in de manier van weergave, in 3 kolommen, maar tegelijkertijd stelt ze vast dat de GR maar over de eerste 2 kolommen gaat. Dat betekent dat het van belang is dat de eerste 2 kolommen worden vastgesteld, zodat helder is waar precies over wordt gesproken wanneer het gaat over de oude Wsw-taken en wat de erfenis precies inhoudt. Vervolgens kan worden vastgesteld hoe de taken uit de oude Wsw worden uitgevoerd en hoe de erfenis afgewikkeld gaat worden. Of SOWECO daarmee blijft voorbestaan daar gaat de gemeente niet over. In welke vorm en op welke wijze gefinancierd wordt is daarbij ook niet van belang.
Kortom, het komt erop neer dat de fractie inzet op afbouwen van SOWECO (de eerste 2 kolommen). In het voorstel van SOWECO blijft verwezen worden naar de derde kolom. Ook in de gewijzigde begroting 2017 staat opnieuw een heel hoofdstuk over het businessplan van de MO en de uitwerking ervan. Daar gaat de gemeente niet over en daarmee kan ook niet worden ingestemd.
Datzelfde geldt voor de begroting van 2018. Hij snapt dat de splitsing nog niet is uitgewerkt, maar zegt dat dat wel betekent dat niet ingestemd kan worden met de begroting 2018, zolang de derde kolom erin zit. Hij verwijst naar het persbericht en naar de stukken en zegt dat het beoogt resultaat van de MO, wat mogelijk positief is, verliezen uit de GR dempt. Dat is volgens spreker onjuist. De derde kolom moet volgens hem in verhouding staan tot de eerste twee.
Hij snapt heel goed dat de situatie ingewikkeld is, maar zaak is dat genoemd uitgangspunt nog sterker naar voren wordt gebracht. Anders zal de gemeente over een jaar constateren dat dit het uitgangspunt was, maar dat ze alsnog via een GR of via de 3 kolommen te maken heeft met een MO.
Ook over de rol van de RvC en de directeur moet snel duidelijkheid komen. Zij moeten kiezen of ze gaan over de GR (eerste twee kolommen) of over de derde kolom. Van alle drie kolommen kan dit volgens spreker niet. Er zal ook een nieuwe bewindvoerder moeten worden gevonden, om zakelijke vermenging te voorkomen.
Wat de SGP betreft moet er nog strikter ingezet worden op de scheiding van de 3 kolommen, waarbij de GR gaat over de eerste 2 kolommen.
De heer DE KOE refereert aan het raadsvoorstel en geeft aan dat hij daar niet over gaat en ook niet over wil gaan. Uit de achterliggende stukken blijkt echter dat de gemeente er tot 2020 wel over gaat, ook al wil ze dat niet.
Er worden nu 3 kolommen gemaakt en de erfenis wordt in kaart gebracht. Dit gaat wat VVD Lokaal betreft te langzaam. De GR wordt afgebouwd, hoewel de gemeente hier tot 2020 aan vast zit.
De MO is ook tot 2020 afhankelijk van de GR en de erfenis. De bedoeling is volgens spreker goed, het raadsvoorstel is ook goed, maar wat erachter ligt heeft open einden. Hij refereert aan de woorden van de heer Wessels en de heer Noeverman en vraagt om duidelijkheid en helderheid.
De heer VAN VELDHUIZEN kan zich vinden in de woorden van de heer Noeverman en de heer De Koe. De ChristenUnie kan instemmen met de bestuurlijke notitie (MO en ontvlechting GR), maar de verdere uitwerking wacht de fractie af. Er wordt gesteld dat de verzelfstandiging van de MO voor 1 januari 2018 gereed is, maar spreker is van mening dat er nog veel moet gebeuren voordat alles helder is.
De fractie vindt dat de ontwikkeling sneller kan en vraagt aan de portefeuillehouder of er mogelijkheden zijn om het proces te versnellen.
De heer MULLER vindt de snelheid waarop de onderhandelingen plaatsvinden niet het grootste probleem. Het mag wat Gemeentebelang betreft zelfs langzamer gaan, mits de schade beperkt blijft, ook gezien het feit dat stappen die in de het verleden zijn genomen oplossingen leken te bieden maar onbetaalbaar bleken. Wat opvalt is de termijn die nu staat tot 2020. Dat betekent dat in 2019 pas wordt besloten of er in 2020 wordt gestopt. De veronderstelling dat er afgebouwd wordt tot 0 staat niet in de stukken. De doelstelling voor 2020 is dat dat het einde van de GR betekent, inclusief de erfenis. In de tussentijd moet bewezen worden of de MO in staat is om de ontstane verliezen te dempen. Dan heeft de MO zijn bestaansrecht bewezen en kan blijven bestaan.
De heer NOEVERMAN interrumpeert en vraagt of de heer Muller vindt dat de gemeente gaat over de MO.
De heer MULLER merkt op dat de MO uit aandeelhouders bestaat en hij heeft geen idee wie dit worden. Hij vraagt naar de risico’s voor Rijssen en Holten in de GR. Een andere juridische vorm wil immers niet zeggen dat de gemeente er niet door geraakt wordt.
Wat de eenmalige afkoop van de erfenis betreft vraagt hij wanneer dit bedrag inzichtelijk wordt.
De gemeentes moeten een omzetindicatie opgeven voor de MO en dan blijft de vraag zijn prijs en kwaliteit inderdaad gegarandeerd marktconform. Spreker vraagt of de groen detachering nog een rol speelt in de nieuwe MO.
Wethouder TIJHOF merkt op dat er zicht is op stappen die de gemeenten een aantal jaren geleden nog niet dachten te maken. Het college heeft ingestemd met de voorliggende notitie, met een aantal kanttekeningen, die vermeld staan in het raadsvoorstel. Meegenomen is de scheiding van de MO en de overige onderdelen in de GR. De 6 deelnemende gemeenten staan hier ook achter. Het is volgens spreker wel een stap vooruit, dat met elkaar de koers wordt bepaald. Deze koers is ook door onze gemeente aangedragen.
De zorgen die op tafel zijn gelegd heeft het college ook binnen het DB en het AB geuit. Dat is ook de reden dat in het collegevoorstel de kanttekening is gemaakt om stappen te zetten, om de zaken die de gemeente voor ogen heeft ook werkelijk vorm te geven en uit te voeren en het liefst zo snel mogelijk.
V.w.b. de oprichting van de MO wordt gezegd dat de gemeente daar niet over gaat, maar op dit moment bevindt de gemeente zich nog in de oude systematiek. Er is nu nog een GR, waar nu nog de uitvoeringsorganisatie, de NV onderdeel van uitmaakt. De gemeente gaat hier op dit moment nog zeker wel over. Via het DB en AB heeft de gemeente invloed op het beleid van SOWECO NV en op dit moment is er nog geen aangepaste regeling. Spreker vindt ook dat de systematiek z.s.m. moet worden aangepast. Daar wordt aan gewerkt en hiervoor moeten ook z.s.m. de juiste stappen worden gezet, zoals deze ook verwoord zijn.
Gevraagd wordt hoe de MO los van de GR komt. Het aantal mensen dat dezelfde kwalificaties heeft dan de huidige Sw-er zitten in een andere doelgroep, maar ze zijn er nog steeds. Er is nog steeds behoefte aan een organisatie die voor deze mensen werkt, maar daar hoeft de gemeente geen eigenaar van te zijn. Het college vindt het een taak van de gemeenschap en niet van de gemeente. Dat is ook wat er wordt bedoeld met het aanpassen van het aandeelhouderschap. Op dit moment is de gemeente 100% aandeelhouder van SOWECO, ook van SOWECO NV (de uitvoeringsorganisatie). De aandelen moeten van de gemeenten naar de gemeenschap. Dat is de doelstelling die de 6 gemeenten nastreven en wel z.s.m. Er moet lokale uitvoering plaatsvinden van de taken die ook in de toekomst moeten worden gedaan.
Geen bestuurlijke verantwoordelijkheid voor de NV en de MO, dit is ook de lijn van het AB en DB aldus spreker.
Inzet op afbouw van SOWECO gaat wat hem betreft vooral om de NV op afstand, op een andere manier dan nu gebeurt, buiten de GR. Gezorgd moet ook worden dat de erfenis met de 6 gemeenten wordt afgewikkeld.
Er is ook gediscussieerd over de rol van de Raad van Commissarissen en de directie binnen het DB en AB. De directeur van SOWECO gaf daarbij ok aan dat hij niet met 2 petten op wil functioneren. Dat willen de gemeenten ook niet. De gemeenten willen de zaken waar zij van zijn met elkaar op een goede manier afbouwen en willen dat een marktconform opererende, zelfstandige organisatie de uitvoering verzorgt.
De heer NOEVERMAN interrumpeert en begrijpt dat SOWECO NV van de gemeenten is. De gemeente kan, ook juridisch niet, onder de GR de taken van de NV niet uitbreiden.
Spreker pleit voor een harde knip, dus niet alleen op papier en met elkaar uitzoeken hoe de NV vormgegeven kan worden. Hij vraagt of de portefeuillehouder ook van mening is dat de knip harder moet.
Wethouder TIJHOF is het ermee eens dat er z.s.m. duidelijkheid moet komen. Dat de band die er nu wel is via de GR losgelaten moet worden en op een andere manier moet worden georganiseerd. Dit moet z.s.m. gebeuren maar wel zorgvuldig. De accountant heeft hierover gezegd dat het logisch is dat de gemeente genoemde koers wil volgen, maar dat het tijd kost om dit op een goede manier te organiseren.
De heer NOEVERMAN interrumpeert opnieuw en zegt dat hij snapt dat zorgvuldigheid geboden is, maar vraagt of zorgvuldigheid betrekking heeft op de eerste twee kolommen of op alle drie. Met andere woorden, moeten de gemeenten ook zorgvuldig omgaan met hoe SOWECO NV zich ontwikkelt. Spreker vindt nl. van niet, omdat de gemeenten hier niet over gaan. Dus wat hem betreft moet zorgvuldigheid worden betracht bij het afbouwen van de erfenis en bij hoe de gemeente omgaat met de oude Wsw-taken.
Wethouder TIJHOF vindt dat de stap om een knip te zetten ook zorgvuldig moet worden gezet. Op het moment dat deze knip is gezet is het aan de MO en NV om op eigen benen en voor eigen rekening en risico zaken op een goede manier te organiseren. Daar gaat de gemeente niet over. Daarnaast moet de erfenis ook, op een langere termijn, op een goede manier worden afgewikkeld.
Dit jaar wordt er besloten een juridische scheiding aan te brengen. Dat is stap 1 en prioriteit 1. Daarna gaat er een proces van ontvlechting en uitwerking lopen, waar met elkaar zorgvuldige stappen moeten worden gezet. Zoals in de stukken voorwoord kost dit een aantal jaren. Hij denkt dat de praktijk ook leert dat deze tijd op een goede manier moet worden gebruikt. De koers die gevaren wordt moet bepaald worden en op de juiste momenten moet vaart worden gemaakt waar dat kan, waarbij gedurende het gehele proces zorgvuldigheid moet worden betracht.
De heer DE KOE interrumpeert en zegt dat dat feitelijk betekent dat voor de gemeente de drie kolommen naast elkaar tot 2020 blijven bestaan en dat deze ook niet los van elkaar kunnen functioneren, behoudens dat de erfenis sneller kan worden afgewikkeld.
Wethouder TIJHOF laat weten dat er een transitie in gang wordt gezet waarbij zaken behoorlijk worden veranderd. Dat kost ook tijd. Vandaag kan niet gezegd worden dat de gemeente morgen geen eigenaar meer is. Het kan, maar dan moet er een andere discussie worden gevoerd met andere consequenties. Spreker is van mening dat de GR op een goede manier ontvlochten moet worden en dat ervoor gezorgd moet worden dat de opdrachten door verschillende marktpartijen kunnen worden uitgevoerd. Voorzieningen voor doelgroepen zijn nodig!
Als de gemeenten er naartoe werken, dan is het haalbaar om voor het einde van dit jaar de besluitvorming hierover af te ronden. Hij verwacht dat de 6 gemeenten de juiste beslissingen nemen.
Spreker gaat in op de opmerking ‘schade beperken’ en zegt dat als de erfenis op een goede manier wordt afgewikkeld de schade kan worden beperkt.
Getracht wordt de GR per 2020 te ontvlechten. Een aantal zaken zitten er nog in, bijv. het Sw-personeel. Daar staat de gemeente voor en blijft ze ook voor staan. Daarvoor blijft de GR voorlopig ook in stand.
Het is de bedoeling van deze scheiding om de risico’s bij de GR gemeenten weg te halen. Dat is de insteek ook. Hij gaat in op de omzetindicatie en zegt dat er sprake moet zijn van de juiste prijs/kwaliteitsverhouding en marktconform werken. Dat is een voorwaarde waaronder de MO moet opereren. Hij hoopt dat vanuit de aandeelhoudersvergadering, zolang de gemeente nog aandeelhouder is, de melding komt dat dit op een goede manier gebeurt. Voor het overige wil hij daar, vanuit zijn rol in het DB van de GR, niet zoveel mee vandoen hebben.
De groen detachering is een marktconforme afspraak tussen de uitvoeringsorganisatie en de gemeente. Het is een opdracht aldus spreker.
Tweede termijn
De heer DE KOE refereert aan de MO, die per 1-1-2018 wordt opgestart en waar de gemeente tot 2020 aan vast zit en vraagt hoe de MO zich financieel kan bedruipen.
Hij geeft aan dat er vanuit SOWECO wordt gesproken over een mogelijk dempend effect op de negatieve resultaten door eventuele winstgevendheid van de MO. Wat spreker betreft is hier geen sprake van. De MO is een zelfstandige entiteit.
Hij vraagt wanneer de erfenis in beeld komt. Hij refereert daarbij aan fase 2, maar dat is pas na 2020 en dat vindt spreker erg laat. Hij wil graag dat er stappen worden gezet om duidelijk te hebben wat er op de gemeente afkomt en wil niet wachten tot 2018-2019-2020 om te beslissen of de MO zelfstandig wordt of niet. Spreker is van mening dat nu besloten kan worden dat de 3 onderdelen er komen en dat de MO los staat van de erfenis en van de GR en niet later.
Opinie: er is niet veel meer keuze dan akkoord gaan. Spreker wil meegeven dat hij niet blij is met de manier zoals het is weergegeven in het voorstel. In het collegevoorstel staat het wel relatief goed, maar de achterliggende stukken kunnen op verschillende manier geïnterpreteerd worden. Dat vindt hij niet prettig. Hij heeft echter wel vertrouwen in de portefeuillehouder dat hij zijn woorden meeneemt in de verdere discussie.
De heer WESSELS gaat in op het aandeelhouderschap. De GR is nu aandeelhouder van de NV. De NV wordt omgezet naar een MO, die per 1-1-2018 zelfstandig moet zijn. Dat betekent dat per die datum de GR geen aandeelhouder meer is. De portefeuillehouder heeft aangegeven dat de aandelen naar de gemeenschap moeten en spreker hoopt dat er partijen zijn die de aandelen willen overnemen. Hij onderstreept de woorden van de heer De Koe over de achterliggende stukken.
De heer NOEVERMAN sluit zich aan bij de woorden van het CDA qua opinie. Hij is van mening dat de erfenis al wel in kaart kan worden gebracht. Dit moet ook z.s.m. helder zijn, zodat duidelijk is waarover gepraat wordt. Termen als ‘doorontwikkeling van de NV’ moeten voorkomen worden. De gemeente gaat niet over het al of niet voortzetten van SOWECO. Er kan volgens hem geen sprake zijn van doorontwikkeling van de MO, zolang de gemeente 100% aandeelhouder is in de huidige constructie. De kolommen moeten dus gescheiden worden. Per 1 januari 2018 moet de MO ook echt zelfstandig zijn met een andere rol als aandeelhouder voor onze gemeente, omdat de gemeente anders toch ergens ‘ingerommeld’ wordt. De consequentie hiervan is dus dat de SGP niet kan instemmen met de begroting 2017 en 2018.
De heer MULLER geeft aan dat de MO capaciteit van de erfenis inzet. Als dat succesvol is wordt het saldo van de erfenis volgens hem verbeterd. Op zich vindt hij dat een goede intentie en ook een goede gang van zaken als dat gaat werken. Dat is echter nog niet duidelijk per 1 januari 2018.
Dat er een periode is waarin de erfenis en de MO aan elkaar gekoppeld blijven heeft spreker begrip voor, maar het moet wel duidelijk zijn wanneer het afgelopen is.
Hij is voor einde GR per 2020, waarbij de mensen die er nog in zitten onder verantwoordelijkheid van de gemeente gebruik kunnen blijven maken van de MO of SOWECO. Op dat moment stapt Rijssen-Holten uit de erfenis en uit de GR en is de MO een verantwoordelijkheid van de gemeenschap.
De heer NOEVERMAN interrumpeert en zegt bang te zijn voor vermenging, waarbij er afspraken worden gemaakt wat de MO wel of niet met de erfenis doet. Spreker is ervoor dat de gemeente de erfenis opmaakt en dat deze wordt afgewikkeld. Wellicht dat een deel van de erfenis naar de nieuwe MO gaat, maar daar gaat de gemeente niet over en daarom kan hij daar geen uitspraak over doen.
De MO krijgt immers een andere entiteit, waar de gemeente niet meer over gaat. De gemeente gaat over de erfenis, die in kaart moet worden gebracht en waarbij gekeken moet worden hoe deze ten gelde kan worden gemaakt.
De heer MULLER zegt dat het hem een onhaalbare zaak lijkt dat er een volledig knip wordt gezet en de GR en de MO uit elkaar gehaald worden.
De heer VAN VELDHUIZEN wil de punten van SGP en het CDA niet herhalen. Hij vindt het lastig een opinie te geven. Zorgvuldigheid en snelheid is gewenst. Hij ziet de vervolgstappen tegemoet.
De heer MEIJERINK zegt dat het keyword zorgvuldigheid is. In dat opzicht gehoord hebbende en gelezen hebbende de woorden van de wethouder, heeft spreker vertrouwen in de inzet van het college, dat ze op de goede weg is en dat daarbij snelheid wordt betracht.
De heer KLEIN VELDERMAN geeft aan dat D66 akkoord gaat met de aanpak van het college.
Wethouder TIJHOF wil een misverstand wegnemen. Er wordt niet tot 2020 gewacht om met de erfenis aan de slag te gaan, het college is hier al mee bezig. Dit kan ook niet anders, omdat de erfenis met elkaar moet worden gemanaged. De 6 gemeenten willen de erfenis z.s.m. voor 100% in beeld brengen en managen, waarbij er gezorgd moet worden dat de risico’s voor de GR zo klein mogelijk gemaakt worden.
Wat spreker betreft moet er nu een beslissing worden genomen de koers vast te houden en daarmee de nodige vaart te maken. Het collegevoorstel is daarbij de inzet.
Het aandeelhouderschap is volgens spreker een onderdeel van de transitie. Er moet z.s.m. gewerkt worden met het gewijzigde aandeelhouderschap. De juridische scheiding is daarbij de eerste stap in het proces, waarbij de scheiding al wordt aangebracht tussen formeel aandeelhouderschap en de GR. De gemeente kan dus aandeelhouder zijn, zoals bij Twence en andere deelnemingen, waarbij de tekorten gedempt moeten worden zoals nu binnen de GR is afgesproken.
In het DB en AB is aangegeven wat de rol en de positie is van de gemeenteraad van Rijssen-Holten over de begroting 2017. Daarover is gestemd in het AB en de meerderheid heeft de begroting 2017 geaccordeerd. Daarmee heeft SOWECO in de huidige vorm een begroting voor 2017. De gemeente Rijssen-Holten heeft geen meerderheid binnen de GR. Het standpunt van de gemeente is duidelijk naar voren gebracht en de reden waarom er niet akkoord is gegaan met de begroting heeft deze discussie teweeg gebracht.
Voor 2018 begrijpt hij de inzet. De begroting 2018 zoals deze voorligt is een voorlopige, omdat de discussie nog niet is afgerond en een groot aantal gegevens uit Den Haag nog moeten komen. Volgens de wettelijke regels moet er een begroting worden aangeboden, maar helder is dat er sprake is van een transitiejaar, waarin zaken ook veranderen. Hij hoopt het komende jaar de begroting van het GR-deel op een andere manier te kunnen vaststellen en dat de aandeelhouders van de MO per 1-1-2018 met een begroting gaan werken die daar wordt beoordeeld.
De fractie van Gemeentebelang wil per 2020 uit de GR. Binnen de GR valt het SW-personeel en de erfenis. Het college wil dat er zorgvuldigheid wordt betracht, ook bij de ontvlechting van de GR. Spreker wil zich daarom niet vastpinnen op een datum en wil zich dus niet vastleggen op 2020.
De VOORZITTER vindt het lastig de opinies samen te vatten. Hij heeft vernomen dat er grote zorgen zijn, waarbij een knip tussen de GR en de MO zeer gewenst is, op een zo kort mogelijke termijn met inachtneming van de zorgvuldigheid.
Het college heeft de woorden van de commissieleden gehoord. De opinies kunnen nagelezen of nageluisterd worden.
13 Actiepuntenlijst
Actiepunt 17-22: Participatieverklaring Rijssen-Holten is afgedaan en wordt van de lijst verwijderd.
14 Rondvraag
Er worden geen vragen gesteld.
15 Sluiting
De VOORZITTER sluit de vergadering om 22.05 uur.
Aldus vastgesteld in de vergadering van de Commissie MDV van Rijssen-Holten op 26 juni 2017.