Commissie MDV 9 januari 2017 (19:30)
- Datum:
- 09-01-2017
- Tijd:
- 19:30 - 21:00
- Zaal:
- Raadzaal
- Openbaarheid:
- Openbaar
- Voorzitter:
- dr. E.G. Bosma
- Griffier:
- drs. G.H. Veerman
- Notulist:
- G.B. Aanstoot-Stam
Aanwezig | Naam |
---|---|
Voorzitter | dr. E.G. Bosma |
SGP | dr. J. Noeverman, J.W. Reterink en J.A. Baan |
CDA | G.D. ten Berge, F.J. Wessels en G. Smelt |
ChristenUnie | mr. W.L. Riezebos-Tessemaker, J. van Veldhuizen en G. Pas |
Gemeentebelang | J. Kuiper-Ruitenberg en W.J.M. Muller |
PvdA | S. Kök en R.W. Meijerink |
VVD Lokaal | E.J.W. Deijk, F.W. Noordam en B.J. van den Berg |
D66 | ir. H. Klein Velderman en C. Polman |
Griffier | drs. G.H. Veerman |
Wethouders | B. Beens, B.D. Tijhof |
Publiek | 4 |
1 Opening
De VOORZITTER opent de vergadering en heet iedereen hartelijk welkom.
2 Vaststellen agenda
De agenda wordt ongewijzigd vastgesteld.
3 Koersdocument Integrale Inkoop Jeugd en Wmo (opiniërend; Beens & Tijhof)
De VOORZITTER deelt mee dat er een presentatie wordt gehouden, waarna er technische vragen gesteld kunnen worden. Daarna volgende de termijnen, waarin politieke vragen gesteld kunnen worden.
Vooraf geeft wethouder Beens een korte toelichting op de behandeling van het koersdocument.
Wethouder BEENS wijst op het belang van het onderwerp. Eerder is met de 14 gemeenten zorg ingekocht voor zowel Jeugdzorg als voor de Wmo. De contracten lopen af en er moet gezorgd worden voor een vervolg. Dat is een uitdaging waaraan nogal wat haken en ogen zitten, waaronder het tijdsbestek waarop alles uitgevoerd moet worden. Alle aspecten komen vanavond aan bod. Spreker is benieuwd naar de reacties van de commissie, naar hun tips en naar hun vragen.
Mevrouw PONGERS verzorgt de Presentatie: Integrale inkoop Jeugd en Wmo.
Naar aanleiding van de presentatie worden de volgende vragen gesteld:
De heer MULLER zegt dat in de presentatie drie profielen zijn genoemd met verschillende intensiteiten: zwaar, middel en licht. Per cliënt wordt er een pakket aan instrumenten samengesteld. Spreker vraagt of de prijs wordt bepaald door een van die drie profielen of dat het wordt bepaald door de combinatie voor de individuele behandeling.
Mevrouw PONGERS zegt dat er een prijs vastgesteld wordt per cliëntprofiel. Een voorbeeld is een ondersteuningsprofiel voor verstandelijk gehandicapten. Daarbij wordt bekeken welk soort medewerkers vaak worden ingezet in die sector, welke salariëring daarbij hoort, of de ondersteuningsbehoefte in de categorie licht, middel of zwaar valt en welke tijdsinzet daar gemiddeld bij hoort. Dat geldt als basis voor het afspreken van tarieven. Daaraan wordt een prijs gekoppeld voor het ondersteuningspofiel. De aanbieder is vrij de invulling van dat ondersteuningsprofiel zelf vorm te geven, per cliënt en met maatwerk. Er kan gekozen worden voor één medewerker. In specifieke situaties kan voor twee medewerkers gekozen worden als dat beter aansluit.
De heer KLEIN VELDERMAN zegt naar aanleiding van het punt “één gezin, één plan, één regisseur” wat men doet met twee gezinnen in twee gemeenten, die niet persé binnen de 14 Twentse gemeenten vallen.
In het plan staat dat de cliënt de regie krijgt. Wat gebeurt er echter als er geen overeenstemming komt met de regisseur?
Bij resultaatgericht werken is het belangrijk alles goed te monitoren. Het is ook de bedoeling dat de komende maanden te gaan doen in het samenwerkingsverband. Spreker vraagt of Rijssen-Holten daarin een eigen standpunt heeft of dat zij nog moet afspreken wat zij wil met de bewaking van de kwaliteit.
Mevrouw PONGERS zegt op de eerste vraag dat het bijvoorbeeld bij een echtscheiding kan gaan om twee gezinnen in twee gemeenten. Dan vindt er overleg plaats tussen de toegangsmedewerkers van de verschillende gemeenten. Elke gemeente is namelijk verantwoordelijk voor haar eigen inwoners. De toegangsmedewerkers en de regisseurs van de verschillende gemeenten kennen elkaar in het algemeen en zoeken elkaar op om goede afspraken te maken.
Op de tweede vraag zegt zij dat een consulent of een regisseur altijd kijkt naar de ondersteuningsbehoefte en in hoeverre de cliënt in staat is zelf de regie te voeren. Er worden flinke stappen gezet in cliëntondersteuning. Daarnaar zal steeds meer verwezen worden. Met name cliëntondersteuners kunnen behulpzaam zijn om te ondersteunen bij een stukje regie als iemand dat niet zelf kan.
Op de vraag over kwaliteit, zegt spreekster dat er verschillende aspecten spelen. Ten eerste inkoopgerelateerd: aan de voorkant vastleggen wat wordt verstaan onder kwaliteit en wat de aanbieder moet leveren. Dat moet goed gespecificeerd worden voordat de gemeente inkoopt. Daarnaast moet er toezicht zijn op de kwaliteit en hoe een aanbieder functioneert: wordt er geleverd wat de gemeente inkoopt? Er wordt in Twents verband een route opgesteld om het toezicht effectief te organiseren. Daarnaast is het de bedoeling lokaal een pilot te draaien om meer inzicht te krijgen in de kwaliteit van aanbieders en op welke manier zij beter kunnen aansluiten op de behoefte van inwoners, zodat hun aanbod bijdraagt aan het oplossen van de ondersteuningsvraag.
De heer KLEIN VELDERMAN vraagt of Rijssen-Holten een eigen standpunt heeft of dat de 14 Twentse gemeenten een gezamenlijk standpunt innemen.
Mevrouw PONGERS zegt dat dat standpunt nog ingenomen moet worden. De raad krijgt daarover nog een voorstel.
De heer WESSELS zegt dat het fijn te horen is dat er wordt gewerkt aan toezicht op de kwaliteit.
Voorheen werd gewerkt met producten. Straks wordt gewerkt met profielen. Naar aanleiding van het zojuist gegeven voorbeeld over iemand met een verstandelijke beperking, vraagt spreker of profielen in dat opzicht beter werken en er beter maatwerk geleverd kan worden.
Er zullen straks langere contracten mogelijk zijn. Een gevolg kan zijn dat nieuwkomers hierdoor worden beperkt om in de markt te komen.
In het stuk staat dat zorgaanbieders een coördinerende rol hebben richting scholen, jobcoaches en anderen. Spreker ging uit van één regisseur en vraagt of straks een zorgaanbieder daartussen gaat zitten om allerlei partijen te gaan coördineren. Dat zal het onoverzichtelijk maken.
Mevrouw PONGERS zegt op de eerste vraag dat de huidige praktijk laat zien dat producten niet altijd aansluiten bij de behoeften, juist omdat een aanbieder heel specifiek vanuit een product denkt. Dan is het product leidend in plaats van de ondersteuningsbehoefte. Aanbieders zijn daarin weinig meegaand, tenzij zij een indicatie krijgen voor een ander product. Er is een aantal gemeenten in Nederland dat enige jaren werkt met ondersteuningsprofielen. De resultaten zijn veelbelovend. Er is meer maatwerk mogelijk en aanbieders worden gestimuleerd om creatiever te zijn. Juist doordat zij niet vastzitten in een product wordt er een groter beroep gedaan op de creativiteit van de professional die ingezet wordt om beter bij de ondersteuningsbehoefte aan te sluiten. Er wordt gewerkt met een vaste prijs, zodat de prikkel bij de aanbieder ligt om zo snel mogelijk resultaat te behalen. In 2015 zijn de transities ingegaan. De opdracht vanuit de transities is om een omslag met elkaar te maken. Spreekster is ervan overtuigd dat als gemeenten blijven denken vanuit de huidige producten het erg lastig wordt om die omslag te maken.
Vraag twee ging over meerjarige afspraken en nieuwkomers. Een van de uitgangspunten was dat nieuwe partijen moeten kunnen toetreden tijdens de looptijd van een contract. Partijen die een kans zien in de markt, hoeven niet te wachten tot een contract is afgelopen als zij met een product kunnen voldoen aan de kwaliteitseisen en aan de prijs.
Op de derde vraag zegt spreekster dat de regisseur van de gemeente het ondersteuningsplan opstelt, dat verschillende facetten kan bevatten. De regisseur is echter geen hulpverlener. De regisseur kan wel een aanbieder opdracht geven met andere hulpverleners, zoals een professional op een school, een individueel begeleider, een praktijkondersteuner van de huisarts en dergelijke, in overleg te gaan. Dat wordt hier bedoeld met coördinatie. De regisseur zorgt voor de procesmatige regie en een aanbieder voor de inhoudelijke regie.
De heer RETERINK zegt dat er meer kwaliteitseisen gesteld gaan worden. Dat kan betekenen dat aanbieders buiten de boot vallen. Spreker vraagt of geborgd wordt dat de gemeenten wel de volle breedte aan zorg kunnen blijven bieden, met name als het gaat om identiteitsgebonden zorg. Gemeenten zijn wettelijk verplicht dat aan te bieden.
Mevrouw PONGERS zegt dat de bedoeling van de aangescherpte kwaliteitseisen vooral is dat de kwaliteit van geleverde ondersteuning van een goed niveau is. Daarnaast moet gezorgd worden voor diversiteit in aanbieders. Spreekster gaat er niet van uit dat aangescherpte kwaliteitseisen tot een volledige uitsluiting van een bepaalde hulpverlener leidt.
De heer RETERINK zegt over de aanbieders dat er een integraal plan ligt. Hij vraagt of de aanbieders alle zorg kunnen bieden of dat het ook zo kan zijn, dat mensen die zorg nodig hebben zorg krijgen van verschillende aanbieders, omdat een aanbieder maar een bepaald gedeelte kan aanbieden.
Mevrouw PONGERS zegt dat dat juist het voordeel moet zijn met het werken met ondersteuningsprofielen, dat één aanbieder verantwoordelijk is voor het beantwoorden van de ondersteuningsbehoefte. Als dat niet kan binnen de eigen organisatie, dan moet er samenwerking gezocht worden met andere partijen. Nu worden er soms verschillende aanbieders ingezet in een bepaalde situatie, omdat zij niet het volledige pakket kunnen leveren
De heer VAN VELDHUIZEN merkt op dat is gezegd dat de regie en de keuzevrijheid van de inwoners centraal worden gesteld. Het gaat echter om 200 aanbieders. Spreker vraagt zich af of dat niet veel werk met zich meebrengt.
Mevrouw PONGERS zegt dat het beter faciliteren van de keuzevrijheid extra werk met zich meebrengt. Door dit model in te voeren, is de verwachting echter dat het aantal aanbieders per gemeente daalt. Rijssen-Holten heeft momenteel met 200 aanbieders te maken, maar er zijn hooguit 100 contracten actief. Die 100 aanbieders met ‘slapende contracten’ zullen waarschijnlijk in de nieuwe situatie niet inschrijven, omdat zij niet bewust voor Rijssen-Holten kiezen.
De heer VAN VELDHUIZEN vraagt of er bepaald criterium is naar de inwoner toe, waarbij een bepaalde aanbieder aan een bepaalde zorgvraag wordt gekoppeld.
Mevrouw PONGERS zegt dat eerst wordt bekeken wat de aard van de ondersteuningsbehoefte is en de beperking die daaraan ten grondslag ligt. Aanbieders zijn vaak gespecialiseerd in specifieke beperkingen, zoals ouderenzorg. De gemeente maakt dat aanbod inzichtelijk dat het beste aansluit bij de inwoner met een specifieke ondersteuningsbehoefte. Een inwoner zal meer zelf een keuze voor een aanbieder kunnen maken. Nu vaart men nog op het advies van een consulent of een regisseur.
De heer VAN VELDHUIZEN heeft gelezen dat er een administratieve lastenverlichting is. Geldt dat ook voor de inwoner?
Mevrouw PONGERS zegt dat de nieuwe manier van werken straks ook geldt voor de inwoner. Zij moeten meegenomen worden in het resultaatgericht werken en moeten wennen aan het feit dat straks niet meer geïndiceerd wordt in uren of dagdelen, maar dat samen met de inwoner toegewerkt wordt naar resultaten. Dat vergt een omslag, die gefaciliteerd moet worden. In het kader van zorg in natura heeft een inwoner momenteel al weinig administratieve lasten in tegenstelling tot houders van een persoonsgebonden budget.
De heer VAN DEN BERG zegt dat een aantal gemeenten of combinaties van gemeenten geprobeerd heeft Jeugd en Wmo te combineren. Uiteindelijk heeft geen enkele gemeente dat gedaan. Spreker vraagt waarom dat nog niet is geprobeerd.
Voorts vraagt hij of iets meer gezegd kan worden over wat alles in financieel opzicht met zich meebrengt.
Mevrouw PONGERS zegt dat de transities veel nieuwe opgaven voor de gemeenten met zich meebrachten. In het kader van Jeugdzorg was alles nieuw en voor de Wmo betekende het nieuwe doelgroepen. Wellicht is de combinatie te ingewikkeld geweest en was daarnaast het tijdsbestek niet realistisch. Inmiddels is duidelijk de meerwaarde te zien van integrale inkoop, juist omdat de gemeenten te maken hebben met de overgang van 18-min naar 18-plus en er soortgelijke producten zijn ingekocht. Vandaar het uitgangspunt van Twente en de behoefte om wel integraal in te kopen. Voorbeelden in het land zijn er nog niet.
Wethouder BEENS gaat in op de vraag over de financiën. Uitgaven in het oude en het nieuwe systeem zijn niet een-op-een te vergelijken. Op de langere termijn zullen er voordelen te behalen zijn. Zo wordt door de administratieve lastenverlichting de zorg goedkoper. Risico’s zijn moeilijk in te schatten en er zijn nog geen voorbeelden. Wel moet er budgettair-neutraal gewerkt worden, zoals is afgesproken. De verwachting is dat het nieuwe systeem makkelijker is om mee te werken. Of er een voordel is voor de cliënt is de vraag. Voor de cliënt is het belangrijk om goede zorg te krijgen.
Mevrouw PONGERS zegt als aanvulling dat de ondersteuningsprofielen de komende tijd worden uitgewerkt. Er moeten keuzes gemaakt worden met welk type ondersteuningsprofielen de gemeente wil gaan werken. Daaraan worden tarieven gekoppeld. Dat gebeurt in overleg met aanbieders. De wettelijke opdracht is reële tarieven af te spreken. Het is niet de bedoeling onder de marktprijs te gaan zitten. Zodra de tarieven zijn vastgesteld, kunnen er berekeningen gemaakt worden over de te verwachte uitgaven.
De heer NOORDAM vraagt wat er wezenlijk gaat veranderen in de rol van de regisseur.
Mevrouw PONGERS zegt dat de regisseur, in het kader van toegang tot maatwerkvoorzieningen, met cliënten in gesprek gaat over de vraag wat de ondersteuningsbehoefte is – wat lukt de cliënt zelf niet, waar heeft de cliënt hulp bij nodig ‑ en welk resultaat de cliënt graag wil bereiken en welke partij daarbij betrokken kan worden. Vroeger werd veel meer geredeneerd vanuit de beperking en welke ondersteuningsbehoefte daarbij hoorde.
De heer PAS zegt dat er bij het inkopen c.q. het aanbesteden selectiecriteria worden toegepast. Daarbij kan sterk ingezoomd worden op kwaliteit. Als gezamenlijk ingekocht wordt, wordt dus ook gekozen voor eenzelfde kwaliteit. Spreker vraagt of dat ook betekent dat de gemeente zich in die zin automatisch achter die andere gemeenten moet scharen.
De VOORZITTER zegt dat het gaat om een politieke vraag, die later behandeld wordt.
De heer NOEVERMAN zegt dat in dit systeem alles staat of valt met de profielen die vastgesteld worden. Spreker vraagt of die ondersteuningsprofielen theoretisch worden bepaald of dat deze mede worden bepaald op basis van de vragen vanuit het huidige cliëntenbestand. Als het straks gaat om de financiering, is de vraag of dat puur ingeschat moet worden op basis van die, theoretisch, bepaalde, profielen of dat het mogelijk is een vertaalslag te maken naar de cliënten zoals de gemeente die had, om door te kunnen rekenen wat die nieuwe profielen zouden betekenen in financieel opzicht.
Mevrouw PONGERS zegt dat momenteel een Twentse werkgroep zicht verdiept in de ondersteuningsprofielen en daarbij kijkt ook kijkt hoe andere gemeenten in het land hun ondersteuningsprofielen hebben opgesteld. Samen met de gesprekken die gevoerd worden met aanbieders, ontstaat er een unieke set van Twentse ondersteuningsprofielen op basis van de behoefte. Ook de cliëntenraden worden daarbij betrokken. Door die verschillende soorten input, wordt er een nieuwe Twentse samenstelling gemaakt. Op dit moment kan nog niet aangegeven worden welk type ondersteuningsprofiel het wordt. Dat is nog volop in onderzoek.
De VOORZITTER: dankt mevrouw Pongers voor de presentatie en de beantwoording van de vragen.
Eerste termijn
De VOORZITTER verzoekt de fracties hun politieke vragen te stellen aan het college en als het mogelijk is, alvast hun opinies geven over het koersdocument.
De heer NOORDAM gaat in op de rol van de regisseur. In alle gevallen gaat het in Rijssen-Holten om lokale regisseurs, die op basis van hun competenties werkzaam zijn. Nu daarin het een en ander verschuift, vraagt spreker of de regisseurs voldoende zijn toegerust op hun nieuwe taak.
Voorts vraagt hij of de doelen in een inkoopproces realistisch zijn en wat de portefeuillehouder hierover wil horen.
De heer KLEIN VELDERMAN zegt dat D66 het resultaatgericht denken ondersteunt en ook de keuzevrijheid die in het koersdocument is vastgelegd. Een goede monitoring van de kwaliteit is belangrijk en begint bij de inkoop. Duidelijk moet zijn hoe die kwaliteit gemeten wordt gedurende het hele proces. Het zou slordig zijn als bijvoorbeeld uit een enquête blijkt dat veel cliënten ontevreden zijn, omdat de gemeente verkeerde kwaliteitseisen heeft gesteld. Spreker wil dit punt aan het college meegeven en verzoekt meetbare resultaten als kwaliteitseisen te stellen. Dat moet vooral weggehaald worden bij cliënten en minder bij de zorg.
D66 geeft een positieve opinie over het koersdocument.
De heer TEN BERGE zegt dat er een mooie ambitie is neergelegd in het kader van de transformatie. Het CDA heeft het koersdocument gelegd naast de agenda die in juni is vastgesteld en er blijken veel overeenkomsten te zijn. Wat spreker opvalt, is dat er blijkbaar in 2016 een Twents document over transformatie is vastgesteld. Hij vraagt waarom dat niet eerder met de raad is besproken.
Naar aanleiding van de presentatie over profielen en clusters adviseert spreker aan het college dat voorkomen moet worden dat er nieuwe producten komen en dat goed gekeken moet worden naar het verdere proces. Dat proces is qua tijdsbestek is te krap. Een implementatie in drie maanden, waarbij Jeugd en Wmo verbonden moeten worden en er van product-denken overgestapt wordt naar resultaatsturing, is een groot proces. Spreker mist daarin een aantal partijen, die een grote stem moeten hebben. Dan gaat het gaat om de verwijzers, waarbij het bij Jeugd vooral gaat om huisartsen en andere partijen. Daarover is gezegd dat zij worden geïnformeerd. Volgens spreker moeten zij echter veel meer betrokken worden. Ook de adviesraden moeten betrokken worden en daarnaast heeft de raad een stem in het geheel. Dit is cruciaal voor de manier waarop straks de zorg in de regio eruit ziet. Dat zal allemaal tijd kosten. Spreker wijst op het citaat “wat je voor mij doet, maar niet met mij, doe je tegen mij”. Hij vindt dat de raad goed in het proces meegenomen moet worden. Het is goed dat vanavond in openheid over dit onderwerp gesproken wordt, al was het enigszins ‘last minute’. Voor het vervolg is dat een punt van aandacht.
Het CDA vindt dat er een goede lijn wordt ingezet, waarbij ‘high trust, high penalty’ een goed uitgangspunt is. Hij geeft een positief standpunt af over het koersdocument. De aandachtspunten van het CDA liggen op het gebied van het proces en de verdere uitwerking, waarbij het niet zo kan zijn dat de nieuwe profielen de nieuwe producten worden.
De heer PAS zegt dat de ChristenUnie het koersdocument positief beoordeelt. Er wordt nog meer ingezoomd op flexibiliteit en er kan nog effectiever maatwerk geleverd worden.
Bij het gezamenlijk inkopen kan aan de voorkant ingezoomd worden op selectiecriteria. De vraag is hoever de gemeente daarin gaat en in hoeverre een gemeente zichzelf daarin beperkt. De kwaliteit moet namelijk gezamenlijk van tevoren bepaald zijn.
De heer MULLER zegt dat Gemeentebelang het resultaatgericht zijn zeker ondersteunt.
Wat betreft de tevredenheid en de resultaatmeting vraagt Gemeentebelang zich af of de tevredenheid van de cliënt de belangrijkste vorm van meting is. Zij zet vraagtekens bij de manier waarop dat vorm gegeven wordt.
Gezegd is dat er budgetneutraal gewerkt zal worden. Tegelijkertijd wordt niets tekort gedaan aan de doelstellingen. Er is wel gesproken over de toegang tót de zorg, maar op het moment dat die zorg nodig ís, maakt het niet uit of de gemeente al dan niet uitkomt met haar budget.
De Adviesraad Sociaal Domein (ASD) adviseert aan het college. Spreker vraagt of de raad inzicht krijgt in dat advies.
Momenteel is een discussie actueel over de groep 18plus. Wie net 19 jaar is, kan nog een sterke zorgbehoefte hebben. Spreker vraagt of dat een rol speelt in het vastleggen van de contracten. Voorts loopt er een actuele discussie over het woonplaatsbeginsel: wat is de feitelijke woonplaats, de zorglocatie of de ‘historische’ woonplaats. Spreker vraagt of dat in dit traject een rol speelt.
De heer RETERINK zegt dat de heer Ten Berge een en ander goed heeft verwoord, waarbij hij de aandachtspunten heeft benoemd. De Muller sloot daarop aan voor wat betreft de financiële kant.
De SGP staat in principe positief tegenover het koersdocument. Zij legt de vinger bij alle genoemde aandachtspunten; deze zullen ook inderdaad die aandacht vragen.
De heer MEIJERINK sluit zich aan bij de woorden van de heer Ten Berge, met name bij wat werd gezegd over het tijdsbestek. Spreker adviseert er geen haastwerk van te maken.
In het document staan op bladzijde 12 een aantal voordelen en meerdere risico’s genoemd voor inwoners, gemeenten en zorgaanbieders. Spreker vraagt hoe reëel die risico’s zijn en hoe die gemonitord worden.
De PvdA kan uit de voeten met het koersdocument.
Wethouder BEENS zegt dat er niet veel verandert in de regisseursrol. De regisseur moet in beeld brengen wat de behoefte van de cliënt is en hoe die ingevuld moet worden. Straks komen er allerlei profielen en het meest passende profiel wordt bij die invulling gezocht. Vervolgens kijkt de zorgaanbieder of hij al dan niet in staat is de zorg alleen aan te bieden. De regisseur bewaakt dat proces.
De nieuwe systematiek is een grote uitdaging. Het belangrijkste punt zal de tijdsdruk worden. Ook binnen het college wordt gediscussieerd over de ingangsdatum. De gemeente moet kwalitatief gereed zijn voor de nieuwe manier van werken, waarin op dat moment ook de partners mee kunnen. Een alternatief is de systematiek in gedeelten in te voeren en dat langzaam op te bouwen.
De heer NOORDAM zegt dat de rol van de huisartsen specifiek is genoemd. Die rol wordt zwaarder. De centrale regisseursrol zal daarom ook anders worden.
Mevrouw PONGERS zegt dat regisseurs en consulenten geschoold moeten worden in resultaatgericht werken. Als er straks resultaten ingekocht worden op basis van ondersteuningsprofielen, dan moeten zij zich de inhoud daarvan eigen maken. Die nieuwe manier van werken zal wennen zijn, ook voor de aanbieders, cliënten, verwijzers enzovoort. In dat proces moet men elkaar tijd en ruimte gunnen.
Wethouder BEENS gaat in op de vraag van de heer Klein Velderman over monitoring van het kwaliteitsniveau. In de vorige raadsvergadering heeft het college bij motie de opdracht gekregen dat punt mee te nemen.
De heer KLEIN VELDERMAN zegt dat D66 die motie niet heeft gesteund, omdat deze inging op de controle en het vaststellen van de kwaliteit van de zorgverleners. Wat nu voorligt, is het afspreken van een kwaliteitsniveau met zorgverleners, waarbij ook nagedacht moet worden over een manier waarop dat gemeten kan worden. Dat moet gedaan worden bij de cliënten, niet bij de zorgverleners. Spreker vraagt welke normen vastgesteld worden, die bij de cliënt gemeten kunnen worden om daarmee de zorgaanbieders te kunnen benaderen.
Wethouder BEENS zegt dat het begint aan de voorkant: daar moeten de kwaliteitsnormen neergelegd worden, zodat een potentiële aanbieder een daadwerkelijke zorgaanbieder kan worden. Vervolgens moet uitgewerkt worden hoe dat gecontroleerd kan worden.
De heer Pas stelde dat veertien gemeenten op hetzelfde level moeten zitten wat de kwaliteit betreft. Spreker zegt dat het zowel een voor- als een nadeel is dat op te pakken met veertien gemeenten. Zij moeten er met elkaar uitkomen. Het kan niet zo zijn dat Rijssen-Holten de lat veel hoger legt dan een andere gemeente. Het gaat om één aanbesteding. Dat punt wordt door het college hierin meegenomen, mede vanuit de aangenomen motie in de laatste raadsvergadering.
Wethouder TIJHOF zegt dat het college de ambitie herkent, die het CDA aangeeft. De heer Ten Berge heeft enkele waarschuwingen meegegeven. De belangrijkste waarschuwing is dat de tijd te krap is. Het college is ook die mening toegedaan.
Om resultaten te bereiken wordt er straks resultaatgericht gewerkt en komen er meerjarige contracten. Het zal niet zo zijn ten koste van alles die transformatie er doorgedrukt wordt met ingang van 1 januari 2018. Door meer tijd te nemen, kunnen raad, ASD en verwijzers er beter bij betrokken worden.
Genoemd werd een Twents transitiedocument. In het Samen14-overleg is er een stuk voorbereid. Dat is niet in alle 14 gemeenten en gemeenteraden besproken. Het stuk bleek ook voor het college te ver af te staan van de praktijk en niet relevant om voor te leggen.
De heer Muller zei dat de ervaring van de cliënt belangrijk is. Volgens spreker moet op een of andere manier beoordeeld worden of de kwaliteit en het juiste resultaat geleverd zijn. Dat zal ervaren worden bij de hulpvraag van de cliënt. Als er geen hulpvraag meer over is, is geleverd wat is afgesproken. In veel gevallen zal dat niet zo zijn en blijft de hulpvraag op hetzelfde niveau. Dat betekent dat blijvend gekeken moet worden naar maatwerk. De ervaringen van de cliënten, die in contact staan met regisseurs en consulenten, zijn daarbij van groot belang.
Het klopt dat het budget niet onbeperkt is. Dat budget zal de komende jaren zeker niet hoger worden. Het beleid is erop gericht te kijken naar koppelingen met andere beleidsterreinen en welke zaken er in voorliggende voorzieningen gerealiseerd kunnen worden, zodat de hulpvraag en de zorgvraag verminderen. Dat zijn de knoppen waar de gemeente aan kan blijven draaien. Dat zal de komende jaren een zoektocht zijn.
Spreker zegt toe het advies van de ASD naar de raad te sturen, zodra het beschikbaar is.
Mevrouw PONGERS gaat in op het woonplaatsbeginsel. De woonplaats van de cliënt is bepalend welke gemeente de zorg financiert, ook als het bijvoorbeeld gaat om bekostiging van dagopvang elders.
Het is niet zo dat het woonplaatsbeginsel en de overgang van 18min naar 18plus leidend zijn geweest in het opstellen van het koersdocument. De transformatie moet handen en voeten gegeven worden, wat mogelijk is door op een andere manier in te kopen. In Twents verband zijn hierover goede afspraken gemaakt. In de praktijk zijn hierover weinig discussies.
Wethouder TIJHOF gaat in op de vraag van de PvdA over de risico’s. Volgens spreker zitten er aan elk systeem voordelen en kansen, maar ook risico’s. Er wordt gewerkt aan het in kaart brengen van de risico’s en die in het voortraject bij de kwaliteitscriteria goed te benoemen en te veranderen.
De heer MEIJERINK vraagt bij interruptie hoe dat wordt gemonitord en geëvalueerd et cetera.
Wethouder TIJHOF zegt dat dat een kwestie is van goede uitwerking. Met name op de risicogebieden worden de kwaliteitscriteria ingericht en daarop wordt de monitoring gericht. Als er afwijkingen zijn, worden op die manier de signalen opgevangen. Dit punt moet duidelijk meegenomen worden.
Tweede termijn
De heer TEN BERGE zegt dat hij blij is dat het college ook graag meer tijd wil hebben in het proces om daarmee meer ruimte geven aan de betrokkenheid van verschillende partijen. Dat kan echter in Twents verband veel spanning opleveren. Andere gemeenten willen wellicht wel een hoog tempo. Spreker geeft het college mee, omdat Rijssen-Holten vaardig en wijs genoeg is, een lokaal pact met partijen te sluiten, eventueel binnen de regionale raamovereenkomsten, met huisartsen, scholen en andere verwijzers en de regisseurs. Het is namelijk makkelijker gezegd dan gedaan om handen en voeten te geven aan resultaatgericht werken.
De heer MULLER zegt dat het tijdspad een belangrijk onderdeel is. In de presentatie is iets gezegd over verschillende varianten, niet alleen in tijd, maar ook in de wijze van invoering, zodat deze meer doelgroepgericht wordt. Spreker wil meegeven, dat dan bijvoorbeeld gezegd kan worden dat het nieuwe systeem wel ingaat per 1 januari 2018, maar dat dat nog niet geldt voor de jeugdzorg.
De heer NOORDAM vindt het jammer dat er geen debat ontstaat.
De heer Ten Berge heeft gewezen op de gevaren van nieuwe producten en nieuwe profielen. Spreker vraagt de heer Ten Berge wat het risico voor Rijssen-Holten is als er meer nieuwe profielen komen en of dat echt een probleem is.
De heer KLEIN VELDERMAN zegt dat hier afgesproken kan worden welk traject gelopen wordt. In de presentatie zijn daarover drie mogelijkheden genoemd. Als de commissie vanavond aangeeft wat zij belangrijk vindt, dan kan het college daarover verder in overleg gaan. Wat spreker betreft, moet er een zorgvuldig pad gelopen worden. Hij kan niet goed inschatten of een jaar, anderhalf jaar of twee jaar te kort is. Hij vraagt de heer Ten Berge hiervoor met een voorstel te komen.
De VOORZITTER zegt dat hij daarvan geen voorstander is. Dat zou een derde termijn vergen.
De heer NOORDAM verzoekt de voorzitter bij interruptie de heer Ten Berge het woord te geven om in te kunnen gaan op de aan hem gestelde vragen.
De VOORZITTER zegt dat dit soort vraagstukken in feite in de eerste termijn op tafel gelegd moeten worden. Spreker geeft het woord aan de heer Ten Berge.
De heer TEN BERGE zegt dat het risico dat hij probeerde te schetsen, is dat er op een andere manier gewerkt gaat worde; de gemeente gaat de transformatie in, de zorg wordt resultaatgericht georganiseerd. Het risico zit hierin dat het gaat om een sector, waarin alles eigenlijk op eenzelfde manier door blijft gaat. Om die reden heeft hij eerder gezegd: wat je voor mij doet, maar niet met mij, doe je tegen mij. Dat is het risico als een proces niet zorgvuldig wordt gedaan met de partijen in de zorg, de andere verwijzers en de inwoners. De vraag is of mensen zitten te wachten op zaken als: faciliteren van keuzevrijheid en het organiseren van zaken. Er is een risico dat gemeenten zich zodanig laten leiden door de inkopers en door het model, dat vergeten wordt dat te vertalen voor een zorginstelling, een huisarts enzovoort, en wat het voor hen betekent. Daarover moet het gesprek gevoerd worden, wil het nieuwe systeem succesvol geïmplementeerd worden. Spreker geeft het college mee lokaal afspraken te maken met partijen die hier groot zijn.
Wethouder TIJHOF zegt dat het CDA waarschuwingen meegeeft aan het college. Ook is gezegd dat als het niet lukt met veertien gemeenten, Rijssen-Holten zich moet richten op haar eigen lokale situatie. Het voordeel dat in dit geval wordt gekozen voor de Twentse, gezamenlijke aanpak, is dat Rijssen-Holten haar eigen kavel heeft, die zij zelf kan inrichten, waarin zij zelf afspraken kan maken met aanbieders en verwijzers. Daar liggen kansen, maar ook de must om het hier met elkaar optimaal te organiseren.
De periode 2018-2020 wordt een soort ingroeiperiode. Vanaf 2020 wil het college dan vierjaarlijkse contracten afsluiten. Dat heeft wat spreker betreft te maken met de nieuwe raadsperiode, waarin duidelijke kaders gesteld kunnen worden en bijgestuurd kan worden. Die optie spreekt het college aan. Een andere optie kan een ingroeimodel zijn, zoals in West-Brabant-west, waar al resultaatgericht werken is ingevoerd voor Jeugd. Daarna zou de Wmo kunnen volgen.
Het college vindt dat niet alles in beton is gegoten. Het gaat om het eindresultaat, waarin optimaal gewerkt kan worden, ook in de lokale kavel van Rijssen-Holten. Misschien heeft Rijssen-Holten daarmee een iets andere positie in de regio.
De heer TEN BERGE vraagt hoe het college de betrokkenheid van de raad ziet in het proces.
Wethouder BEENS zegt dat de raad zoals gebruikelijk per kwartaal of per halfjaar daarin wordt meegenomen. Zodra het advies van de ASD binnen is gekomen, kan het college eind januari een besluit nemen. Vervolgens komt een en ander aan de orde in de regio. Als daar besluiten genomen zijn, wordt de werkgroep Sociaal Domein geïnformeerd of wordt er een extra bijeenkomst georganiseerd. Het is goed bij belangrijke zaken, zeker als die afwijken van wat er vanavond verteld is, bij de raad terug te komen.
Mevrouw RIEZEBOS stelt voor dat niet primair de werkgroep Sociaal Domein wordt geïnformeerd maar dat dat gebeurt in de commissie. Klankborden kan uitstekend via de werkgroep Sociaal Domein. Informatieverstrekking hoort thuis in de commissie.
De VOORZITTER zegt dat dat een terecht punt is.
Spreker wenst het college sterkte met alles wat naar voren is gebracht.
4 Rondvraag
Er wordt geen gebruik gemaakt van de rondvraag.
5 Sluiting
De VOORZITTER sluit de vergadering om 21.05 uur.
Aldus vastgesteld in de vergadering van de Commissie MDV van Rijssen-Holten op 13 februari 2017.