Commissie MDV 9 maart 2015 (20:30 uur)
- Datum:
- 09-03-2015
- Tijd:
- 20:30 - 21:10
- Zaal:
- Raadzaal
- Openbaarheid:
- Openbaar
- Voorzitter:
- drs. E.G. Bosma
- Griffier:
- H.A.J. van de Vliert
Aanwezig | Naam |
---|---|
Voorzitter | drs. E.G. Bosma |
SGP | J.A. Baan, J.W. Reterink en dr. J. Noeverman |
CDA | F.J. Wessels en G.D. ten Berge |
ChristenUnie | G. Pas en mr. W.L. Riezebos-Tessemaker |
Gemeentebelang | W.J.M. Muller, J. Beunk en J. Kuiper-Ruitenberg |
PvdA | J.J.A. ter Keurst, R.W. Meijerink en S. Kök |
VVD | F.W. Noordam, E.J.W. Deijk en H.A.M. Stegehuis |
Lokaal Liberaal | E. Heuver-Harbers |
D66 | ir. H. Klein Velderman en C. Polman |
Griffier | H.A.J. van de Vliert |
Wethouders | B. Beens, R.J. Cornelissen, B.D. Tijhof |
Pers | 1 |
Publiek | 5 |
1.Opening
De VOORZITTER opent de vergadering en heet de aanwezigen van harte welkom.
2. Inventarisatie spreekrecht
Er hebben zich geen insprekers gemeld.
3. Vaststellen definitieve agenda
De agenda wordt ongewijzigd vastgesteld.
4. Verslag van de vergadering van 19 januari 2015
Het verslag wordt ongewijzigd vastgesteld.
5. Mededelingen vanuit samenwerkingsverbanden en over strategische projecten
Er zijn geen mededelingen.
6. Overheveling buitenonderhoud primair onderwijs (opiniërend; Tijhof)
De heer MULLER zegt dat collegevoorstel eigenlijk ook gaat over nieuwbouw. Daardoor rijst de vraag of 60 jaar, de levensduur van niet-hbc-gebouwen, op dit moment realistisch is als gekeken wordt naar de paar scholen uit de jaren zeventig in deze gemeente. Spreker vraagt of de verwachting is dat deze scholen kunnen blijven bestaan tot circa 2040 en als dat niet zo is, of dat nu benoemd moet worden.
Spreker vraagt of er een indicatie gegeven kan worden hoeveel van de € 256 miljoen overheveling naar de schoolbesturen gaat die gerelateerd zijn aan de gemeente. De overheveling van de € 256 miljoen wordt immers gebruikt als motivatie om geen bruidsschat te leveren.
In de totale mix van nieuwe en oude scholen is er een gezonde verhouding als rekening gehouden wordt met de ambitie dat ook de Haarschool Holten tot de nieuwe scholen gaat behoren. Gemeentebelang vindt het dan ook begrijpelijk dat er heel zorgvuldig omgegaan wordt met de bruidsschat. Als het probleem van de heel oude scholen wordt opgelost, kan het op deze manier werken.
De heer MEIJERINK refereert aan de notitie van het college van mei 2014, waarin werd gewezen op een overgangsregeling. In de brief van de schoolbesturen van 11 november 2014 wordt echter aangegeven dat er geen recht is op een overgangsregeling en dat de schoolbesturen grote financiële problemen vrezen. Spreker vraagt of de schoolbesturen wel of geen recht hebben op die overgangsregeling en of de vrees die zij hebben geuit terecht is. De PvdA staat in principe achter het voorstel, maar laat het definitief standpunt afhangen van het antwoord op deze vragen.
De staatssecretaris verwacht dat de schoolbesturen met de overheveling op zich ruim uit de voeten moeten kunnen. Wat de PvdA betreft kan ermee gestart worden, maar mochten er grote problemen opdoemen, dan moet tijdig ingegrepen kunnen worden.
De heer STEGEHUIS zegt dat de VVD zich kan vinden in wat het college heeft voorgelegd, maar nog de volgende vraag wil stellen. Uit de stukken komt naar voren dat na 40 jaar groot onderhoud wordt voorzien. Vier scholen krijgen hiermee op korte termijn te maken. Spreker heeft bedenkingen of het bedrag van de overheveling hiervoor voldoende is en vraagt hoe de portefeuillehouder hiermee omgaat.
Mevrouw HEUVER zegt dat Lokaal Liberaal zich kan vinden in het stuk. Zij gaat nog in op de Inleiding, punt b: “Als een schoolgebouw 60 jaar oud is, vindt overleg plaats tussen gemeente en schoolbestuur over renovatie (voor rekening van het schoolbestuur met een bijdrage van de gemeente) dan wel vervangende nieuwbouw (voor rekening van de gemeente met een bijdrage van het schoolbestuur).” Zij vraagt of er afspraken zijn gemaakt over deze bijdragen.
Er is nog een bedrag aanwezig van de onderhoudsreserve om nieuwbouw te kunnen realiseren. Spreekster vraagt of dat inmiddels achterhaald is, omdat de wethouder al heeft toegezegd dat dit bedrag wordt aangewend voor nieuwbouw van de Haarschool.
De heer PAS zegt dat in de notitie van mei 2014 staat dat het investeringsverbod een zeer groot probleem is en de oorzaak is van de meeste ellende van de wijziging van de Wet op het primair onderwijs, dit in directe relatie tot de discussie die is ontstaan over het verschil tussen groot onderhoud en renovatie. De schoolbesturen zijn verantwoordelijk voor groot onderhoud, maar de vraag is wie straks verantwoordelijk is voor renovatie. De term renovatie komt namelijk niet voor in de wet. Zoals de notitie aangeeft moet voorkomen worden dat elke keer discussie ontstaat tussen gemeente en schoolbesturen over enerzijds groot onderhoud of renovatie en anderzijds renovatie of nieuwbouw.
In het voorstel staat bij de Inleiding, punt d, over renovatie voor rekening van de schoolbesturen, dat overlegd moet worden over de bijdrage van de gemeente en dat bij vervangende nieuwbouw voor rekening van de gemeente wordt overlegd over een bijdrage van de schoolbesturen. Spreker vraagt de wethouder duidelijkheid te geven omtrent het begrip renovatie. Het voorstel is wat dat betreft niet overeenkomstig de notitie. In de notitie staat dat renovatie niet aan de orde is en dat de gemeente ook niet zal meebetalen. In het voorstel daarentegen is de definitie van renovatie opgenomen, waarbij staat dat er zal worden overlegd over een bijdrage van de gemeente.
Wat betreft vervangende nieuwbouw staat in het voorstel dat wordt overlegd over een bijdrage van het schoolbestuur. Spreker vraagt hoe dat in verhouding staat tot een investeringsverbod of dat het investeringsverbod inmiddels is verruimd en zo ja, onder welke voorwaarden. Deze voorwaarden bepalen namelijk wat de bijdrage kan zijn van een schoolbestuur bij vervangende nieuwbouw.
De heer WESSELS zegt dat de overheveling van het buitenonderhoud van het primair onderwijs behoort tot het CDA-gedachtegoed om zaken op een zo laag mogelijk niveau uit te voeren. De vraag die voorligt, is of het nodig is een bruidsschat mee te geven. Eerder werd daarover door de ambtelijke organisatie aangegeven dat men wachtte op nieuwe argumenten vanuit het primair onderwijs. Er zijn echter geen aanvullende argumenten gekomen. Het CDA stemt daarom in met het voorstel.
In de afgelopen jaren heeft de gemeente fors geïnvesteerd in nieuwbouw van een aantal scholen. Het CDA heeft op dit moment ook niet de indruk dat er scholen zijn van een dermate slechte kwaliteit dat daarvoor een bruidsschat aan de orde zou zijn. Wel spreekt het CDA haar zorg uit over de laatste hbc-scholen, maar wellicht komt dat punt op een ander moment terug.
De heer NOEVERMAN zegt dat de SGP instemt met de meeste onderdelen van het voorstel, maar dat er nog een slag om arm wordt gehouden met betrekking tot de gemeentelijke bruidsschatregeling. De SGP heeft op dat punt behoefte aan meer inzicht in de meerjarenplanning om te bekijken wat er gedaan moet worden met de onderhoudsreserve. De SGP mist in dit kader informatie over de mix aan nieuwbouwscholen en oude scholen. De schoolbesturen geven aan dat een aantal oude scholen aanloopt tegen de 40-jarige termijn. In de stukken staat dat dit geen nieuw argument is, maar de SGP wil van het college toch graag een onderbouwing krijgen waarom dat argument onterecht is en er geen recht is op de bruidsschat. Als die argumentatie overtuigend is dan kan de SGP volledig instemmen met het voorstel.
Wethouder TIJHOF zegt op de vraag of 60 jaar voor een schoolgebouw realistisch is, dat het afhangt van de manier waarop schoolverenigingen met gebouwen omgaan. Schoolverenigingen zijn verantwoordelijk voor het onderhoud en de staat van het onderhoud. Momenteel is te zien dat verschillende scholen op verschillende manieren onderhouden worden.
In het eerste voorstel stond dat na 65 jaar zou worden beoordeeld of vervangende nieuwbouw aan de orde was. Na bespreking met het onderwijs is dat teruggebracht naar 60 jaar; dan wordt beoordeeld of er nog onderhoud gedaan kan worden of dat voor vervangende nieuwbouw gezorgd moet worden. Dat is afhankelijk van de staat van het gebouw en de behoefte van het onderwijs met het gebouw.
De vraag hoeveel geld er naar de scholen gaat, is lastig te beantwoorden. In de brief van het PCPO staat hierover bijvoorbeeld dat zij voor haar zeven scholen in 2015 € 145.000 vanuit de overheveling buitenonderhoud krijgt. Spreker zegt toe hierover nadere informatie, als deze bekend is, te zullen verstrekken.
De overgangsregeling is geen recht, maar een keuze die een gemeente maakt. Er is wel een landelijke overgangsregeling van kracht.
Spreker laat weten dat er regelmatige en goede contacten zijn met het onderwijs. Mochten er problemen zijn, dan zijn die contacten zodanig dat het onderwijs bij de gemeente aan de bel trekt.
Er zijn vier scholen die de 40-jarige termijn naderen. Dat probleem is voor de gemeente niet groter of kleiner dan voor het onderwijs. Budget dat voorheen naar de gemeente ging, gaat nu rechtstreeks naar het onderwijs.
In het verleden was er na de 40 jaar discussie over wel of niet renoveren en over de bijdrage van de gemeente dan wel van de schoolvereniging. Die discussie wordt in het vervolg voor de gemeente eenvoudiger. Als de gemeente een school nieuw bouwt, is er 60 jaar lang geen discussie over nieuwbouw of renovatie. Daarna komt de vraag aan de orde of een school inderdaad aan vervanging toe is. Dat is situatieafhankelijk. Om die reden zegt het college dan mee te willen praten en mee te willen denken met het onderwijs over een bijdrage van het onderwijs. De discussie die de heer Pas heeft aangehaald, speelde in het verleden vooral bij het punt ‘onderhoud na 40 jaar’, maar is niet meer aan de orde met voorliggend stuk.
Tijdens de begrotingsvergadering is via een motie verzocht meer inzicht te geven in de meerjarenplanning. Het stuk dat daarover wordt opgesteld is bijna zo ver klaar dat het naar de raad gestuurd kan worden.
NB.: Op 19 maart 2015 heeft het college de volgende reactie gegeven op de vraag de commissie te informeren over het budget dat de schoolbesturen in Rijssen-Holten ontvangen als gevolg van de overheveling van het buitenonderhoud: Overheveling buitenonderhoud primair onderwijs
Tweede termijn
De heer MEIJERINK zegt dat de overgangsregeling een recht is volgens het antwoord van de wethouder. Spreker vraagt of dat een recht is vanuit de gemeente, het college of het Rijk.
De heer MULLER zegt dat hij vraagtekens zet bij het gegeven dat een aantal scholen, niet zijnde hbc-scholen, ooit gebouwd is met de verwachting dat zij 60 jaar blijven staan. Spreker vraagt of die scholen, ook bij goed onderhoud, het jaar 2040 kunnen halen of dat nu al bekend is dat dat geen haalbare kaart is. Daarover moet duidelijkheid zijn.
De heer STEGEHUIS zegt dat voor groot onderhoud een reservering nodig is die in een aantal jaren opgebouwd moet worden. De scholen zijn in 2013 op de hoogte gesteld van het feit dat zij het onderhoud zelf moeten gaan doen. Wat betreft groot onderhoud vraagt spreker in hoeverre de gemeente hieraan bijdraagt als een school niet voldoende reserveringen heeft.
De heer PAS zegt dat de ChristenUnie gelet op de beantwoording van de vragen instemt met het voorstel.
Mevrouw HEUVER constateert dat volgens de wethouder een bijdrage van de gemeente of van de scholen bij een eventuele renovatie dan wel nieuwbouw in goed overleg gaat en dat daarover niet nu al afspraken gemaakt hoeven te worden.
Spreekster vraagt nogmaals of het bedrag dat nu nog in de onderhoudsreserve zit, kan worden aangewend voor nieuwbouw van de Haarschool.
Wethouder TIJHOF zegt dat veel gebouwen langer dan 60 jaar mee kunnen. Veel scholen in de gemeente hebben een basis van bijna 40 jaar oud, maar daarbij is in de loop der jaren veel bij- aan- of opgebouwd, waardoor het eigenlijk niet meer gaat om een school van 40 jaar oud, maar dat er nog slechts delen zijn van 40 jaar oud. In zo’n geval komt een ‘gewogen onderhoudssituatie’ aan de orde. Op basis daarvan werd in het verleden altijd een beroep gedaan op het onderhoudsbudget. De beoordeling voor renovatie en onderhoud ligt straks geheel bij het onderwijs.
Na 60 jaar volgt er een beoordeling door de gemeente en is de vraag aan de orde of een gebouw versleten is en vervangen moet worden of dat men er met een geringere investering nog een aantal jaren mee vooruit kan.
Er is een landelijke overgangsregeling. Dat is een recht. Gemeentelijk kan er een overgangsregeling gemaakt worden. Dat is geen recht. In Rijssen-Holten stelt het college voor daar geen gebruik van te maken. Scholen mogen wel een beroep doen op de landelijke regeling.
Wat betreft de vraag over een bijdrage in de reservering zegt spreker dat hij begrijpt dat scholen moeite hebben met reserveringen en hoe zij moeten omgaan met het nieuwe renovatie- en onderhoudsvraagstuk. Een gemeente mag echter niet optreden als bank.
Nieuwbouw van de Haarschool staat op dit moment nog niet in de begroting. Het is een wens die breed leeft in de raad. Er is een aantal reserves en spreker verwacht dat hij hierover in de kadernota een en ander terug zal horen, of van het college of van de raad.
De VOORZITTER concludeert dat de commissie over het algemeen positief is over het voorstel van het college. De motie die in de begrotingsvergadering is ingediend wordt zeer binnenkort uitgevoerd, zodat er inzicht komt in de meerjarenplanning. Verder is toegezegd na te gaan hoeveel geld de schoolbesturen nu ontvangen voor groot onderhoud in Rijssen-Holten, voorzover die informatie te vinden is.
7. Uitvoering re-integratiebeleid 2015 (opiniërend; Tijhof)
Mevrouw RIEZEBOS zegt dat de ChristenUnie positief staat tegenover het beleidsplan Participatiewet. Spreekster vraagt of de wethouder een nadere toelichting kan geven op het Participatiepact.
De heer POLMAN zegt dat D66 zich in het algemeen kan vinden in het document, maar heeft nog wel een vraag over de mensen met een kleine afstand tot de arbeidsmarkt. Hierbij wordt gesteld: “Wij investeren niet meer in mensen met perspectief op werk die het op eigen kracht kunnen redden, voorzover aanwezig in het uitkeringsbestand.” D66 is van mening dat deze mensen wel betrokken moeten worden bij het beleid, omdat het in feite gaat om ‘ervaringsdeskundigen’, die kunnen laten zien waar verbeteringen mogelijk zijn en als gratis ‘consultants’ ingezet kunnen worden. Op pagina 8 van de uitvoeringsnotitie staat een aantal zaken opgesomd, waarbij deze mensen heel goed kunnen helpen. Spreker refereert in dit verband aan het coalitieakkoord met de titel Samen werken #voor elkaar; daar zou dit heel goed bij passen.
De heer MEIJERINK zegt dat de PvdA in grote lijnen akkoord gaat met het voorstel. Spreker verwijst naar pagina 5 van de uitvoeringsnotitie, waar bij punt 9 een overzicht staat van de kosten. Na aftrek van de loonkosten re-integratie blijft er een bedrag over van € 166.200 voor de in te zetten instrumenten. Verderop staat onder punt 10, de tweede alinea, dat de re-integratiemiddelen niet toereikend zijn en dat een prioritering is aangebracht. In de commissie ABZM is eerder vanavond gesproken over de afronding van het Deltaplan. Er wordt € 395.000 teruggestort in de algemene middelen. In het voorliggende voorstel staat nu in feite een tekort aangegeven. Spreker vraagt, zowel aan de wethouder als aan de andere fracties, of hiervoor een oplossing is te vinden.
De heer BAAN zegt dat de SGP het Participatiepact een sterk instrument vindt. Het bedrijfsleven wil hiermee starten op 1 september 2015. De gemeente heeft een ambitieniveau neergelegd om 50 personen door middel van re-integratie uit te laten stromen naar regulier werk. Daarna is er nog doorstroming mogelijk binnen de treden. Spreker vraagt wat de stand van zaken is.
De heer TEN BERGE zegt dat de uitvoeringsnotitie een zaak van het college is. Het borduurt goed voort op het beleidsplan Participatiewet, dat eind 2014 is vastgesteld. Daarin is opgenomen: “Gelet hierop is het van belang om waar mogelijk aanvullende middelen binnen te halen of vrij te maken om te zorgen voor een goede uitvoering van de Participatiewet”. In de voorliggende notitie en in de bijgevoegde brief wordt gevraagd de € 33.000, de zachte landing, beschikbaar te stellen. Het CDA kan zich daarin vinden. Het college heeft daarmee de goede afweging gemaakt: enerzijds de effectieve inzet van middelen en anderzijds iets willen betekenen voor mensen die dat nodig hebben.
De heer STEGEHUIS zegt dat de VVD akkoord gaat met het voorstel. De ambitie om 50 mensen extra aan het werk te krijgen mag wat de VVD betreft wel hoger worden, omdat dat aan de andere kant meer zal opbrengen. Spreker vraagt de wethouder of het mogelijk is om meer mensen aan het werk te hebben zonder dat dat structureel meer geld kost.
De heer MULLER zegt dat Gemeentebelang ervan uitgaat dat met de extra bijdrage het financiële knelpunt is opgelost. Als dat niet het geval is en er blijft een tekort, dan wil Gemeentebelang dat graag van de wethouder horen.
Gemeentebelang is blij met de concrete doelstellingen: 50 personen en de doorstroming op de participatielasten.Bij de re-integratiekosten staat een PM-post vermeld. Spreker gaat ervan uit dat dit een risicovrije post is, die redelijk beperkt blijft.
Wat opvalt is het ontbreken van een eventuele bijdrage van derden. Spreker vraagt of er middelen zijn van bijvoorbeeld de regio of de provincie, die hierin extra ruimte kunnen geven.
Gemeentebelang is in afwachting van de notitie over het Participatiepact. Het Participatiepact is een goed initiatief.
Gemeentebelang steunt de overheveling van de gelden van harte.
Mevrouw HEUVER zegt dat Lokaal Liberaal zich kan vinden in de uitvoeringsnotitie en benieuwd is hoe het Participatiepact zal verlopen.
In het staatje op pagina 5 staat bij loonkosten re-integratieteam 3,56 fte. Volgens spreekster klopt dit niet en moet hier 3,06 fte staan.
Wethouder TIJHOF zegt op de laatste opmerking van mevrouw Heuver dat hierbij ook staat: “Anticiperend hierop zal het aantal re-integratieconsulenten uitgebreid worden met 0,5 fte". Opgeteld komt dit uit op 3,56 fte.
Er wordt hard gewerkt aan het Participatiepact. Samen met de ondernemers wordt het Participatiepact uitgewerkt en goed uitvoerbaar gemaakt. Er is een aantal zaken waarover op dit moment nog geen honderd procent duidelijk is. Die zaken zijn belangrijk voor de uitvoering van het Participatiepact. Voordat gestart wordt in september, wil het college het Participatiepact behandelen in de commissie.
De suggestie van D66 dat het college zijn voordeel kan doen met hooggeschoolden en anderen neemt spreker mee. Het is goed dat deze mensen niet aan de zijlijn blijven staan. Dat is ook het doel van het Participatiepact; iedereen laten participeren en meedoen. Het college bekijkt hoe zo effectief mogelijk met de middelen omgegaan kan worden. Hogergeschoolden die meer eigen capaciteit hebben, kunnen zichzelf beter inzetten en hebben minder middelen nodig om naar werk geleid te worden.
De inzet van deze krachten ten bate van anderen, vindt spreker daarbij een goede suggestie.
Met de middelen die het college nu voorstelt, kan begonnen worden. Het zijn middelen voor 2015 en 2016. Het college wil met het Participatiepact werken op een manier dat er een verdienmodel van gemaakt wordt, zodat de gemeente zichzelf bedruipt. Met het bedrijfsleven wordt overlegd om ervoor te zorgen dat mensen die aan de zijlijn staan, aan het werk kunnen gaan en kunnen blijven. In 2015 en 2016 wil het college met de raad bekijken hoeveel geld er structureel nodig is.
De vraag van de heer Muller over de PM-post wordt via een NB beantwoord.
De heer Muller stelde een vraag over middelen van derden om een ‘plus’ te kunnen boeken. Spreker zegt dat de gemeente zeker aanspraak zal maken op middelen van derden als daar kansen liggen.
Tweede termijn
De heer BAAN verzoekt de wethouder iets meer te zeggen over de stand van zaken op dit moment.
De heer MEIJERINK zegt dat in 2015/2016 bekeken wordt hoeveel geld er structureel nodig is. Spreker vraagt of het niet te laat is als op z’n vroegst in 2017 duidelijk is hoeveel geld er echt nodig is en er bijgeplust moet worden.
Mevrouw HEUVER verzoekt de wethouder meer duidelijkheid te geven over de financiering van de 0,5 fte, waarover zij in de eerste termijn een vraag stelde.
Wethouder TIJHOF zegt dat het college de vinger aan de pols houdt om in de loop van 2016 goed te kunnen beoordelen of en hoeveel extra middelen nodig zijn. Als er extra middelen nodig zijn, komt het college daarvoor terug bij de raad.
De heer MEIJERINK vraagt of de wethouder daarmee toezegt dat er in 2016 een evaluatie komt.
Wethouder TIJHOF beaamt de woorden van de heer Meijerink.
De optelsom van fte’s waarover mevrouw Heuver een vraag stelde, wordt via een NB beantwoord.
Naar aanleiding van de vraag over de stand van zaken van het Participatiepact zegt spreker dat het ambtelijk apparaat en de ondernemers volop in gesprek zijn over de ontwikkeling van het Participatiepact, met september als richtinggevende datum om te starten.
De VOORZITTER concludeert dat de commissie positief adviseert over het beschikbaar stellen van € 33.000 vanuit de zachte landing. Er volgt een NB over de optelsom van de fte’s en de PM-post.
8. Actiepuntenlijst
Actiepunt 1, Evaluatie centrale opstapplaatsen leerlingenvervoer, locatie Tuinstraat Holten, is beantwoord en komt te vervallen.
Bij actiepunt 2, Naheffing als gevolg van rekenfout SiSa-bijlage, heeft de commissie een voortgangsmededeling ontvangen. Het punt blijft op de actiepuntenlijst staan.
9. Rondvraag
De heer BEUNK vraagt of het college bekend is met de oriënterende vraag die is binnengekomen over een zonnepanelenveld als particulier initiatief.
Mevrouw HEUVER vraagt of er inmiddels een gesprek is geweest met de heer Nijkamp, naar aanleiding van het niet-doorgaan van de lichtjesavond in november op de begraafplaats.
Wethouder BEENS verzoekt de heer Beunk de vraag over de zonnepanelen te stellen in de commissie Grondgebied op 12 maart a.s.
Het gesprek met de heer Nijkamp heeft nog niet plaatsgevonden.
10. Sluiting
De VOORZITTER sluit de vergadering om 21.25 uur.
Aldus vastgesteld in de vergadering van de Commissie MDV van Rijssen-Holten op 13 april 2015.